Scheidsrechters. Geen ondankbaarder stiel in het voetbal dan de hunne. Drie Belgische toppers luchten hun hart.

Zoals elk seizoen lagen ze ook dit keer vaker dan hen lief was onder vuur. Zelden wordt hen dan een wederwoord gegund. Daarom nodigde dit blad drie Belgische topscheidsrechters, internationals tevens, uit voor een gesprek waarin ze hun vak mochten komen verdedigen : Luc Huyghe – die onaangekondigd ook Johnny Ver Eecke heeft meegebracht -, Paul Allaerts – mondig, rijzende ster en man met het hoogste aantal wedstrijden in eerste klasse dit seizoen – en Frank De Bleeckere.

De Bleeckere, die onlangs opgenomen werd in de elitegroep van de de Uefa, werd vorig seizoen door de spelers uitgeroepen tot Scheidsrechter van het Jaar. Hij mag de discussie openen.

Wat betekende die uitverkiezing voor u ?

Frank De Bleeckere : Qua erkenning is het niet onbelangrijk. Eigenlijk kreeg het nog vrij veel ruchtbaarheid ook. Spelers die van ons de gele of de rode kaart kunnen krijgen, maar ons dan nog uitroepen tot beste scheidsrechter, dat doet toch iets.

Luc Huyghe : Het is een vorm van erkenning, ook al heeft het niet altijd te maken met zuiver arbitrale kwaliteiten, maar ook hoe je omgaat met de spelers op het veld.

Paul Allaerts : Het is natuurlijk ook zo : hoe meer wedstrijden je fluit, hoe meer spelers je kennen. Sommige debutanten, goeie elementen, floten nog maar vijf of zes wedstrijden in eerste klasse en zijn bij de meeste spelers niet gekend.

De Bleeckere : Wat ik zelf heel belangrijk vind, en waar de spelers volgens mij ook naar kijken, is je persoonlijkheid. Hoe je ze behandelt voor, tijdens en zelfs na de wedstrijd. En dan zeg ik : al fluit je in twee seizoenen misschien maar tien wedstrijden, als je je wat kan presenteren op een goeie manier, blijft er iets van je hangen bij de spelers.

Halen de reglementen die persoonlijkheid net niet uit de arbitrage ?

De Bleeckere : Het wordt almaar moeilijker. Soms zitten we in een keurslijf.

Allaerts : Er blijven zaken die voor interpretatie vatbaar zijn. De ene week is een bepaalde overtreding direct geel, een andere keer kan je het uitstellen. Dat is hoe je een wedstrijd aanvoelt, en dat behoort tot je persoonlijkheid. In een degradatieduel, bijvoorbeeld, voel je dat je de teugels niet mag vieren, of anders gaat het kortsluiten.

De Bleeckere : Ik had onlangs La Louvière-Anderlecht. In theorie is zo’n match goed voor twee, drie kaarten. Nu kon het zonder.

Is dat belangrijk, een match zonder kaarten ?

( In koor) Neen.

De Bleeckere : Als je met de idee rondloopt : oei, ik mag er geen trekken, ben je verkeerd bezig. Het kan zijn dat je tot de 89ste minuut geen kaart moet trekken, maar dan toch nog geel of rood. Wel, wat moet, moet.

Allaerts : Wat ik probeer, is die eerste kaart in een normale wedstrijd zolang mogelijk uit te stellen. Met het trekken van een kaart bepaal je je norm, je lat. Bij elke volgende, gelijkaardige fout moet je opnieuw die kaart trekken. Die eerste kaart kan perfect na 35 seconden vallen, maar als je ze te snel trekt, kan je problemen ondervinden. Leg je de lat dan weer te laag, dan kan zo’n wedstrijd escaleren en ga je naar negen of tien gele kaarten.

Huyghe : Toch moet je bepaalde beslissingen nemen. Een voorbeeld : als Pieter Vandevenne in Mechelen-Beveren strafschop fluit, moet hij de doelman rood geven. Voor veel mensen is dat een te zware sanctie, maar het is zo. Hetzelfde in Schotland-België : als de scheidsrechter besluit om Deflandre wegens hands te bestraffen, dan móét hij hem uitsluiten.

