Staaldraadgigant Bekaert bestaat 125 jaar. Het bedrijf werd gesticht door Leo Leander en grootgemaakt door zijn zoon Léon, die vanuit Zwevegem meespeelde in de Belgische politiek.

Léon baron Bekaert was een ‘groot en visionair’ bedrijfsleider: zo huldigden de werkgeversorganisaties een van hun stichtende leden na zijn dood op 19 december 1961. La Revue Nouvelle schreef lovend: ‘Hij was een patriot, gehecht aan zijn vaderland en zijn vorsten. Een burgemeester die oog had voor de noden en zorgen van zijn volk. Het hoofd van een onderneming die hij een uitstraling gaf tot ver over de grenzen.’ En vooral: ‘Hij was een christen, die ernaar streefde de sociale leer van de paus niet alleen naar de letter maar ook naar de geest toe te passen.’

Bekaert leefde in een tijd waarin het katholicisme nog meetelde, en een burgemeester zeker. Volgens Jan Deloof, die in De tijd is veel veranderd de geschiedenis van 100 jaar Bekaert schetst , vertelde Bekaert graag de anekdote dat in de zondagsmis sommige mensen een tweede keer naar de communie gingen, omdat ze vreesden dat hun burgemeester-werkgever hen niet zou hebben opgemerkt. Dat deed hem glimlachen. Bekaert was ‘een grote meneer’.

Dat vond ook de socialist Louis Major. Bij de eerste verkiezingen van de ondernemingsraad in 1948 zei Bekaert hem: ‘Uw syndicaat wil bij mij in Zwevegem kandidaten voorstellen. Maar dat kan niet. Ge weet, Louis, er komt bij mij niemand binnen zonder briefje van de pastoor, en ik wil niet dat men nationaal de indruk krijgt dat ik het ABVV er absoluut wil buiten houden. Ge moet vragen dat ze zich terugtrekken.‘ Maar toen de socialistische vakbondslui toch deelnamen en drie van hen verkozen werden, garandeerde Bekaert Major dat hij ze zou ‘behandelen zoals de anderen’. De briefjes van de pastoor werden afgeschaft.

Het was die houding – een mengeling van leiderschap, realisme en dienstvaardigheid – die hem tot een van de belangrijkste mannen van België maakte.

Léon Bekaert werd geboren op 9 december 1891 in Zwevegem. Zijn vader was daar burgemeester en had een ijzerhandel, waar hij ook heiligenbeelden en zo verkocht. Een ‘spin-off’ van zijn werk als koster. Maar vader Bekaert had ook een fabriekje waar hij zijn eigen stekkerdraad produceerde, en prikkeldraad was in die jaren een gegeerd product. Uit die Usines Saint Antoine groeide de Groep Bekaert, die vandaag meer dan 16.000 mensen in 120 landen tewerkstelt. En dat is de verwezenlijking van Léon Bekaert.

NV Bekaert

Léon Antoine, zoals hij voluit heette, was geen gewone jongen, dat werd al snel duidelijk.

Een briljante leerling, die zoals het een goede katholiek paste, in Namen aan zijn rechtenstudie begon. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was hij student rechten in Leuven. Hij werd opgeroepen voor legerdienst en kwam niet veel later gewond in een Leuvens ziekenhuis terecht. Toen de Duitse troepen de stad in brand staken, vluchtte hij via Nederland naar Engeland. Daar begon hij met de productie van onderdelen voor vliegtuigmotoren. Hij trouwde daar ook met Elisabeth Velge. Haar broers, Jules en Max, trouwden met zijn twee zussen. Het was een hechte familie en de zwaarste slag was ongetwijfeld toen Léon Karel Bekaert en Karel Velge samen sneuvelden in 1940. De jongste zoon Bekaert, Antoine, zou het bedrijf voortzetten.

Hoewel de fabriek in Engeland een succes was, ging Léon Bekaert terug naar Zwevegem. Hij studeerde af in de rechten, nam het familiebedrijfje over, maakte er een NV van en begon ook kippengaas, ijzerdraad en nagels te maken. Een schot in de roos, zeker toen Léon zijn eigen internationale verkooporganisatie uitbouwde. Want zijn bedrijf kwam op de eerste plaats. En daar toonde hij zich een vernieuwer die met West-Vlaamse koppigheid doorzette. Zo nam hij in 1953 de beslissing om staaldraad voor radiaalbanden te gaan fabriceren. Niemand geloofde erin – nu maken ze het tot in China.

