Met een nieuw rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven over de loonkosten en het concurrentievermogen hebben de sociale partners de hete aardappel doorgeschoven naar zichzelf.

Wie durft de economische ontwikkeling te voorspellen? De vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en vakbonden in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) alvast niet. In een nieuw rapport over de loonkosten en de concurrentiekracht van de ondernemingen schuiven ze daarom twee scenario’s naar voren om voor 2009-2010 een loonnorm vast te leggen.

De CRB-scenario’s houden rekening met de loonontwikkeling in Frankrijk, Nederland en Duitsland, waar geen automatische koppeling van de lonen aan de inflatie bestaat. Het eerste stoelt op prognoses van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, die in juli voor de drie buurlanden een gemiddelde loonkostenverhoging van 6,4 procent voorspelde, terwijl in ons land de stijging door de loonindexering 5,6 procent zou bedragen. Daardoor zouden werkgevers en vakbonden nog een onderhandelingsmarge van 0,8 procent hebben. Maar in een tweede schema, dat de scherpe economische terugval in rekening brengt, staat de teller van de toename van de loonkosten voor zowel België als de buurlanden op 5,1 procent. Een marge voor een reële loonstijging in ons land is er in deze oefening niet meer.

Het CRB-rapport maakt voorts duidelijk dat in de periodes 2005-2006 en 2007-2008 de afgesproken loonnorm overschreden werd en dat de loonkosten veel sneller omhoog zijn gegaan dan in de buurlanden (zie grafiek). Sinds de invoering van de loonnorm in 1996 is de loonkostenhandicap van de Belgische bedrijven tegenover hun concurrenten in Frankrijk, Duitsland en Nederland met 4,1 procent toegenomen. Ook op andere vlakken – opleiding en vorming van werknemers (1,12 procent van de loonmassa), innovatie door onderzoek en ontwikkeling (1,8 procent van het bruto binnenlands product of bbp) – doet België het veel minder goed dan de buurlanden.

Volgens CRB-voorzitter Robert Tollet zijn de twee loonscenario’s van de sociale partners ‘bakens, die tonen dat ze zich bewust zijn van de ernst van de economische toestand’. In feite hebben ze de hete aardappel van het centraal loonoverleg doorgeschoven naar… zichzelf. Hun posities blijven immers heel ver uit elkaar liggen. Voor de werkgeversorganisaties kan er alleen sprake zijn van nettoloonsverhogingen voor lagere inkomens, zodat de bedrijfskosten niet verder worden opgedreven. Ze willen ook dat de opgebouwde loonkostenhandicap, zoals dat sinds 2002 de regel zou moeten zijn, verkleind wordt op het conto van de loonstijging in de komende twee jaar. Maar zo herleiden ze de marge voor een reële loonsverhoging in 2009-2010 tot minder dan nul. En dat is ondenkbaar voor de vakbonden, die stellen dat de fiscale lastenverlagingen van de voorbije jaren die handicap al minstens 1 procent kleiner hebben gemaakt, en dat veel bedrijfsleiders zelf buiten de loonnorm treden met fikse loonsupplementen. Zij blijven aandringen op een brutostijging van de minimumlonen en een hogere vergoeding van de kosten voor het woon-werkverkeer.

Deze tegenstellingen ondermijnen de slaagkansen van een nieuw centraal loonakkoord. Die kansen worden niet groter nu de economie volgens de Nationale Bank in een recessie wegzakt. Het enige lichtpunt is een daling van de inflatie (volgens het Planbureau naar goed 2 procent in 2009), zodat de loonindexering lager kan uitvallen en er een minieme marge voor een reële loonstijging ontstaat. Van de regering-Leterme hoeven de sociale partners daarbij niet veel te verwachten, ondanks liberale kreten over belastingverlagingen. Sinds de Europese Commissie heeft gewaarschuwd dat er in 2009 een begrotingstekort van 1,4 procent van het bbp of bijna 5 miljard euro dreigt, zijn haar mogelijkheden om de loononderhandelingen te ‘smeren’ alleen maar verder ge-slonken.

DOOR PATRICK MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content