Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Bij de moordaanslag zeven jaar geleden in Luik op André Cools geraakte ook de Parti Socialiste zwaar gewond. Een gesprek met Cools’ naaste poulain Philippe Moureaux.

Volgende zaterdag komen de oude kompanen van André Cools samen op de begraafplaats van Flémalle voor de herdenking van de zevende verjaardag van de moord op de PS-leider. Het is gewezen vice-premier Philippe Moureaux die ervoor zorgt dat de harde kern van coolsiens elk jaar opnieuw in Flémalle op het appel verschijnt.

Onlangs heeft een rechtbank in Tunis de twee huurmoordenaars van Cools veroordeeld. Maar het blijft een raadsel wie de ware opdrachtgevers van de aanslag zijn. Door de aanslag op Cools werd ook diens partij, de Parti Socialiste, zwaar getroffen. Want in de loop van de moordenquête kwamen allerhande affaires aan het licht, waarin de PS een hoogst bedenkelijke rol had gespeeld. Voor twee van die affaires, de Agusta- en Dassault-zaak, staan Vlaamse, Waalse en Brusselse socialistische kopstukken binnenkort terecht voor het Hof van Cassatie.

Als gevolg van die affaires geraakte de PS haar status kwijt. Federaal overleefde de partij de afgelopen jaren in de rooms-rode regeringen omdat ze, zowel tijdens de commotie rond Agusta en Dassault maar ook rond het privé-leven van haar vice-premier Elio Di Rupo, telkens door de Vlaamse regeringspartners, en door de CVP in het bijzonder, in bescherming werd genomen. Ook in het Franstalige landsgedeelte is het niet langer de PS, maar de liberale PRL van Louis Michel die de politieke agenda bepaalt.

Eén voorbeeld – onder de vele – van de tanende invloed van de partij is de manier waarop onlangs de voorzitter van de Brusselse PS, Philippe Moureaux, door Ecolo wandelen werd gestuurd. Moureaux had Ecolo voorgesteld om voor de verkiezingen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een soort van links kartel te vormen. De weigering van de Ecolo-kopstukken Henri Simons, Isabelle Durant en Marie Nagy volgde prompt. Bij Ecolo vonden ze Moureaux’ voorstel “dubbelzinnig” maar vooral “weinig rendabel”. Zeven jaar geleden zouden ze bij Ecolo een dergelijk voorstel heel wat ernstiger hebben overwogen.

PHILIPPE MOUREAUX: Wellicht hadden wij zeven jaar geleden nooit zo’n voorstel gedaan. Want intussen is er heel wat veranderd. En dat is niet alleen een gevolg van de moord op Cools en het openbarsten van de affaires. Ideologisch, economisch is de wereld, de samenleving, sedert de dood van Cools grondig gewijzigd.

Toch valt het niet te ontkennen dat de dood van Cools een bijzonder nefaste invloed heeft gehad op de status van de PS.

MOUREAUX: De partij heeft zich na dat drama nooit geheel hersteld. Da’s zeker. Met de tijd geraakten de wonden wat geheeld. Maar de moord op Cools blijft onopgelost. En dat legt een ernstige hypotheek op de toekomst van de partij.

De indruk bestaat dat u zich sedert de moord op Cools altijd slecht heeft gevoeld in de PS.

MOUREAUX: De dood van Cools was voor mij een persoonlijk drama waarvan ik nog altijd niet helemaal hersteld ben. Cools was iemand die ik oprecht bewonderde. Daarom heb ik des te meer geleden onder alles wat naderhand aan de oppervlakte kwam, onder de laster ook die vanuit bepaalde socialistische middens over Cools werd verspreid, en onder de terughoudendheid van bepaalde PS’ers in het achterhalen van de waarheid omtrent de moordaanslag.

Wijst die terughoudendheid op schuld?

MOUREAUX:Ah ça!? Laten we daarin voorzichtig zijn. Goddank zie ik die terughoudendheid niet bij alle PS’ers. Ik heb daar lang onder geleden. Maar in de politiek moet je soms de persoonlijke gevoelens opzijzetten, zoniet is het onmogelijk te blijven doorwerken aan de opdracht die ons bezighoudt.

Er was een tijd dat ik de grootste moeite had om het PS-bureau bij te wonen. Wellicht was dat een gevolg van bepaalde verklaringen die ik bij het gerecht had afgelegd. Hoewel, op enkele na zou ik al die verklaringen opnieuw afleggen.