Raakt kritiek jullie ?

De Bleeckere : Eerlijk, wij zijn daar niet ongevoelig voor. Op maandag kijk ik in de kranten en de blaadjes naar de punten die ze ons geven. Anderen spreken mij daar ook op aan. Mààr zoveel, wat is er gebeurd ?

Huyghe : Met kritiek leer je leven. Van bij de jeugd al, anders ga je een moeilijke toekomst tegemoet.

Steeds meer stemmen gaan op om videobeelden te gebruiken om arbitrale beslissingen te corrigeren.

Allaerts : Beelden zeggen wat ze zeggen, maar dikwijls kan je er de context van een wedstrijd niet uit opmaken. Een tweede punt is : waar staan wij op het moment van zo’n fase ? Plaatsing is belangrijk.

De Bleeckere : Ook van de camera : een fase bekeken vanuit verschillende hoeken levert soms verrassende inzichten op. Het is allemaal erg relatief, en soms subjectief.

Huyghe : De vraag is waar je de lijn trekt. Ook daar bestaat twijfel over. Waarover moeten beelden beslissen, als we ze zouden inschakelen ?

De Bleeckere : De enige camera die toegelaten mag worden volgens mij, is een op de lijn in het doel. Bal over de lijn of niet, doelpunt of niet.

Allaerts : Als je technologie gebruikt, moet de omgeving er zo weinig mogelijk van weten. Als bewezen wordt dat een videocamera in doel in een fractie van een seconde kan beslissen of een bal al dan niet achter de lijn, en als een scheidsrechter dat vervolgend te weten kan komen via een signaal, dan ben ik voor. Idem met een fout binnen of buiten het strafschopgebied. Geef ons honderd procent zekerheid en ik ben voor hulpmiddelen, maar niet als er een interpretatie moet volgen aan – pakweg – een tafel aan de zijlijn. Want dan krijg je rellen !

De Bleeckere : Munteanu die scoort op het WK, maar zijn doelpunt niet toegekend ziet : dat zijn zware zaken. Daar is volgens mij geen interpretatie mogelijk. Ik vind dat je op zo’n fase het spel wél een halve minuut mag stilleggen, om te verifiëren.

Allaerts : We mogen alleen niet beginnen met : was dit nu een aangeschoten hands of niet ?

Huyghe : Raakt hij nu de bal bij zijn sliding, of niet ? Dat zijn eindeloze discussies.

De Bleeckere : U gaat iets strafschop vinden en ik niet.

Allaerts : Zelfs als wij de herhaling van de beelden zien, zeggen we soms nog : je kunt hem fluiten of je kunt hem niet fluiten.

Wat vinden jullie van het, inmiddels door de de Uefa afgevoerde idee, om twee scheidsrechters in het veld te brengen ? Waarom kan het wel in het basketbal en niet in het voetbal ?

Allaerts : Omdat basketbal een technischere sport is. Die mensen arbitereren volgens héél duidelijke lijnen. In het voetbal is dat anders : de ene laat iets meer toe dan de andere. Met twee scheidsrechters zou de verwarring alleen maar toenemen bij de spelers.

De Bleeckere : Volgens mij is er in het basket geen interpretatie mogelijk. Een fout is een fout. Bij ons is er veel interpretatie mogelijk. Ik, bijvoorbeeld, ben een scheidsrechter die veel toelaat, Luc iemand die weinig toelaat. Ieder fluit op zijn speelhelft. Ik garandeer je : dan gaan we allebei een moeilijke match tegemoet. Gooi Van Langenhove en Costantin in één match : miserie gegarandeerd !

Huyghe : Ze zouden, om te beginnen, zelf niet overeen komen ( algemene hilariteit).

Wordt het, met het steeds hogere tempo in de wedstrijden, niet steeds moeilijker voor jullie om te volgen ?