Wie de biografie van Bekaert leest, beseft hoe die man gewoekerd moet hebben met zijn tijd. Naast zijn werk als bedrijfsleider, was hij burgemeester van Zwevegem, regent van de Nationale Bank, docent aan de KU Leuven, lid van talloze raden, voorzitter van nationale en internationale bedrijfsorganisaties, adviseur van ministers en bankiers, van koning Leopold en later van koning Boudewijn. En vlak voor de oorlog zette deze trouwe katholiek – hij ging elke dag naar de mis – met de steun van kardinaal Jozef Ernest Van Roey en de katholieke politicus Frans van Cauwelaert een krant op. De Courant moest de veel te flamingantische politiek van De Standaard counteren. Het werd een mislukking, maar Bekaert had de smaak te pakken.

Na de oorlog zou hij opnieuw krantenuitgever worden. Want De Standaard was ‘verbrand’ en mocht niet meer verschijnen. Bekaert vond dat de katholieken ook hun krant moesten hebben. Hij nam journalisten aan als Theo Luykx, die later hoogleraar werd aan de universiteit van Gent, de latere CVP-minister Renaat Van Elslande, de latere voorzitter van het Europees parlement Victor Leemans en zijn collega Europees Commissaris Albert Coppé. Samen maakten ze De Nieuwe Standaard en Het Nieuwsblad.

Toen De Standaard in april 1947 weer mocht verschijnen, werd De Nieuwe Standaard in één nacht omgedoopt tot De Nieuwe Gids.

De remmende voorsprong

Maar in 1940 kwam het er in de eerste plaats op aan om het land én de fabrieken heelhuids door de oorlog en de bezetting te krijgen. Alexandre Galopin, gouverneur van de Société Générale, werkte de methode uit: de fabrieken werkten en leverden aan Duitsland in ruil voor voedsel en de tewerkstelling van de Belgen in eigen land. Maar Galopin bereidde tegelijk de naoorlogse periode voor. Hij richtte de sociale studiegroep ( Groupement d’Etudes Sociales) op waar bedrijfsleiders en vakbondsmensen elkaar vonden. Bekaert werd lid en leerde Auguste Cool van de christelijke en André Renard van de socialistische vakbond kennen en waarderen. En zij hem.

Dirk Luyten, onderzoeker aan het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA) zegt daarover: ‘Binnen die studiegroep dokterde Bekaert een sociaal systeem uit, dat zeer sterk geïnspireerd was op het sociaal-economische corporatisme. Dat wil het sociaal-economische leven niet laten regelen door de staat, maar door paritaire comités en economische raden. In principe is subsidiariteit een katholieke idee die al in het interbellum leefde: sociaal-economische regelingen moeten niet getroffen worden op het niveau van de centrale staat, maar zo dicht mogelijk bij de burgers.’

Die ideeën zullen uitlopen op het Sociaal Pact van 1944, dat beschouwd wordt als hét basismanifest van het Belgische overlegmodel. En daar zat de katholieke werkgever Bekaert op dezelfde lijn als de linkse socialist Renard. Luyten: ‘Beiden deelden fundamenteel dezelfde economische opvattingen. Voor hen had België door de wet van de remmende voorsprong – België was een voorloper bij de industriële omwenteling – door de jaren heen een achterstand opgebouwd. De industrie moest daarom gemoderniseerd worden, en de arbeidsproductiviteit moest omhoog. Afzet en massaconsumptie zijn maar mogelijk als de koopkracht van de werknemers toeneemt. Daartoe moeten de reële lonen omhoog, is er nood aan een volledige tewerkstelling, en moet de sociale zekerheid worden ingevoerd.

Bekaert was een voorstander, omdat het Pact sociale toegevingen impliceerde die een verdergaande corporatieve hervorming gemakkelijker zou maken. Bovendien zou voor het eerst een verplichte sociale zekerheid voor werknemers worden ingevoerd.’

Massaconsumptie, sociale zekerheid, sociaal overleg: allemaal nieuwe begrippen waarvan de echte resultaten pas zichtbaar werden in de jaren zestig, die ‘ golden sixties‘ toen alles mogelijk leek. Maar dat maakte Bekaert niet meer mee. Hij overleed, in zijn eigen Zwevegem waar hij bijna zijn hele leven had gewoond en gewerkt. Onder zijn kerktoren.

Ingrid Van Daele / Misjoe Verleyen

Léon Bekaert was een vernieuwer die zijn plannen met West-Vlaamse koppigheid doorzette.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content