Meer dan honderd ruimtevaarders houden in oktober ’98 hun jaarlijks congres in ons land. Een gesprek met organisator Dirk Frimout.

Al wie ooit in de ruimte vloog, wordt automatisch lid van een internationale vereniging van ruimtevaarders, The Association of Space Explorers. Elk jaar houdt deze vereniging een congres, telkens in een ander land en telkens rond een ander thema. Samen met de VZW Euro Space Foundation in Redu, waarvan hij mede-oprichter en voorzitter is, organiseert Dirk Frimout dit congres volgend jaar in ons land, in de derde week van oktober. Er worden zo’n honderdtal astronauten-kosmonauten verwacht.

Vijf jaar geleden maakte Dirk Frimout zijn ruimtevlucht met de Amerikaanse shuttle. Hij nam deel aan de missie Atlas-1, die uitgestuurd werd voor een wetenschappelijke studie van de atmosfeer en de invloed van de zonneactiviteit op het aardse klimaat. ?We hebben met onze vlucht toch kunnen bijdragen tot inzichten in een van de vraagstukken omtrent onze atmosfeer. Dé oplossing hebben we nog niet. Ik beschouw dit vraagstuk als een grote puzzel, waarvan we een stukje op zijn plaats hebben gezet.?

Atlas-1 werd gevolgd door Atlas-2 en Atlas-3. Het programma vermeldde aanvankelijk tien vluchten, verspreid over de periode van één elfjarige zonnecyclus. Na Atlas-3 besloot Nasa echter om de reeks niet voort te zetten. ?Niet omdat Nasa het niet meer interessant vond,? legt Frimout uit. ?Een aantal instrumenten dat over een periode van een volledige zonnecyclus moest vliegen, werd overgeheveld naar andere missies, zodat Atlas zelf eigenlijk niet meer noodzakelijk was.?

Het beeld dat hem het meest bijblijft, betreft dat van de aankomst in de ruimte, tien en een halve minuut na de lancering. ?Tijdens de lancering was ik niet bang. Het enige wat, maanden van tevoren al, door mijn hoofd spookte, was dat er altijd iets kon gebeuren waardoor deze unieke kans in het water zou vallen. Dat geeft wel stress. En als dan in die shuttle het moment aanbreekt waarop de motoren worden stilgelegd en je voelt dat je gewichtloos bent, valt al die stress van je af. Je bent aangekomen. Je hebt een doel bereikt waarnaar je jarenlang hebt gestreefd. Op dat ogenblik heerst er een onbeschrijfelijke euforie aan boord. Er wordt gejuicht en gejubeld, iedereen begint iedereen te feliciteren. Je vergeet de tijd. Tot de boordcommandant zegt : ?Komaan, vrienden, we hebben hier nog werk te doen.?

Dat zijn vlucht in België zo’n kolossale belangstelling en geestdrift veroorzaakt, begrijpt de zeer bescheiden gebleven bijna timide Frimout nog altijd niet. ?Maar ik ben ervan overtuigd dat dit heeft bijgedragen tot een mentaliteitswijziging ten opzichte van het ruimteprogramma, van de wetenschap in het algemeen en van tal van andere wetenschappelijke domeinen.?

In ieder geval heeft België altijd een belangrijke rol vertolkt in het Europese ruimteprogramma. Terecht, vindt Frimout. ?We waren in zekere zin het grootste van de kleine landen, die aan dit programma deelnamen. Het totale budget, dat België aan het Esa-programma besteedt, ligt in de buurt van tien miljoen frank per jaar. Je kan dit veel noemen, maar eigenlijk is het weinig voor een industrie die dan toch hoogtechnologisch is en zeer belangrijk voor onze lucht- en ruimtevaartindustrie, en voor andere aspecten van onze industrie. De ruimtevaart levert op dit ogenblik werk voor 1.500 mensen in België, maar alle nevenactiviteiten meegerekend, creëert het ruimteprogramma hier zo’n vijfduizend banen.?

Dirk Frimout meent dat dit België recht geeft op een astronaut bij Esa : ?Ze beschouwen mij wel als de Belgische astronaut, maar dat ben ik niet via Esa geworden.?

We hadden er één, maar die heeft afgehaakt : Marianne Marchez. Heeft dit sommige mensen bij Esa niet doen twijfelen om nog eens een Belg te vragen ?

FRIMOUT : Het was een persoonlijke keuze van Marianne. Dat moet je respecteren. Ik werp haar niet de steen, hoewel ik nog geprobeerd heb haar te overtuigen om toch voort te doen. Hoe dan ook mag Esa dit België niet negatief aanrekenen.

Zelf zei u de ruimtevaart drie jaar geleden vaarwel om over te stappen naar een job in de telecommunicatie, bij Belgacom. Waarom ?

FRIMOUT : In die ruimtevaart had ik gedurende 28 jaar zowat alle stadia doorlopen, beginnend als onderzoeker tot het ultieme onderzoek in de ruimte zelf. Ik had daar wel graag verder aan gewerkt in de ruimte. Maar dat bleek niet mogelijk. Mijn kansen om nog eens te vliegen waren zeer gering.

Wat was het probleem ?