De Bleeckere : Jawel, maar je kan veel goedmaken met een betere begeleiding. Sinds ik samenwerk met Werner Helsen, die voor mij schema’s opstelt, zie ik goed het verschil. Vroeger trainde ik op het gevoel, nu met de hartslagmeter. Ik train nog steeds vijf keer per week, maar in zes weken verloor ik zes kilo en werd ik stukken beter. Wij moeten professioneler werken, daar blijf ik bij. Vergeleken met andere voetballanden, zijn wij nog steeds amateuristisch bezig.

Huyghe : Het is toch al verbeterd, vind ik.

De Bleeckere : Oké. Wij krijgen nu 20.000 frank voor een weekendprestatie en 25.000 frank voor een weekprestatie. Belastbare bedragen. Maar waarom kan niet iedereen, qua training, de begeleiding krijgen die ik nu krijg ? In Italië, Spanje, Duitsland en Nederland is men daar al jàren mee bezig. We moeten streven naar halftijds werk en halftijds voetbal. ’s Ochtends werken en in de namiddag tijd voor je voetbal. Het kan niet dat je op vrijdagavond een wedstrijd hebt en tot één of twee uur moet werken, vlug je tas pakken en dan naar de match. Men eist meer van ons : wel, laat ons dan iets beter naar een match toeleven en onze prestaties zullen beter zijn.

Allaerts : Fouten zullen we blijven maken, maar het kan inderdaad beter. Beloon ons financieel beter en ik ben er zeker van dat de spelers anders naar ons zullen kijken. Nu is het vaak van : ze lopen er voor een appel en een ei bij. Terwijl dit seizoen één van de moeilijkste was die ik al meemaakte. Straks komt er een nieuw tv-contract. Dat zal de clubs meer mogelijkheden geven. Ik denk dat onze lonen dan lineair mee de hoogte in moeten. Als het tv-contract verdubbelt, waarom ons loon dan ook niet ?

Hoe vaak trainen jullie in groep ?

De Bleeckere : Twaalf keer per seizoen.

Huyghe : Dat komt neer op ongeveer één training per twee weken.

Allaerts : De laatste training van 2000 was in december en dan was het wachten tot februari. Voor de clubs is de winterstop een belangrijke periode, zij gaan op trainingskamp. Maar wij moeten ons plan trekken. Iedereen maakt voor zichzelf uit wat hij doet, à l’improviste. Werner Helsen is de motor achter de idee om ons wekelijks naar Brussel te halen.

Wat ik héél goed vind, is het systeem van de persoonlijke coach. Ik word begeleid door mijnheer Crucke. Hij komt een paar keer per jaar een wedstrijd van mij bekijken en fungeert als mijn klankbord. Als ik een probleem heb, kan ik hem altijd bellen. Vorig jaar trok Romaniuk aan mijn oor, dat zijn moeilijke momenten. Maar een goede begeleiding achteraf heeft me daar perfect doorgeholpen.

De Bleeckere : Mijn vader was scheidsrechter. Ik ben dus heel mijn carrière gecoacht. Nu heb ik Pairetto, die van elke wedstrijd een rapport verlangt en met wie ik wekelijks één of twee keer telefoneer. Hij komt zelfs naar België om wedstrijden te volgen. Dat systeem van coaching kennen we in België al een paar jaar, en het wordt nu door de Uefa overgenomen.

Wat vinden jullie van het niveau van het Belgisch voetbal ?

Huyghe : Dat ligt de laatste jaren niet meer zo hoog. Het is gevechtsvoetbal geworden. Negentig minuten pompen is moeilijk te arbitreren. Het wordt er voor ons niet makkelijker op, vind ik.

Allaerts : Kijk maar naar de Champions League : Anderlecht spande zich zeer goed in, ging af en toe met de motor in het rood, maar als je die wedstrijd in Madrid zag : tweehonderd procent inzet, maar ze raakten geen bal. Ik vind internationaal arbiteren makkelijker dan in België fluiten.

De Bleeckere : In de jaren zeventig, tachtig hadden wij Europese topscheidsrechters. Toen hadden we ook Europese topploegen. De scheidsrechters gingen mee met het niveau. Maar kijk waar we nu staan. Als wij Europees konden fluiten, zouden wij ook meer kunnen laten zien.

