De Belgische gezondheidszorg is behoorlijk. Maar de verplichte ziekteverzekering is een deprimerende bureaucratie.

‘De beste wensen en vooral een goede gezondheid’: het is deze maand al ontelbare keren gezegd. En hoewel de Belgen zich niet echt ongezond voelen, zetten ze enorme middelen in voor het behoud van hun gezondheid en vooral voor de genezing van hun ziekten : 1000 miljard frank per jaar, en 200.000 beroepskrachten.

In de hele gezondheidszorg is de patiënt ‘lijdend voorwerp’. Zoals hij machteloos staat tegenover de ziekte, zo staat hij machteloos tegenover de arts en zelfs tegenover de sociale ziekteverzekering. Hoewel die laatste geen medische maar een politiek-organisatorische instelling is.

De verplichte ziekteverzekering blijft een bastion van ons-kent-ons-kringen, met technocraten uit ministeriële kabinetten, ziekenfondsen met meestal sterke politieke bindingen, lobbygroepen van ziekenhuizen en zorgverleners – en een heel beperkt aantal parlementsleden dat zich in het labyrint van wetten en reglementen waagt. Niet minder dan 150 (honderd vijftig) commissies en raden, bemand door steeds weer dezelfde mensen, houden zich bezig met de ziekteverzekering.

Patiënten die hun weg vinden in remgelden, franchiseregelingen, nomenclatuurnummers en uitkeringsreglementen mogen hun vinger opsteken. Over controle op de kwaliteit en de prijs van de zorgverleners hebben we het dan al helemaal niet. Zelfs de ziekenfondsen – die eigenlijk belangenverenigingen zijn van hun leden maar door velen als overheidsdiensten worden beschouwd – vinden een en ander veel te ingewikkeld om aan de mensen uit te leggen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat allerlei patiënten- en zelfhulpgroepen in het leven worden geroepen en dat gezondheidspublicaties van consumentenverenigingen gretig aftrek vinden.

PERFORMANT STELSEL

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de strenge industriële landenclub, is best wel te spreken over het Belgische gezondheidssysteem. De sociale ziekteverzekering biedt een ruim verzekeringspakket aan voor nagenoeg de hele bevolking, met gelijke toegankelijkheid. De kwaliteit van de gezondheidszorg ligt hoog. Er bestaat een vrije keuze van de verzekeraar en van de gezondheidswerker. Kortom, het stelsel is even performant als in de buurlanden en kost in verhouding minder. Het Franse en Duitse gezondheidssysteem is inderdaad duurder. Nederlanders hebben wachtlijsten om in een ziekenhuis opgenomen te worden. In Groot-Brittannië bevallen vrouwen op straat voor de gesloten deur van de kraamafdeling, en een Amerikaan zonder solvabele creditkaart kan alleen in een derderangsinstelling terecht.

De sociale ziekteverzekering vormt een merkwaardige mix van overheidsbeleid, medebeheer van sociale organisaties en privé-uitoefening van de gezondheidszorg.

In een vorig leven was de liberale eerste minister Guy Verhofstadt nog voorstander van een privatisering. De commerciële verzekeraars bleken evenwel niet erg geïnteresseerd. De OESO pleit voor meer marktgerichte initiatieven, zodat de concurrentie de uitgaven kan afremmen. Maar de privé-ziekteverzekering in Amerika verslindt proportioneel goed vijftig procent meer geld dan de Belgische ziekteverzekering en toch is één op de drie Amerikanen nauwelijks of niet verzekerd.

De sociale ziekteverzekering streeft er niet naar iedereen gratis gezondheidszorg te verlenen. Zij helpt alleen de grootste last te dragen en biedt via solidariteit iedereen toegang tot de gezondheidszorg. De zieke moet bijgevolg nog veel zelf betalen. Ook al omdat er een neiging tot overmatige medische consumptie bestaat. Wat kan blijken uit het fortuin dat halve en hele zieken aan niet-terugbetaalbare geneesmiddelen spenderen.

MAXIMUMFACTUUR

België telt zo’n tien procent zwaar zieken. Zij zijn verantwoordelijk voor drie kwart van de gezondheidsuitgaven. In die context is het een goeie gedachte van minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP) om een maximumfactuur voor medische kosten in te voeren. Ziekte mag geen oorzaak van armoede zijn. Afhankelijk van het inkomen kan de jaarfactuur voor remgeld, geneesmiddelen, kamertoeslagen en uitgaven voor medisch materiaal dan nooit een vastgesteld bedrag overstijgen.

Tegelijkertijd groeit het belang van de aanvullende ziekteverzekering. Grote ondernemingen bieden hun werknemers, bij wijze van extra-legaal voordeel, vaak een ziekenhuisverzekering aan. Die draagt de kosten die de wettelijke ziekteverzekering niet op zich neemt, vooral in ziekenhuizen en voor dure nieuwe behandelingstechnieken. De verplichte ziekteverzekering blijkt inderdaad tot zijn financieel plafond te zijn gegroeid. Net zoals dat in de pensioensector het geval is, waar de aanvullende bedrijfspensioenen het lage basispensioen moeten verhogen. De veralgemening van de aanvullende ziekteverzekering staat in de sterren geschreven.

