Het figuren- en poppentheater voor volwassenen in Vlaanderen: een gevecht tegen de vooroordelen.

Sinds jaar en dag wordt theater gemaakt met poppen en objecten, voor kinderen én voor volwassenen. En toch. Wie “poppenspel” zegt, wordt heel vaak en niet zonder een zweem van milde meewarigheid naar het kindertheatercircuit verwezen. Weten volwassenen in Vlaanderen niet dat poppenspel al een zeer oud en vaak geducht volksvermaak is en dat deze discipline zich al lang tot kunst heeft verheven? Een beetje theaterliefhebber zal allicht Fred Delfgaauw of Neville Tranter weten te situeren, of herinneringen hebben aan Jozef Van den Berg. Maar aan een volwaardig uitgebouwd circuit van poppen- of figurentheater voor volwassenen is men, althans in Vlaanderen, nog altijd niet toe.

Het probleem situeert zich vooreerst in een mentaliteit die historisch is gegroeid en waardoor spelen met poppen en allerhande figuratie al te lang in de folkloristische en traditionele hoek is geduwd. Er is meer dan de kelder van Toone in Brussel, Pierke in Gent of de Neus in Antwerpen, al kunnen we hun vrolijke en kritische uithalen niet missen. Veel volwassenen herinneren zich poppenspel ook als iets uit het klasje van “meester Frans”, als pedagogisch middel en zoethoudertje in afwachting van de schoolbel. Onwetendheid over wat in die sector gebeurt, houdt de drempel hoog. En toch ligt het probleem niet in de eerste plaats bij het publiek, zegt Karel Van Ransbeeck, sinds 1989 de artistieke drijfkracht achter Poppentheater De Spiegel (Onze Lieve Vrouw-Waver), een reizend gezelschap dat internationaal doorbreekt.

Van Ransbeeck heeft dit jaar, in een regie van André Vermaerke, “Karel ende Elegast” gemaakt, een bewerking door Wannes Van de Velde van het bekende middeleeuws verhaal waarvoor Karel de Grote mogelijk model stond. Van de Velde herschreef het verhaal als was het voor een Antwerps Poesjenellen-spektakel, compleet met de commentaar van Neus en Kop. Van Ransbeeck zet de productie in het teken van de recyclage. Hij laat het ridderverhaal over trouw en ontrouw, eerlijkheid en verraad vorm krijgen via de fantasie van een milieubewuste visser. Die maakt vanop een aanlegsteiger een waterplas schoon en uit het opgeviste afval ziet hij ingewikkelde sculpturen ontstaan die stang- en andere poppen blijken te zijn. Een oude poppenspelvorm krijgt ineens een heel moderne kleur en klank. De dubbele sfeer van oud en nieuw wordt niet alleen verhoogd door de pittige klankkleur van Van de Veldes taal, maar ook door een trio dat a capella de tekst en handeling begeleidt.

AL DOENDE LEREN

Van Ransbeeck weet dat je alleen met kwaliteit een publiek van volwassenen terugwint en dat je als speler in de eerste plaats “het metier” moet kennen. Maar het product wordt maar interessant als je dat ambachtelijke voorbij bent. Naar zijn vorige producties voor kinderen kwamen ook volwassenen en telkens waren ze enthousiast en tegelijkertijd verbaasd dat ze dat kinderlijke en naïeve, waarop poppentheater dikwijls steunt, nog in zich hadden. De poppenspeler mag dan al een productie maken voor een bepaalde doelgroep, uiteindelijk maakt hij ze voor iedereen.

Dat is ook de stelling van Luk Caeyers, die rondtrekt met “Lander, een verhaal…?” een productie van zijn eigen Alexander Sreyeac Compagnie. Caeyers komt uit de muziek. Hij maakte de kinderopera “Het feest zonder muziek” en de jeugdopera “Valeriaan”, schreef kamermuziek, musicals en toneelmuziek voor diverse gezelschappen. “Lander, een verhaal…?” is voor een breed publiek, maar tot ieders verwondering wordt de productie zelden in het avondcircuit geprogrammeerd. Het hoofdpersonage, Lander, is een man van weinig woorden, maar toch “vertelt” hij heel wat. Dat lukt hem dankzij de vriendschap en de luisterbereidheid van de vogel Amitabha. Beiden contrasteren met een aantal boze mensen die alleen op macht en geld uit zijn. Bijzonder in deze productie is het invoegen van schimmenspel en de grote mate van magie die Caeyers bereikt door suggestieve manipulatie, belichting en muziek.

