De dood van de broers Hoessein was wat de Verenigde Staten in Irak nodig hadden. Maar zal het voldoende blijken?

Pas na een zes uur durende belegering konden Amerikaanse troepen dinsdag 22 juli de half verwoeste villa binnengaan waar ze de lijken vonden van de broers Hoessein, Qusay en Uday, de twee zonen van Saddam Hoessein. De villa – die naar verluidt zoals de meeste grote huizen in die buurt grotendeels versterkt was als een bunker – stond vreemd genoeg in de Noord-Iraakse stad Mosul, een eind weg van de zogenaamde ‘soennitische driehoek’ waar Saddam Hoessein en zijn Baath-regime hun aanhang hadden, en waar de Amerikaanse bezetting de meeste tegenstand en moeilijkheden ondervindt.

Wat was gebeurd? Iemand – een buurman, een voorbijganger – was de Amerikaanse post binnengestapt met de boodschap dat hij de broers had herkend, en dat ze in die villa zaten. Eens het huis omsingeld, waren de bewoners gesommeerd eruit te komen, en toen de broers Hoessein dat niet deden, probeerden soldaten binnen te gaan. Maar ze werden op kogels onthaald. Uiteindelijk kwamen er, tijdens de urenlange veldslag, antitankgranaten en gevechtshelikopters aan te pas om de weerstand in het huis uit te schakelen. Binnen vonden de Amerikanen vier doden. Dat waren Uday en Qusay Hoessein, een tiener die misschien de kleinzoon van Saddam was, en een vermoedelijke lijfwacht. Met hun vieren hadden die een Amerikaanse overmacht een halve dag beziggehouden, wat misschien tekenend is voor de Amerikaanse manier van oorlogsvoering, maar dat kon de pret niet drukken.

Was het moeilijk een ‘grote overwinning’ te noemen, de Amerikanen hadden hiermee alleszins een grote slag geslagen, en dit op een moment dat ze daar dringend behoefte aan hadden. In de VS begon het immers door te dringen dat wel elke dag één of twee Amerikaanse soldaten in Irak sneuvelden. Men zat al over de veertig doden sinds president George W. Bush vanaf zijn vliegdekschip de oorlog gewonnen en beëindigd had verklaard. Het bericht had net de Amerikaanse bevolking bereikt dat de soldaten die al meer dan een half jaar in het Midden-Oosten zaten, en aan wie beloofd was dat ze dezer dagen naar huis zouden kunnen, voor onbepaalde tijd langer in Irak zouden moeten blijven. Er zijn te weinig Amerikaanse troepen in Irak voor de bezetting, er is behoefte aan versterking, maar die blijkt moeilijk te vinden. En ook de bezetting zelf wil niet vlotten.

TOPFIGUREN

Uday en Qusay waren alleszins topfiguren van Saddams regime. In het Amerikaanse boek speelkaarten van gezochte figuren waren zij twee azen. De Irakees die ze aangaf bij de Amerikanen zou recht moeten hebben op een beloning van tweemaal vijftien miljoen dollar (men moet afwachten of hij die ook krijgt, oorlog voeren kost geld). Van de echte kopstukken ontbreekt haast alleen Saddam Hoessein zelf nog.

De dood van de broers zou logisch gezien een zware slag moeten zijn voor Saddam en voor zijn Baath-regime of wat daar nog van overblijft. Maar wellicht meer een psychologische of symbolische klap dan een reële, want niets wijst erop dat Uday of Qusay bijzonder bekwame leiders waren. Bekwaam waren zij vooral in het terroriseren van de Iraakse bevolking, gruwelverhalen over hen deden al de ronde lang vóór de jongste oorlog begon. Iedereen heeft hun foto’s – in leven, en, daarna, van hun ‘gefatsoeneerde’ hoofden na de slag – kunnen zien in de kranten. De Amerikanen hoopten op die manier de Irakezen te kunnen overtuigen dat de twee fils à papa wel degelijk uitgeschakeld waren, en niet meer zouden terugkomen. Maar hoe kan men daar zeker van zijn?