Niet alleen bij de PS, ook in andere politieke middens begrepen ze niks van de hardnekkigheid – toegegeven: daar was ook wat provocatie bij – waarmee ik trachtte de waarheid over de moord op Cools boven te halen. Dat onbegrip maakte dat ik me op de duur erg ongemakkelijk voelde, niet alleen in de PS maar in het politieke milieu in het algemeen. Na mijn vertrek uit de Wetstraat, tot mijn aantreden als burgemeester van Molenbeek, had ik ook de stellige indruk dat ik werd gemeden omwille van de verklaringen die ik had afgelegd. Was dat een verkeerde indruk? Kreeg ik last van paranoia? Wie zal het zeggen?

Uw verklaringen hebben tal van zaken, zoals de Agusta-affaire, aan het rollen gebracht. Al heeft u altijd volgehouden dat het gerecht u in een val lokte.

MOUREAUX: Dat ze me in de val hebben gelokt, is overduidelijk. In het begin waren we het eens dat ik in gesprekken met Luiks commissaris Raymond Brose zou trachten het gerecht wegwijs te maken. Maar ineens ging Brose alles toespitsen op één element, de Agusta-zaak.

U bent wel als eerste begonnen over uw bijeenkomst, begin 1989, met toenmalig defensieminister Guy Coëme en PS-voorzitter Guy Spitaels, waar u voor het eerst vernam dat er in de aankoop van de Agusta-helikopters sprake was van smeergeld. Met die verklaring bracht u meteen Coëme en Spitaels in ernstige moeilijkheden.

MOUREAUX: Ik heb met commissaris Brose over Agusta gepraat zoals ik met hem alle dossiers besprak waarmee André Cools zich had ingelaten. In de loop van onze gesprekken heb ik die samenkomst met Coëme en Spitaels vermeld. Verre van mij om hiermee mensen in opspraak te brengen. Naderhand heb ik hierover een bijzonder moeilijk om niet te zeggen tragisch onderhoud gehad met commissaris Brose en onderzoeksrechter Véronique Ancia, omdat zij mij in de val hadden gelokt. Hoewel ze niet helemaal toegaven dat ze me hadden misleid, moesten ze toch bekennen dat ze mij hadden gebruikt, maar dan wel voor “de goede zaak”.

Sommigen hebben niet begrepen waarom u destijds zo terughoudend was om openlijk over de Agusta-affaire te praten. Het is en blijft nog altijd een van de pistes in het moordonderzoek.

MOUREAUX: Ik heb inderdaad nogal geaarzeld om daarover te praten. Omdat ik me afvroeg hoever men in dit soort zaken kan gaan. Want zulke verklaringen zijn niet zonder gevaar.

Ik doceer historische kritiek. Als ik een verklaring teken, dan staat daarin alleen dat waarvan ik volkomen zeker ben. Probeer maar eens een samenvatting te geven van een gesprek dat u tien jaar geleden heeft gevoerd. Er zijn daar één of twee elementen die u zich perfect herinnert; van andere bent u minder zeker. En dan zijn er elementen die u naderhand uit een en ander heeft afgeleid. Hiermee is de grootste omzichtigheid geboden. Sommige enquêteurs hebben het moeilijk met dat onderscheid. Ze maken geen verschil tussen de betrouwbare elementen in een getuigenis en de stukken die een getuige ter verduidelijking aanbrengt maar die niet meteen bruikbaar zijn voor een rechtbank.

Volgens sommige betrokkenen hebben de enquêteurs een gebrekkige kennis van het politieke milieu. Klopt dat?

MOUREAUX: Het gerecht kent het politieke milieu niet en wíl het ook niet kennen. De speurders leggen in elk geval de grootst mogelijke omzichtigheid aan de dag, want het is een wereld die ze in hoge mate verontrust. Dat is betreurenswaardig, want zoals commissaris Maigret ons leerde: om een deugdelijk onderzoek te voeren, moet men eerst het milieu leren kennen waarin de zaak zich afspeelde.

Dat de speurders nooit hebben getracht het politieke milieu te doorgronden, is een zware handicap die het ze moeilijk maakt om door te dringen tot de kern van de zaak en om na te gaan waar de echte verantwoordelijkheden liggen. Justitiële verantwoordelijkheid, welteverstaan. Niet de politieke verantwoordelijkheid. Die vastleggen komt alleen de burger toe. Wat de speurders niet belet geregeld de gerechtelijke en politieke verantwoordelijkheid door elkaar te halen.