Caeyers geeft toe dat wat een poppen- of figurenspeler doet complex en voor een leek niet direct in het hokje theater in te passen is: “Wij leren dit vak al doende, of het gaat over van vader op zoon. Wij hebben ook niet die onderbouw die het professionele theater heeft. Je hebt alleen je creativiteit om met een klein budget grote dingen te realiseren. Als je niet slaagt, mag je het vergeten tot je weer wat geld loskrijgt. Een acteur kan een carrière uitbouwen met louter acteren. Wij niet. Wij moeten alles doen. Ik maak ook zelf de teksten, ik speel ze zelf, ik bepaal zelf wanneer mijn “kind” op de wereld komt. Om met elke productie te verrassen, moet je je nek ver uitsteken. Maar dat is de charme van ons vak. Subsidies zijn goed voor een bepaald project. Maar zo werk ik niet. Een productie groeit en groeit, is dus nooit echt af of netjes omlijnd.”

GEEN SOMBERE TOEKOMST

“Subsidies zijn er niet voor vernieuwing”, vult Van Ransbeeck aan. “Met “Karel ende Elegast” heb ik willen aantonen dat we met De Spiegel wel degelijk vernieuwend werken. Met twee en een half miljoen frank zijn we erin geslaagd de productie op punt te zetten. Ik heb daarvoor 800.000 frank subsidie gekregen. Dat overkomt me geen twee keer in vier jaar!”

Christian Lapinne, de man van XL-productions, die de verkoop van de producties van Van Ransbeeck en Caeyers behartigt, betreurt dat er geen toonaangevend poppentheaterfestival meer is in Vlaanderen, zoals destijds in Dommelhof (Neerpelt). Spelen op een festival werkt als een soort geloofsbrief. Je bent al door een filter gegaan. Voorts stipt Lapinne een zekere gemakzucht aan bij de programmatoren. Ze komen maar enkele producties meer bekijken en boeken veel blind. Het vraagt ook lef om poppentheater te programmeren in het avondcircuit. Het grootste gevaar voor kleine gezelschappen, en daar resorteren al de poppen- en figurentheaters onder, is de marketing van het theater. Grote gezelschappen kunnen veel advertentieruimte betalen om volk te lokken of veel gratis kaarten afstaan.

Toch ziet Van Ransbeeck de toekomst niet somber in. Hij is ervan overtuigd dat ondanks de marketing en de concurrentie van televisie en film, een volwassen publiek nog kan gepakt worden door iets dat levend vóór ze staat en iets goeds vertelt of laat zien en voelen. Figurentheater heeft wel niet de mogelijkheden van televisie of film maar kan meer dan het “gewone” theater. Waar een acteur zijn grenzen heeft, beginnen de mogelijkheden van de pop, wist de Franse regisseur Gaston Baty. Het komt erop aan de verbeelding optimaal te laten werken en door te gaan in de logica van die verbeelding, waardoor een pop in staat is de zwaartekracht op te heffen en je het publiek dingen laat geloven die je onmiddellijk daarop doorprikt. Met poppentheater kan je de dingen scherper stellen omdat je een afstand schept en met symbolen werkt. “Wij appelleren aan een primitief gevoel dat al van in de oertijd in de mens aanwezig is,” aldus Van Ransbeeck, “de donder zou wel eens een god kunnen zijn. Dat gevoel voor symboliek zijn we nog niet kwijt”.

Is er bij het volwassen publiek onwetendheid omtrent het poppen- en figurentheater, ook de makers geven grif toe nog niet te weten wat het allemaal inhoudt: het is nog één groot onontgonnen gebied. Er wordt gestreefd naar integratie van verschillende disciplines binnen het poppentheater, maar dat veronderstelt dat je mensen vindt die deze disciplines beheersen en ze kunnen continueren. Bovendien is een productie voortdurend in beweging, maar productiedwang staat evolutie in de weg. Bij elke première wordt al gevraagd naar de volgende.

Info voorstellingen “Karel ende Elegast” en “Lander, een verhaal…?” bij XL-Productions, 09/281.10.05.

Roger Arteel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content