Decennialang werd met de Britten alleen thee gedronken en geruzied. Maar sinds Guy Verhofstadt eerste minister is, botert het weer tussen Wetstraat 16 en Downing Street 10. Alleen is niet meteen duidelijk wie daar beter van wordt.

Minder dan twintig uur nadat premier Guy Verhofstadt (VLD) voor enkele honderden Europese journalisten de lange lijst prioriteiten van het Belgisch voorzitterschap had opgesomd en toegelicht, stond zijn topadviseur Peter Moors al klaar om naar Londen te vertrekken. Samen met Alex Van Meeuwen, de gloednieuwe directeur-generaal van Buitenlandse Zaken en het Europees klankbord van minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) en Johan Verbeke, kabinetschef van staatssecretaris Annemie Neyts (VLD), moest hij er met de Europese staf van premier Tony Blair confereren.

Althans dat was de bedoeling, want op het laatste moment werd het gesprek enkele dagen uitgesteld. Dat het rendez-vous in het verlengde van de Belgische programmaverklaring lag, heette puur toeval te zijn. De afspraak was al weken voordien gemaakt. Het feit dat ook de persconferentie in het Justus Lipsius-gebouw al weken vastlag, werd voor het gemak verzwegen. Het rendez-vous in Londen werd als een routinebijeenkomst afgedaan en paste in ‘de vele contacten die België met alle Europese lidstaten heeft’. Ook de onverwachte avondlijke babbel van Blair met Verhofstadt op 26 april en de frequente apartjes die minister van Financiën Didier Reynders (PRL) met zijn collega Gordon Brown heeft, worden als heel normaal omschreven. Op dit ogenblik vindt de Belgische diplomatie het niet opportuun om de ‘versterkte samenwerking’ tussen Brussel en Londen te veel in de verf te zetten. In de politiek gebeurt het wel meer dat ingrijpende verschuivingen eerst worden ontkend en later als vanzelfsprekend voorgesteld.

Het recept waarmee België de jongste decennia Europese politiek bedreef, was simpel, zoniet simplistisch. Het bestond erin om zo handig mogelijk tussen Duitsland en Frankrijk te laveren. Met de Vlaamse christen-democratie op de commandoposten schurkte de Belgische diplomatie wat dichter bij de Duitsers aan, terwijl de Franstaligen vooral naar Parijs lonkten. Met Londen werd decennialang alleen thee gedronken en geruzied. Over het neoliberalisme, de Falklands, de Ierse priester Ryan, de munitie tijdens de Golfoorlog en de federale toekomst van Europa. In juni 1994 mocht premier Jean-Luc Dehaene (CVP) de rekening van meer dan tien jaar koude oorlog betalen en wraakte de Britse premier John Major hem als voorzitter van de Europese Commissie. Geen mens die zich in Londen om Dehaene en het affront aan de Belgische natie bekommerde. Voor het Foreign Office was België de grootste vijand onder al de bondgenoten.

HET MASTERPLAN VAN DE AMBASSADEUR

Die tijd behoort tot het verleden. Sinds Frank Vandenbroucke (SP) zich in Oxford in de sociale zekerheid en de Britse sociaal-democratie verdiepte en de voormalige kabinetschef van Willy Claes (SP), de zeer alerte Lode Willems, Belgisch ambassadeur in Londen is, herontdekte een deel van de Vlaams politieke elite de weg naar Downing Street. Toen Verhofstadt zijn intrek nam in de Wetstraat 16, ging het plots heel vlug en werd het masterplan van Willems werkelijkheid. Blair was een van de eerste Europese regeringsleiders die de premier thuis gingen opzoeken en op 23 februari vorig jaar zongen dear Tony, Verhofstadt en Vandenbroucke in het Gentse stadhuis de lof van de actieve welvaartsstaat. En om zowel Blair als de Belgische diplomatie duidelijk te maken dat het menens was, verwees Verhofstadt naar … 1345. Toen werd die andere Gentenaar en trouwe aanhanger van het Britse koningshuis Jacob van Artevelde op Frans bevel terechtgesteld. Wegens hoogverraad. De Belgische eerste minister riep Van Artevelde uit tot een onvermoeibaar strijder voor democratische vrijheden.