Waaraan denkt u dan?

MOUREAUX: De speurders en de magistraten stellen vragen bij de manier waarop werd gekozen voor de aankoop van militair materieel. Het is niet aan hen te oordelen of het politiek juist was daarbij al dan niet economische compensaties in overweging te nemen. Want in die periode was er geen enkele regering die haar aankopen niet afhankelijk maakte van de economische compensaties. Je kan nu voorhouden dat dit verkeerd was. Maar dat was een politieke keuze.

Door de goede zin van economische compensaties in twijfel te trekken, stapt justitie uit haar rol. Justitie moet alleen antwoorden op de vraag of er al dan niet sprake is van corruptie.

U vernam op die fameuze bijeenkomst met Coëme en Spitaels dat er mogelijk iets niet pluis was met de Agusta-aankoop. U stapte meteen naar Cools. En die was, u heeft dat zelf getuigd, niet eens verwonderd. U stelde daar geen vragen bij?

MOUREAUX: Toch wel. De houding van Cools heeft me altijd geïntrigeerd. Daarom heb ik die episode ook aangehaald tegenover commissaris Brose. Cools was iemand die doorgaans zeer heftig reageerde. Maar die keer was het alsof hij al op de hoogte was van wat ik hem vertelde. Of wilde hij daarover met mij niet praten? Die vragen hebben me achteraf vaak beziggehouden.

U was vice-premier op het moment dat u dit alles vernam. Nadien zijn er gelegenheden geweest om het Agusta-contract te verbreken, omdat de toestellen te zwaar waren of omdat de compensatiebestellingen achterwege bleven. Toch bleef het contract overeind.

MOUREAUX: In de ministerraad heb ik meermaals gepleit voor een veel striktere toepassing van het Agusta-contract. Temeer omdat ik me met heel deze kwestie bijzonder ongemakkelijk voelde. Toen ook de compensaties achterwege bleven, werd het helemaal dramatisch.

Maar je moet ook de periode bekijken waarin dit alles zich afspeelde. Als vice-premier en chef de file van de PS in die regering liet ik me weinig in met defensiecontracten. Ik was veeleer bezig met de grondwetsherziening, de fiscale hervorming, de eerste Rwanda-kwestie. Het was de periode van de crisis in het Midden-Oosten, van de Golfoorlog. Ik sta altijd verbaasd over de vanzelfsprekendheid waarmee het gerecht het doet voorkomen alsof die regering met niks anders bezig was dan met de aankoop van militair materieel.

Bovendien worstelde de PS toen met interne moeilijkheden als gevolg van de regeringsvorming en de voortdurende aanrijdingen met de happartisten. In die mate zelfs dat sommigen daarin een motief zagen voor de moord op Cools.

MOUREAUX: Ik sluit nog steeds niet uit dat we hier met een politieke moord van doen hebben. Het is een thesis die voor velen intellectueel onmogelijk is. Zoiets is ondenkbaar in België, wordt me verzekerd. Velen vinden dat de moord te maken moet hebben met grote poen, met contracten die al dan niet tot stand kwamen. Let wel, ik verwerp dat spoor niet, maar de mogelijkheid van een politieke moord mag niet worden uitgesloten.

In 1995 maakte u met veel gedruis, tot in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de beweringen van ene Georges Delfosse tot de uwe. Vrij snel bleek de man een fabulateur. Hoe belandde u in die sloot?

MOUREAUX: Ik heb daar in elk geval een zware fout gemaakt. Ik werd in die zaak benaderd door een journalist en door een advocaat die me het verhaal van dat personage lieten horen. Die man leek enorm veel te weten. Er werd me ook verzekerd dat het leven van die getuige in gevaar was. Ik ben daarin getrapt. Toch heb ik me altijd afgevraagd waarom men die getuige uitgerekend naar mij stuurde. Het komt me voor dat iemand – ik weet niet wie – mijn betrouwbaarheid als getuige heeft willen ondermijnen. Dat lijkt me aannemelijk, want sindsdien heb ik veel van mijn geloofwaardigheid ingeboet en sta ik omzeggens buitenspel.

