Het Belgische fregat Louise-Marie, patrouillerend in de door zeepiraterij geteisterde Golf van Aden, kwam voor het eerst in actie na een noodoproep van koopvaardijschepen. Béatrice Petit was als eerste embedded journalist – dus geen studietrip met minister Pieter De Crem – bij het Belgische leger aan boord toen het gebeurde. ‘Hello, coalition warship?’

Zaterdagochtend 3 oktober. Op de loopbrug van de Louise-Marie doen de radiotechnici hun werk. Regelmatig brengt de stuurman zijn positie in de Golf van Aden in kaart. Het fregat nadert Djibouti, de langverwachte halte na dertien dagen in volle zee en een maand varen zonder een verdachte boot te hebben kunnen doorzoeken, laat staan een daad van piraterij te hebben verhinderd. Aan twijfel-achtige schuitjes nochtans geen gebrek. Maar om aan boord te gaan en te inspecteren is de toestemming nodig van het Europese commando, gebaseerd op haastig doorgegeven inlichtingen.

De spanning aan boord lijkt te wijken, hoewel de officieren tot waakzaamheid aanmanen. Bij een rimpelloze zee, met moesson en ramadan achter de rug, zijn de aanvallen weer toegenomen. Gisteren nog werd een Spaans schip door piraten ge-enterd in het Somalische bekken, tussen Mogadishu en de Seychellen. Op kanaal 16 kunnen schepen hun noodoproepen uitzenden. Het kanaal knettert onder een bombardement van vragen, uitgestuurd door een Iraans militair schip. Spionage? De technici kunnen het niet goed horen.

Plots weerklinkt een noodoproep: ‘Coali-tion warship?’ Een koopvaardijschip signaleert de aanwezigheid van twee scheepjes die met een abnormaal hoge snelheid naderen, als hadden ze aanvallende bedoelingen. Tegelijk meldt een andere boot in de omgeving drie scheepjes van hetzelfde type, die snelle, omcirkelende bewegingen maken. Commandant Jan De Beurme, operationeel leider Jurgen Van Daele en majoor Philippe Van Gyseghem, juridisch raadgever, komen samen op de brug. Het driemanschap overlegt. Een ogenblik later weerklinkt de roep ‘Action helo’ door het schip. De helikopter, een Alouette 3 , maakt zich klaar om op te stijgen terwijl de Louise-Marie afstevent op de twee bedreigde vaartuigen. Dat gebeurt zo snel als het gaat, bij een kapotte turbine. De drie dreigende scheepjes kiezen vreemd genoeg ineens elk een andere richting. Hebben ze de communicatie onderschept of de helikopter gehoord?

Op hetzelfde ogenblik signaleert een fregat een aanval op een ander koopvaardijschip, buiten onze patrouillezone. De situa-tie wordt ernstig. Voor het eerst gaat het alarm af aan boord van de Louise-Marie. De wachtposten speuren de horizon af, de kanonniers nemen hun schietpositie in op de buitenbruggen. Ze hebben, net als het personeel op de loopbrug, hun helm en kogelvrij vest aangetrokken. Alle anderen moeten binnenblijven. De commandant neemt de microfoon: ‘Ik vraag iedereen om waakzaam te zijn.’ Loos alarm is het bepaald niet.

Geconfronteerd met drie scheepjes die elk in een andere richting vertrokken zijn, moet de helikopter kiezen. Hij gaat achter het exemplaar aan dat koers zet naar het noorden, het enige dat beschikt over twee motoren – een extra aanwijzing, want om te vissen is één motor genoeg. Het bootje probeert te ontkomen, versnelt, gaat zigzaggen. Op dat moment laat de commandant waarschuwingsschoten afvuren. ‘Ik vuurde twee salvo’s af tot op twintig meter van de boeg van het bootje’, zegt Lorenzo Cornacchione, technicus van de helikopter. ‘De bemanning stak onmiddellijk de handen in de lucht en ik maande ze aan om vooraan plaats te nemen in afwachting van de komst van de interventieploeg.’

Geen wapens

De commandant laat enige trots blijken: ‘Voor het eerst in een kwarteeuw vuurt de Belgische Zeemacht waarschuwingsschoten af!’ Op de Louise-Marie is het een drukte van belang. Een speciaal opgeleide groep, samengesteld uit paracommando’s en matrozen, haalt zijn wapens en trekt reddingsvesten boven de kogelvrije vesten aan. Ze nemen plaats in twee rubberboten, klaar voor de actie. Ze stellen zich verdekt op achter het fregat, zodat ze pas op het laatste moment gezien kunnen worden. Dan schieten ze op volle snelheid vooruit, geweren in de aanslag, en omsingelen het scheepje. De paracommando’s gaan aan boord. Alles wordt gefotografeerd.

Moussa, een Djiboutische officier die als vertaler fungeert, staat op de loopbrug en doet opgewonden: ‘Het zijn piraten! Het gaat om zwarten, waarschijnlijk Somaliërs. De meeste vissers zijn veeleer van het Arabische type. En ze zijn met z’n vijven. Piraten opereren meestal met vijf tot negen man.’

Door de verrekijker zien we hoe de boot doorzocht wordt: alles wordt ondersteboven gekeerd maar wapens zijn er niet, of niet meer, aan boord. Vaak gooien de piraten ze in zee zodra ze zich in het nauw gedreven weten. Maar dertien benzineblikken is veel voor mensen die zich voordoen als vissers, temeer omdat er geen visgerei aan boord te bekennen valt. Zou de boot de brandstofbevoorrading van de twee andere moeten verzorgen? Bij gebrek aan bewijzen moet het interventieteam van de Louise-Marie de verdachte boot laten vertrekken, in volle internationale vaarcorridor, normaal bestemd voor koopvaardijschepen.

Heeft de Louise-Marie die dag een aanval verijdeld? We zullen het wellicht nooit weten. Tijdens de patrouille in de Golf van Aden van nagenoeg een maand, hebben ze officieel acht verdachte boten genoteerd. Vijf keer hielden ze het bij een simpel bezoek, drie keer hebben ze alles doorzocht. ’s Nachts werd er nooit een poging tot controle gedaan, gezien de risico’s. Het fregat gaat trouwens sneller varen om elke poging tot confrontatie uit de weg te gaan. ‘Bijna elke dag overvlieg ik een aantal smokkelaars’, zegt de helikopterpiloot. ‘Ze transporteren een lucratief vrachtje illegalen die Somalië ontvluchten en opgetast worden in kleine houten schuiten.’ De mensensmokkelaars op de heenreis naar Jemen veranderen in piraten bij het terugkeren. Maar het Belgische fregat heeft, net zomin als enig ander, een mandaat om hen aan te houden. De stuurlui van de scheepjes kunnen zich bij de minste interpellatie gerust uitgeven voor ‘human smugglers’ en niet meer dan dat, om ongestraft te blijven.

In 2009 bleef het aantal aanvallen stijgen, ondanks de aanwezigheid van de Europese Atalanta-strijdmacht en 26 andere oorlogsschepen ter hoogte van Somalië. Ongetwijfeld is het aantal succesvolle kapingen gedaald, door enkele spectaculaire acties – met name van Franse en Luxemburgse zijde. Maar de herfst, het topseizoen voor piraten, is nog lang niet voorbij.

DOOR BéATRICE PETIT

‘Voor het eerst in een kwarteeuw vuurt de Belgische Zeemacht waarschuwingsschoten af!’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content