Sinds begin vorig jaar behoort België opnieuw tot de bevoorrechte partners van het Verenigd Koninkrijk. Tussen de twee landen is er nu permanent en systematisch overleg. Op alle niveaus, ook het hoogste. Waarover de twee regeringsleiders het op de avond van de 26ste april hadden, is weinig bekend. Uiteraard ging het over de (zeer waarschijnlijke) Britse verkiezingen van 7 juni en probeerde Blair zijn collega te overtuigen om daar bij de voorstelling van het Belgische voorzittersprogramma rekening mee te houden. New Labour, zo hadden Brown en de Britse ambassadeur in Brussel Reynders verteld, was er als de dood voor dat België van de fiscale harmonisatie een strijdpunt zou maken. Het zou de Britse toetreding tot de euro in gevaar brengen, want vooral de Tories zouden er profijt van trekken. Toeval of niet, maar hoe ambitieus het Belgische programma ook is, wat betreft fiscaliteit blijft het erg op de vlakte.

De Belgische diplomatie doet haar best om de zeer goede verstandhouding tussen Brussel en Londen niet te veel te laten opvallen. Het ligt allemaal erg gevoelig, in Parijs maar evengoed in Brussel. Met zijn fijne neus voor machtsverhoudingen had minister van Buitenlandse Zaken Michel vlug door dat de tandem Blair-Verhofstadt enkele ijkpunten van de Belgische Europapolitiek in beweging kon brengen en de emotionele pendant van de Franstaligen voor Parijs kon verstoren. Hoe belangrijk Michel de as Brussel-Parijs wel vond, bleek toen hij Alain Rens vroeg om zijn kabinet te leiden. De keuze lag niet voor de hand. Rens staat als een Franstalig socialist bekend, hij was ambassadeur in Parijs en werd geacht de twee functies te combineren. Ook Pierre Champenois, de opvolger van Rens in Parijs, maakte een tussenstop op het kabinet van Michel. Er waren ook ideologische bezwaren tegen de close cooperation tussen Brussel en Londen. Terwijl Vandenbroucke New Labour, Blair en de Derde Weg bij de SP dedouaneerde, kwam voor de PS het socialistisch licht nog steeds uit Frankrijk. Vice-premier Laurette Onkelinx (PS) probeerde met haar Franse collega Martine Aubry radicalere sociale klemtonen in het Europees debat te loodsen, maar ervoer vlug dat voor Lionel Jospin en zijn regering Europa geen topprioriteit was. Als de Belgische regeringstop op dit ogenblik zoveel beter met Londen dan met Parijs over een ‘globaal Europees project’ kan praten, heeft dat niet alleen met de goede verstandhouding tussen Blair en Verhofstadt te maken. De belangrijkste reden ligt in Parijs zelf.

FRANSE NAVELSTAARDERIJ

Of de top van Nice in december vorig jaar winnaars kende, is nog maar de vraag. Verliezers waren er daarentegen in overvloed. De Europese Unie natuurlijk, maar ook Frankrijk. Pijnlijk duidelijk kwam toen het Franse onvermogen aan het licht om de Europese debatten te sturen. Het ontbrak de Fransen aan ideeën en talent en op zijn eentje presteerde president Jacques Chirac het om al die tekorten dik in de verf te zetten. En alsof dat niet volstond, slaagde hij erin om iedereen die hem iets in de weg legde, voorgoed tegen zich in te nemen. Zelfs Michel, die er nochtans iets voor over heeft om met de Fransen in team op te treden, moest in Nice een paar grove scheldwoorden van Chirac incasseren. De echte ontgoocheling van Nice was echter Jospin. Op geen enkel moment kwam hij uit de schaduw van de president, meer zelfs, hij deed niet eens de moeite. Tot voor kort werd Jospins Europese kleurloosheid en stilte op rekening van de cohabitation geschreven. Omwille van de godsvrede in de Vijfde Republiek kon hij het zich niet veroorloven om de president in Europese zaken voor de voeten te lopen. Sinds Nice wint een andere opinie veld. Inzake Europa zou het Jospin zowel aan een plan, motivatie als aan belangstelling ontbreken. Als Verhofstadt zo ongegeneerd met de Britten mag stoeien, is het ook omdat Parijs zo weinig te vertellen heeft en niet meer in staat is om de grote Europese lijnen uit te zetten.