Dat de Belgische ziekteverzekering het niet slechter doet dan andere landen is geen reden om ze te laten freewheelen. Er gaat ernorm veel geld in om, belastinggeld en sociale bijdragen op loon en inkomen. De concurrentiekracht van de Belgische economie heeft ermee te maken. De sociale ziekteverzekering komt overigens haast uitsluitend op een negatieve manier in het nieuws; met begrotingsputten en kastekorten. De jaarlijkse groei van de begroting van de ziekteverzekering valt moeilijk in te tomen.

IN EEN STRAK KEURSLIJF

Door de vergrijzing van de bevolking en vooral door de toename van het aantal hoogbejaarden stijgen de gezondheidsbehoeften. Maar ook de explosieve zorgvernieuwing slaat bressen in de begrotingen. Nieuwe technologieën mikken vaak op kostenbesparing, robotoperaties zijn minder agressief voor de patiënt en nieuwe geneesmiddelen kunnen chirurgische ingrepen voorkomen. Maar vaak leiden ze tot grotere consumptie. Wat het medisch verbruik betreft, bestaan er overigens nog altijd onverklaarbare verschillen tussen Vlaanderen en Wallonie. De federalisering van de gezondheidszorg zou tot een grotere responsabilisering kunnen leiden, maar die zit er voorlopig niet in: ze zou de nationale solidariteit in gevaar brengen.

De uitgaven voor de ziekteverzekering zijn vele jaren na elkaar procentueel sterker gestegen dan de economische groei. De gezondheidszorg slorpt dus een steeds groter deel op van de jaarlijks geproduceerde rijkdom. Het sacrosancte stijgingsritme van anderhalf procent per jaar kon de huidige regering niet aanhouden. Sedert verleden jaar mogen de uitgaven jaarlijks met 2,5 procent omhoog – de economie doet het dan ook beter dan enkele jaren geleden.

Maar de overheid bekent discreet dat de verzekering daarmee in een zeer strak keurslijf zit. Artsenorganisaties en ziekenfondsen, vaak broeders in een gemeenschappelijke strijd, kondigen luidkeels nieuwe tekorten aan. De financiers van de ziekteverzekering, de verenigingen van de werkgevers en de vakbonden als vertegenwoordigers van hun sociale bijdragen betalende leden, houden het hoofd koel. Voor hun polis gezondheidszorg betalen werkgevers en werknemers al behoorlijk veel.

WIJ VAREN BLIND

De informatica kan het beleid efficiënter maken, als de computers tenminste met elkaar kunnen en vooral willen praten. In de ziekteverzekering doen ze dat dus niet. Zodat nergens een globaal overzicht bestaat van waar het geld naartoe gaat. Naar welke pathologie of ziekte ? ‘Op vele terreinen varen wij blind’, liet minister Vandenbroucke zich ooit ontvallen. Het zou best mogelijk kunnen zijn dat te veel geld naar griepjes en verkoudheden gaat en te weinig naar zware kankerpatiënten. Omdat het hart belangrijk is, krijgt hartchirurgie ruime financiële mogelijkheden, een deel daarvan kan misschien beter naar de minder begunstigde kindergeneeskunde of naar de geriatrie gaan. Iedereen klaagt machteloos over het schone geld dat aan geneesmiddelen wordt vergooid, maar de farmaceutische industrie blijkt invloedrijker te zijn dan de bonden van het overwerkte verplegend personeel.

Onderzoek van het consulting-bureau Arthur Andersen leert dat de beslissingen in de ziekteverzekering eerst rekening houden met de noden van de beroepsbeoefenaars en de instellingen, en pas daarna met die van de patiënt. De ziekteverzekering verdeelt zijn geld over het ‘systeem’, niet op grond van de aandoeningen van de patiënten. Het gaat om een financiering van structuren, niet van therapeutisch verantwoorde zorg.

Internationale felicitaties voor de Belgische gezondheidszorg zijn geen reden om geld over de balk te gooien. De gezondheidszorg lijdt aan medisch overaanbod en aan overconsumptie. De arts heeft de vrijheid gelijk welke (dure) therapie te kiezen, de patiënt kiest zijn dokter, vaak opeenvolgende dokters. Financieel gesjoemel van artsen en ziekenhuizen kan vandaag niet behoorlijk worden bestraft. Het is zelfs niet eens zeker of de top van de ziekteverzekering dat ook wenst.

In haast elk regeerakkoord staat dat de overheid de financiering van de ziekteverzekering transparanter zal maken, de verschillende medespelers meer verantwoordelijkheid zal geven en de middelen op een meer objectieve en doelmatiger manier zal verdelen. Vervolgens blijken de ministers die klus niet te kunnen klaren. Hun beleidsnota’s verschillen sterk van hun dagelijks werk, het opstellen van besparingsplannetjes. Nochtans zou alleen al een beetje meer efficiënte controle op de medische prestaties al snel vele tientallen miljarden opleveren. Sedert 1994 zijn bovendien voor meer dan dertig miljard frank besparingen nooit echt uitgevoerd – wegens onoverkoombare tegenstand van ‘het systeem’.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content