In Singapore zou hij de belangrijkste minister zijn. Dat weet Rik Daems heel zeker. En ook vandaag krijgt hij meer felicitaties uit het buitenland dan in eigen land.

Waar jarenlang de sobere Herman Van Rompuy (CVP) de financiën van het Rijk beheerde, in een wit kasteeltje op het Brusselse Queteletplein tussen Madou en Kruidtuin, huist sinds anderhalf jaar zijn eertijds grootste criticus: Rik Daems (VLD), goedlachser in voorkomen, guller in handel en wandel. Rekent even snel als Van Rompuy, maar is creatiever. Met de zakjapanner van een handelsingenieur eerder dan van een boekhouder. Gedreven op zoek naar een meerwaarde voor overheidsgeld. Dat geld moet niet alleen goed beheerd worden, meent hij, het moet ook opbrengen. Dat is zijn core business.

Het wordt niet altijd even goed begrepen, zelfs niet onder zijn liberale vrienden, nochtans de herauten van de marktidee in de staat. Zo geloofden en geloven ook zij nog altijd dat hij in 1999 de portefeuille van Begroting ambieerde, en dat hij genoegen moest nemen met een ’troostprijs’: een mikmak van Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties. Ziedaar de minister die – als hij ten minste een goede liberaal wilde zijn – zichzelf binnen de kortste keren overbodig moest maken. Zo werd gegniffeld in de Wetstraat.

Daems is er na anderhalf jaar nog altijd van overtuigd dat het meest vernieuwende van het paarse project uitgerekend zijn eigen winkel is. In zijn kijk op de dingen bedankte hij er in 1999 voor om de rol van klassieke rentmeester te spelen -laat dat maar over aan een mindere god zoals Johan Vande Lanotte (SP)- zelf wilde hij chef ALM worden. ‘ALM?!’, vroegen ze daar ook rond de onderhandelingstafel.

Welja, Assets & Liabilities Management, het beheer van de activa en de passiva van de N.V. België. Daems kreeg dus niet weinig, nee, hij vroeg zélf veel. En omdat zijn gewenste portefeuille zelfs voor paars ‘iets te vernieuwend’ was, kreeg hij niet alles: het beheer van de passiva bleef bij Financiën, en de groenen legden zich nog liever op het spoor dan Daems op de NMBS los te laten.

Critici, en daarvan heeft Daems er vele, staan er elke keer weer van versteld hoe Daems erin slaagt om elke nederlaag als een overwinning uit te leggen. Zijn presentatie van ALM, met flipchart en slides en een salvo van honderd Engelse woorden per minuut, vinden ze best vermakelijk, maar met hun oude politieke reflexen en dito verstand hebben ze in de zomer van 1999 vooral gezien hoe Daems in de onderhandelingen over de te volgen begrotingsaanpak van Verhofstadt-I ‘door de mand viel’. Alleen ex-begrotingsminister Verhofstadt kon Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke de baas.

Daems mag dan al een enorm appeal hebben op knap en duur volk uit de wereld van consultancy en ICT – je ziet het aan het parkeerterrein op het Queteletplein – in de Wetstraat botst hij op veel scepsis. Een regeringsbron: ‘Hij trekt dure consultants aan die eerst een half jaar nodig hebben om de politieke besluitvorming onder de knie te krijgen, en na nog eens een half jaar leveren ze dan adviezen af die een doorslagje zijn van wat de ambtenaren hem al een jaar eerder hadden verteld. Ze worden dan alleen iets blitser gepresenteerd. Zo heeft de veiling van de UMTS-licenties een jaar vertraging opgelopen.’

LOOD OM GOUD

Zeker, er zijn verzachtende omstandigheden voor de rampspoed die Daems de jongste weken trof. Bij Sabena ligt het aan poor management van de Zwitsers, en bij de gsm-licenties ligt het aan de markt. Die was oververhit in de lente van 2000: wie toen veilde, reifde vetpotten binnen. Wie later kwam, België en zeven andere landen, moest wel achterop hinken. En wat het getalm betreft: Daems’ voorganger Elio Di Rupo (PS), die hem vandaag ‘Rambo’ noemt, liet hem ook geen geschenken achter.

Ironie, Daems wordt gehinderd door datgene waarvan hij altijd placht te zeggen dat het zijn grootste troef is: de markt.

En er is natuurlijk de blijvende misvatting over wat zijn ministerschap precies inhoudt. Als de dividenden van Belgacom de hoogte inschieten, krijgt het management felicitaties. Gaat het slecht, dan is Daems de kop van jut. Zijn presentatie van ALM is dermate slecht begrepen dat nog altijd velen, vooral PS’ers, in tijden van tegenspoed graag (doen) geloven dat de minister van Overheidsbedrijven ook de chef is. Diegene die beslist of postbodes korte of lange broeken moeten dragen, niet diegene die De Post en andere verpauperde kroonjuwelen van de staat ‘positioneert op de markt’. Voor zijn werk van het afgelopen anderhalf jaar krijgt hij naar eigen zeggen wel felicitaties uit het buitenland, niet in eigen land. ‘Hier denken velen nog altijd dat ik potverdorie de baas van België ben’, zegt hij vandaag, met onbedoelde deemoed.