FRIMOUT : Ik was geen Esa-astronaut. Ik werkte wel bij de Europese ruimtevaartorganisatie als wetenschappelijk onderzoeker, maar werd als astronaut geselecteerd door de Amerikaanse Nasa. Dat werd in Europa eigenlijk veeleer getolereerd dan toegejuicht. Ik heb wél de steun gekregen vanuit België, vooral van de wetenschapsmensen van het Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie, die experimenten aan boord hadden. Na de vlucht kreeg ik binnen Esa niet de kans om de ervaring die ik had opgedaan, op een nuttige manier te gebruiken. En dan heb ik, liever dan een bijna onbereikbaar doel achterna te hollen, verkozen om een nieuwe uitdaging aan te gaan.

U werd geblokkeerd door het Europese chauvinisme ?

FRIMOUT : Ik bewonder de Amerikanen. Ik werd geselecteerd door Amerikanen voor een Amerikaanse missie. Wat toch nogal merkwaardig is. Ik denk dat ze hier in Europa niet de openheid hebben die de Amerikanen wel toonden.

Hoe groot was de ontgoocheling ?

FRIMOUT : Wel meer astronauten maakten dit mee. Het is typisch voor Europese astronauten, dat ze zich na hun vlucht minder goed kunnen reïntegreren binnen het kader van de Europese ruimtevaart. Ik weet, bijvoorbeeld, dat ook Wubbo Ockels in Nederland, jaren geprobeerd heeft om een tweede vlucht te krijgen. Op alle mogelijke manieren heeft hij zich daar enorm voor ingespannen. En toch is hij niet geslaagd. Ik wou niet hetzelfde meemaken.

Hoe is het uw Amerikaanse collega’s van Atlas-1 achteraf vergaan ?

FRIMOUT : Boordcommandant Charley Bolden heeft intussen een tweede vlucht gemaakt, trouwens de eerste Amerikaanse vlucht met een Russisch ruimtevaarder aan boord. Daarna is hij teruggekeerd naar het leger. Hij is nu generaal bij de marine. Onlangs was hij hier op bezoek, samen met een groep generaals. Hij heeft me gebeld, we hebben elkaar ontmoet. Piloot Brian Duffy vliegt nog altijd. Hij is nu commandant voor een missie in juni. Dave Leesma vloog niet meer, maar schopte het wel tot chef van de astronauten. Michael Foale neemt binnenkort deel aan een missie met een Europaan aan boord, Jean-François Clervoit. Byron Lichtenberg heeft de ruimtevaart verlaten. Ook hij kende problemen. Hij had een firma opgericht om experimenten voor te bereiden en dat is niet zo goed gelukt. Uiteindelijk werd hij lijnpiloot. Voor Kathy Sullivan hield het eveneens op met die ene vlucht. Ze werd wetenschappelijk directeur bij NOAA, National Oceanic and Athmospheric Agency.

En wat gebeurde er met Mike Lanson, de astronaut die niet meekon omdat kort voor de vlucht bleek dat hij kanker had ?

FRIMOUT : Mike is hersteld, hij beseft dat hij door het oog van de naald gekropen is. Hij werkt nog altijd aan de universiteit van Berkeley, en nog altijd in zijn domein, astronomie. Door een samenwerking met het Institut d’Astrophysique aan de Luikse universiteit doet hij af en toe ons land aan. We hebben afgesproken dat we bij een die gelegenheden eens zullen samenkomen.

Na uw vlucht is in uw geboortestad Poperinge de Stichting Dirk Frimout opgericht. Die wilde een project opzetten voor een Centrum van de Aarde.

FRIMOUT : We willen op een vulgariserde manier wetenschap bedrijven en alle aspecten van de aarde belichten : de atmosfeer, de hydrosfeer, biologie, demografie. Maar mijn geboortestad durfde uiteindelijk de uitdaging niet aan. We zijn nu aan het onderhandelen met de stad Oostende.

Maar er is meer in uw leven dan ruimtevaart.

FRIMOUT : Ik heb de kans gekregen om me te engageren in sociale en culturele materies. Ik heb enorm veel mensen ontmoet, die op vrijwillige basis de minder bedeelden van onze samenleving helpen. Ik ben blij dat ik daarbij betrokken werd. Onder meer ben ik voorzitter van de Vlaamse Kankerliga en werk ik mee aan Special Olympics, aan aidsbestrijding met Les Enfants du Sida en aan het Zee-Preventorium in De Haan. Ook toen de Witte Comités een beroep op me deden, heb ik daarop ingespeeld, met veel belangstelling en met sympathie voor de betrokken ouders.

Met die job in de telecommunicatie zit u toch nog in de buurt van de ruimtevaart. Denk maar aan de communicatiesatellieten.

FRIMOUT : Natuurlijk hangen de communicatiesatellieten wat te hoog op 36.000 kilometer boven de evenaar voor bemande ruimtevluchten rond de aarde en ze hebben ook geen bemanning van doen. Voor mij is de kans dus voorbij. Ik word er ook niet jonger op, al ging er onlangs nog een astronaut van 61 jaar de ruimte in. Maar voor wetenschappelijke missies vragen ze specialisten. Dat vraagt dan opnieuw vier tot vijf jaar voorbereiding, zeer intense voorbereiding. Ik heb mijn droom om nog eens te vliegen, laten varen. Ik reken op de nieuwe generatie jongeren om die droom voort te zetten. Maar ik kijk nog geregeld naar de videocassettes van mijn vlucht. En er gaat geen dag voorbij zonder dat ik aan mijn ruimtevlucht denk.

Lode Willems

Dirk Frimout, hier met vader Lejeune bij de oprichting van de Witte Comités : de kans om zich te engageren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content