Huyghe : De spelers zeggen soms : we missen de grote arbiters van vroeger. Wel, wij missen de grote spelers van vroeger. Het is wederzijds.

Allaerts : Is ons voetbal goed of slecht, omdat de scheidsrechters goed of slecht zijn ?

Huyghe : Als Colina hier komt arbitereren, zal het voetbal daar niet beter van worden.

Is er te weinig respect voor de scheidsrechter ?

De Bleeckere : Ik kom vrij goed overeen met de spelers, praat veel met die mannen, ook al zijn ze het niet altijd met me eens. Er is vrij veel wederzijds respect, denk ik.

Allaerts : Ik bekijk het ruimer : aan de basis is er geen respect meer. We gaan naar een structureel probleem. Ga eens op een zaterdag of een zondagvoormiddag aan het voetbalveld staan. Zoals je de ouders en de trainers daar tekeer hoort gaan, zeg ik : ja, het respect vermindert. In eerste klasse dwingen wij respect af door onze persoonlijkheid, maar als ze je bij de jeugd achterna zitten, of in je kleedkamer komen…

De Bleeckere : Wie als zestienjarige scheidsrechter wekelijks wordt geconfronteerd met joelende ouders, moet sterk op zijn benen staan. Logisch misschien dat zo’n jongere zijn fluit aan de haak hangt. Want wie laat zich graag uitmaken ?

Huyghe : Op ons niveau mag het contact met de spelers niet te ver mag gaan. In bepaalde situaties zouden zij van dat contact kunnen profiteren.

Allaerts : Ik vind ook niet dat je populair moet zijn.

De Bleeckere : Wel menselijk blijven. Soms kunnen toegeven dat je fout zat. Dat appreciëren ze veel meer dan die wegwerpgebaren van : zo is het en niet anders.

Huyghe : Ook als je beslissing verkeerd is, moet je proberen ze aanvaardbaar te maken. Ik heb ook maar twee ogen in mijn kop.

De Bleeckere : Vorig seizoen moest ik Van Meir op Standard uitsluiten in de laatste minuut, omdat hij mij een duw gaf na een handspel van Van Buyten. Ik voelde dat er iets was gebeurd, maar had het niet gezien. Toen Eric me duwde, heb ik hem gezegd : sorry, ik moet je van het veld sturen, maar blijf kalm en we praten het na de wedstrijd uit.

Hoe gelukkig zijn jullie met de richtlijn om een wedstrijd stilleggen als kwetsende spreekkoren weerklinken ?

Huyghe : Eigenlijk niet, ik heb altijd gezegd dat ik daarvoor geen wedstrijd zou stilleggen. Op Antwerp was het echter zo storend, quasi gerepeteerd, dat ik heb ingegrepen. Gelukkig is het nadien gestopt.

Allaerts : De week nadien leidde ik Gent-Anderlecht. Al na één minuut waren die van Anderlecht ook tegen Schepens bezig. Duidelijk om mij te testen, of ik het ook zou durven. Ik heb Gunther gezocht en heb hem gezegd dat ik een beslissing zou nemen als het voor hem te veel werd. Gelukkig viel het stil. Maar stel eens dat ik al na twee minuten de wedstrijd moet stilleggen ?

Huyghe : Vroeger zegden ze altijd dat we ons moesten afsluiten van wat er geroepen werd; en nu moeten we plots wél luisteren. Eigenlijk vind ik dit geen beslissing voor ons, wij hebben al werk genoeg.

Allaerts : Bij elke wedstrijd zit er iemand van de scheidsrechterscommissie in de tribune. Heel relax. Wel, hij kan luisteren en eventueel ingrijpen als dat nodig is. Zoals het nu is, bezorgt het ons nóg meer stress. Op den duur ben je meer bezig met wat er buiten het veld gebeurt dan erop. Het is voor ons én-én-én. Maar onze emmer geraakt ook vol, hé.

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content