Ze willen het in de regering best wel allemaal geloven. En zelfs de Vlaamse socialisten menen dat er Daems in het Sabena-dossier ten gronde niets te verwijten valt. Maar hij maakt zich tot de risé van de Wetstraat door zijn eigen grootspraak. ‘Het is zijn eigen schuld’, zegt een partijgenoot. ‘Hij claimt dat hij de patroon is, terwijl hij het niet is.’

Toen Daems in 1999 begon, en hij de ’taaie misverstanden’ over zijn portefeuille beu was, borstelde hij zelf een al te fraai beeld van zijn omnipotentie. Zijn portefeuille noemde hij ‘een van de interessantste en belangrijkste van deze regering’. Hij stond aan de top van wat ‘zowel sociaal-economisch als maatschappelijk een absolute groeisector’ was, eigenlijk ‘een enorme holding, niet zo heel veel kleiner dan bijvoorbeeld Fortis met zijn twaalfhonderd miljard’. En eigenlijk moest Verhofstadt hem danken omdat hij zijn beste jaren en krachten aan de politiek wil wijden: ‘Ik kan veel meer verdienen in het bedrijfsleven. Maar hier is de uitdaging boeiender.’

Een socialistische regeringsbron vat het zo samen: ‘Daems voelt zich geroepen om de Albert Frère van de publieke sector te worden. Helaas, nu ontdekt hij dat besturen méér inhoudt dan met fancy termen goochelen, ook als het economisch goed gaat.’

Daags voor de afsluiting van de kandidaturen voor de licenties, hield hij nog tegenover zijn collega’s vol dat hij zo goed als zeker was van acht (8!) kandidaten. Het werden er drie. Prompt kreeg Daems er in de Wetstraat een nieuw etiket bij: ‘de man die goud in lood verandert’. Al ontkent hij vandaag in alle toonaarden dat hij het ooit over de verwachte 280 miljard aan inkomsten heeft gehad. Maximaal over 60 miljard, nog altijd drie keer meer dan wat er uiteindelijk in de kas komt.

Niet getreurd. Daags na de tegenslag verscheen Daems alweer met een brede glimlach om het over de naderende beursgang van BIAC te hebben. Daems, de comeback kid.

TIJD VOOR DAEMS

Daems heeft dezer dagen geen tijd meer om zich nog met de partij in te laten. Daar zijn Verhofstadt en VLD-voorzitter Karel De Gucht zeker niet rouwig om. Gooit de markt soms alle regels van elementaire rekenkunde overhoop, ook het politieke spel is onberekenbaar. Daems verspeelde tegen het einde van twaalf jaar liberale oppositie een groot deel van zijn krediet. Te lang op meerdere paarden tegelijk gewed. Toen het verblijf in de oppositie de blauwe cohesie danig op de proef begon te stellen, en de nervositeit hand over hand toenam met opeenvolgende rechtstreekse voorzittersverkiezingen, profileerde Daems zich binnen en buiten de partij als de man in het midden.

Daems verenigt in zijn persoon de karikaturen van de volksliberaal en de gladde yuppie. Dat was, hoopte hij, een absolute asset op het moment dat politieke tegenstanders zich verkneukelden in het tegen elkaar uitspelen van Guy Verhofstadt en Herman De Croo. Daems was de zelfverklaarde kapitein van Verhofstadt, maar ook van De Croo. Voor iedereen aanvaardbaar, en daardoor ook voor niemand echt te vertrouwen. Charmant, maar net een beetje té.

Toen de VLD in het begin van 1999 geplaagd werd door een aanval van openlijk pessimisme over de kansen op regeringsdeelname, misrekende hij zich voor het eerst echt. Welke liberaal zou bij een eventueel verlies van de VLD op 13 juni 1999 nog aanvaardbaar zijn om de partij een nieuwe toekomst te geven? Juist, tijd voor Daems.

Het liep anders. Van de Wetstraat 16 en de Melsensstraat mag hij zijn rijkje op het Queteletplein rustig verder bestieren. Als officieus ‘vice-premier’ voor de VLD laat hij zich, zoals Marc Verwilghen, binnen de regering amper horen over het algemeen beleid. De VLD hééft een goede vice-premier, en die heet Luc Coene, kabinetschef van de premier.

Bij Daems zelf geloven ze dat de collega’s nu pas het belang van zijn portefeuille beginnen in te zien. Dat hopen ze toch.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content