Meteen na de dood van Cools bent u naar Luik gegaan om er diens plaats in te nemen als hoofd van Neos, wat toen nog gold als het sluitstuk van het financiële netwerk van Cools. U bent snel weer vertrokken. Waarom?

MOUREAUX: Vrij gauw is gebleken dat ik daar niks verloren had. Van dat web, de zogeheten “nébuleuse” was geen sprake. Cools had gepoogd om, na de ineenstorting van de staalindustrie, de Luikse regio opnieuw op het spoor te helpen met Meusinvest, dat oogde als een privé-initiatief maar gevoed werd door kapitaal uit de intercommunales. Neos had daarin nog verder kunnen gaan. Maar Cools kreeg nooit de gelegenheid om dit initiatief te ontwikkelen. Toen ik daar aanbelandde, was het duidelijk dat, met de atmosfeer die toen over Luik hing, de zaak definitief aan de grond zat.

Waarom ze mij hebben gevraagd? Omwille van mijn nauwe banden met Cools. Maar ook omdat Cools zelf altijd bruggen wilde slaan tussen Luik en Charleroi, tussen Luik en Brussel. Wellicht dachten ze dat de aanwezigheid van een Brusselaar nuttig kon zijn. Dat was een foute berekening.

Momenteel zit u als voorzitter van de Brusselse PS met problemen omdat u volgens sommige partijleden onvoldoende afstand neemt van Merry Hermanus, de man die in 1989 voor de PS naar Luxemburg trok om er de 30 miljoen frank van Dassault op te halen.

MOUREAUX: Ik probeer in alles de nodige objectiviteit aan de dag te leggen, ook als ik de problemen moet regelen bij de PS van Jette, waar Hermanus actief is. Maar ik weiger mee te huilen met wolven. Voor mij blijft iemand onschuldig zolang hij niet is veroordeeld.

Vreest u de electorale gevolgen van het Agusta- en Dassault-proces?

MOUREAUX: Wat wil je met zo’n proces dat gepaard gaat met het decorum eigen aan het Hof van Cassatie, de politieke kopstukken die daar terechtstaan, de opwinding in de media die buiten elke proportie dreigt uit te groeien? Het wordt zowel voor PS en als voor de SP een erg lastige periode.

Het dreigt ook het proces te worden van de socialistische partijen. Want ik kan alleen vaststellen dat elementen, die verwijzen naar andere partijen, meteen in een nieuw dossier werden gestopt en apart worden onderzocht.

Heeft u nooit gedacht dat justitie u in beschuldiging zou stellen?

MOUREAUX: In de Uniop-zaak was het bijna zover.

Daar hebben ze dan maar uw kabinetschef Jean-Louis Stalport in uw plaats veroordeeld. Wat u achteraf in eigen PS-rangen erg kwalijk is genomen.

MOUREAUX: Op een bepaald moment werd het parlement gevraagd mij en een aantal andere ministers op basis van de Uniop-enquête in beschuldiging te stellen. Uiteindelijk werd alleen GuyCoëme doorverwezen. In dat dossier werden ook andere verdachten genoemd. Maar Stalport werd in geen van die stukken ooit vermeld. Tot de dagvaardigingen werden verstuurd en tot ieders verbijstering bleek dat Stalport in beschuldiging werd gesteld – in mijn plaats, als het ware. Dat was onvoorstelbaar. Het Uniop-proces blijft voor mij een enorme gerechtelijke dwaling, waarbij onschuldigen zoals Stalport veroordeeld werden.

Ook bij het Agusta- en Dassault-proces stel ik me vragen, vooral als ik zie wie wel en vooral wie niet – ik zal maar geen namen noemen – werd gedagvaard.

U moet zich de voorbije zeven jaren toch meermaals hebben afgevraagd: wat een puinhoop hebben wij aangericht?

MOUREAUX: Die puinhoop is gelukkig niet het enige wat overblijft. Maar we hebben ons laten meeslepen in de manier waarop de partijen werden gefinancierd, in het electorale opbod, de zware campagnes. Louis Tobback heeft ooit een uitdrukking gebruikt die ik eerder al eens op de RTBf had aangewend: “de verloren generatie”. Die omschrijving van onze generatie klopte precies.

Maar de verloren generatie staat er nog steeds. U in Brussel en in Molenbeek. Louis Tobback is opnieuw federaal vice-premier en minister van Binnenlandse Zaken.

MOUREAUX: Maar we vertonen toch wel erg zware littekens.

Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content