Uday, de oudste, is algemeen afgeschilderd als de ergste. Een psychopaat die graag zelf moordde en martelde, op grote schaal verkrachtte en zelfs als baas van de Iraakse sportbond atleten liet folteren als ze niet gewonnen hadden. Zelfs Saddam had ingezien dat hij niet de beste troonopvolger was, en had zijn voorkeur gegeven aan de twee jaar jongere Qusay. Die was minder exuberant. Maar was hij beter? Qusay was de chef van de Iraakse veiligheids- en inlichtingendiensten. Later werd hij ook opperbevelhebber van het leger. Dat leger heeft in de voorbije (volgens Bush) oorlog zijn kwaliteiten en Qusays leiderschap aangetoond…

Maar de veiligheid, en de inlichtingendiensten? Die waren in staat mensen met dode kinderen, die zelf crepeerden van de honger, op straat te doen dansen ter ere van Saddam: geen geringe prestatie. Decennialang hebben die de terreur in Irak georganiseerd tot ze bijna spreekwoordelijk werd. Hun chef moordde, folterde en verkrachtte misschien niet zelf. Hij liet dat doen door zijn ondergeschikten. De Iraakse sjiieten zijn, toen hij met hen klaar was, niet opnieuw in opstand durven te komen. Hoe zou men dus, op basis van foto’s in de krant, de modale Irakees ervan kunnen overtuigen dat deze twee jongens dood zijn en niet meer kunnen terugkomen?

GUERRILLA

Toch is dat precies wat zou moeten gebeuren. Bagdad heeft nog steeds geen betrouwbaar water, noch elektriciteit. Vrouwen blijven er steeds meer binnen, en mannen na donker ook, zozeer is de straatcriminaliteit toegenomen. De Amerikanen, die alles zo goed wisten, hebben er in de ogen van veel Irakezen niets van gebakken. Daarbovenop komt de guerrilla. De oorlog zelf heeft omzeggens geen Amerikaanse slachtoffers geëist, dus het oppercommando zou wel wat reserve moeten hebben, maar zoals gezegd gaat er geen dag voorbij zonder één of twee dode soldaten. Volgens defensieminister Donald Rumsfeld is er niets aan de hand, maar zijn generaals ter plaatse noemen het een guerrilla.

Het zijn, zegt de Amerikaanse proconsul Paul Bremer (hoofd van de voorlopige coalitie-autoriteit), professionele strijdkrachten die deze aanvallen uitvoeren: van paramilitaire milities als de ‘Fedayin Saddam’ (Uday was daar de baas van), van de Speciale Republikeinse Garde of van de veiligheidsdiensten van het regime. Anderen zijn daar niet zo zeker van. Die zeggen dat er geen lijn zit in de aanslagen, en geen commandostructuur achter de operaties. Kan zijn, zeiden weer andere waarnemers, maar als Saddam nu gepakt zou worden, of zijn zoons, dan zou dat de would-be guerrillastrijders misschien ontmoedigen, als het al geen werkelijke onthoofding van hun verzet zou betekenen. En dat zou nu dus juist het geval moeten zijn.

Voor de Amerikanen is het des te dringender omdat hun soldaten, moe en ontevreden, meer en meer ingezet moeten worden in ordehandhaving en low intensity conflict. Antiguerrilla dus, waar ze niet voor opgeleid en niet voor gekomen zijn. Dat doen ze niet goed, en vaak al te brutaal. En zo zitten de Verenigde Staten op het hellend vlak, dat naar ‘een nieuw Vietnam’ kan leiden. Meer soldaten hebben de Amerikanen nodig, liefst uit andere landen – bijvoorbeeld uit Europa nu India er geen wil sturen – om een ‘rotatiebeweging’ in de eigen strijdkrachten op gang te kunnen brengen. Maar meer nog hebben ze functionerende politieke structuren in Irak nodig, die de sterk ondermijnende indruk van een machtsvacuüm wegnemen, waar andere Iraakse krachten meer en meer naartoe gezogen worden.

De pas aangestelde Iraakse regeringsraad zou daarin een rol kunnen spelen. Hij is met aandacht samengesteld en alle mogelijke fracties zijn erin vertegenwoordigd. Maar hij is niet verkozen, en de echte macht blijft in handen van de Amerikanen, die het land niet echt kennen. Het beste bewijs daarvan is het recente besluit om, in de strijd tegen de guerrilla (waarvan sommigen denken dat hij gedeeltelijk uit andere landen – met name Iran – wordt ingevoerd), de fameuze Moedjahedin Khalk in te schakelen. Dit is een Iraanse oppositiegroep die onlangs op de Amerikaanse en Europese lijsten van terroristische organisaties terechtkwam, en die een legertje in Irak had, onder de hoge bescherming van Saddam. Zowel gehaat door Irakezen als Iraniërs zijn deze lieden totaal ongeschikt voor het veroveren van harten en geesten van het Iraakse volk. De Iraakse sjiieten zelf zijn ondertussen nog te zeer onderling verdeeld om veel anders te kunnen doen dan de kat uit de boom kijken. Met vertegenwoordigers in de Regeringsraad, en met één oog op dat machtsvacuüm.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content