De gevolgen laten zich raden. De volgende maanden en jaren zal Berlijn het initiatief steeds nadrukkelijker naar zich toe trekken. Vorige week was het al zover. Nadat minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer met zijn veelbesproken Von Humboldt-rede van maart 2000 de weg effende, pakte de SPD-leiding met haar ingrijpende hervormingsvoorstellen van de Europese instellingen uit. Omdat Gerhard Schröder zowel regeringsleider als partijvoorzitter is en het de redactie van Der Spiegel, die het nieuws uitbracht, goed uitkwam, werd Schröder tot de vader van het plan uitgeroepen. De waarheid is genuanceerder en als het hem goed uitkomt, kan de kanselier zich nog altijd van sommige voorstellen distantiëren. Het is immers geen regeringstekst, slechts een ontwerptekst waarover het SPD-congres van 19 november zich moet uitspreken. Volgens het document moet de Europese Commissie een volwaardige regering worden, het parlement zou veel ruimer medebeslissingsrecht krijgen en verantwoordelijk worden voor het hele budget, inclusief landbouw. De raad van ministers zou dan weer een Europese statenkamer worden.

De onfortuinlijke Wolfgang Schäuble, de troonopvolger die door ex-kanselier Helmut Kohl in zijn val werd meegesleurd, maar nog steeds het Europese brein van de CDU is, had weinig of geen inhoudelijke kritiek op de voorstellen van Schröder. Wel had hij vragen hoe de kanselier die plannen zou realiseren. In een lange persbabbel met enkele journalisten in het Europees parlement in Brussel deed Schäuble daar heel somber over. ‘Zolang de Frans-Duitse motor niet draait, maakt dit project geen enkele kans.’ Hoewel Schäuble een prominent lid van de Duitse oppositie is en zowat alle Duitse kranten present waren, verdedigde hij de stelling dat de schuld niet bij Schröder maar wel bij de Fransen lag. ‘Ze zijn stuurloos en met andere dingen dan Europa bezig.’

IN DE VOETSPOREN VAN SCHRÖDER

In de Wetstraat 16 hebben ze de concrete inhoud van de zogenaamde voorstellen-Schröder zoals iedereen van de website van de SPD moeten plukken. Veel voorafgaandelijk overleg rond de inhoud en de timing was er dus niet. Toch zijn de gelijkenissen tussen het SPD-plan en de ideeën die premier Verhofstadt in zijn toespraak van 21 september 2000 ‘Een visie voor Europa’ formuleerde, treffend. De premier zei het ook met zoveel woorden op zijn persconferentie in het Justus Lipsius-gebouw en uitgerekend die verklaring leverde hem de meeste echo’s in de internationale pers op.

Als er al verschillen tussen de Duitse en de Belgische tekst bestaan, lijken ze veeleer van literaire aard. Schröder & Co maakte een werkstuk voor een congres, Verhofstadt schreef in 2000 een redevoering. Het eerste document is vollediger en preciezer, het tweede boeiender. Toch valt het te betwijfelen of daar de reden ligt waarom de Duitsers guller met de bevoegdheden van het Europees parlement zijn. Ook inzake de nieuwe bevoegdheidsverdeling tussen Unie en lidstaten zijn er verschillen. Terwijl de Duitsers de vraag opgooien of landbouw en structuurfondsen niet terug naar de lidstaten moeten, had Verhofstadt het op zijn persconferentie over de productnormering. Op de permanente vertegenwoordiging van nogal wat lidstaten, maar eveneens in de Belgische euro-delegatie, reageerden velen verbaasd. Uitgerekend de productnormering was een van de grote prioriteiten van het Belgische voorzitterschap van 1993. Het ging immers, zo stelde de regering toen op verzoek van commissievoorzitter Jacques Delors, om een van de belangrijkste sluitstukken van de gemeenschappelijke markt.

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content