De revolutie hóéft haar kinderen niet op te eten: ze kan er ook domweg niet naar omkijken. In Zijn verborgen bestaan blikt Peter Carey kritisch maar zonder reactionair te worden terug op de woelige jaren zestig en zeventig.

De Australische schrijver Peter Carey (1943) woont alweer bijna twintig jaar, sinds 1990, in New York, maar hij blijft in zijn werk terugkeren naar zijn geboorteland. In zijn nieuwste roman, Zijn verborgen bestaan, stuurt hij daar Anna Xenos heen. Anna is een Griekse immigrantendochter die het tot Harvard en tot een aanstelling als docente aan het zeer prestigieuze liberal arts college van Vassar in Poughkeepsie heeft geschopt. Maar voor ze daar ook echt les gaat geven, neemt haar leven een wel zeer drastische en onvoorziene wending. Die heeft te maken met een vroegere vriendin en studiegenote van haar, Susan Selkirk. Deze dochter uit een New Yorks patriciërsgeslacht is ondertussen – we schrijven 1972 – een van de leiders van de radicaal-socialistische Students for a Democratic Society (SDS) geworden. Samen met haar man David, ook een SDS-kopstuk, is ze al jaren op de vlucht voor de politie. Hun zoontje, dat ze uiteraard Che hebben genoemd, hebben ze achtergelaten bij Susans moeder. Anna, die toen het ventje nog een baby was vaak op hem heeft gepast, krijgt nu de opdracht om het kind, dat intussen bijna acht is, voor een uurtje of wat en onder strikte geheimhouding bij zijn moeder af te leveren. Susan heeft namelijk, na al die tijd, het verlangen geuit haar kind nog eens te zien.

Doordat Susan Selkirk ‘nog geen bed kon opmaken, laat staan een revolutie organiseren’, slaagt ze erin de gemaakte afspraak op zeer definitieve wijze te missen. Waarna voor Anna een hele odyssee met het jongetje aanbreekt, die ten slotte in een hippiegemeenschap aan de Australische oostkust eindigt, in het gat Yandina aan dezoom van het regenwoud. Anders dan Che’souders engageert Anna, die ‘Dial’ wordt genoemd (van ‘dialectiek’), zich wel concreet voor het mannetje. Al is het niet eens haar eigen kind, en al gaat het tegen haar eigen belangen in, zij laat hem niet in de steek. Het is ook echt liefde tussen die twee, en zonder zoetelijk of klef te worden of er een zekere nuchterheid bij in te schieten weet Carey dat heel mooi over te brengen. Dat is zeker het meest aansprekende aspect van dit mooie boek. Een derde Bookerprijs (samen met J.M. Coetzee is hij de enige dubbelwinnaar) zal Carey voor Zijn verborgen bestaan vermoedelijk niet krijgen, na de bekroningen voor Oscar en Lucinda (1988, vertaling 1989) en Het ware verhaal van de Kelly-bende (2000/2001). Maar het heeft prachtige passages, een schitterend slot, en stelt niet de oninteressantste vragen aan de orde – al dan niet bewust zo door de auteur gewild.

De achtergrond van het boek wordt gevormd door het politieke terrorisme in de Verenigde Staten in de jaren zeventig. Waarom nu een boek daarover?

PETER CAREY: Ja, hoe komt zoiets? Je raakt soms ergens in verzeild. Ik heb het zeker níét geschreven omdat ik dacht dat het nu zo’n bijzonder gunstig tijdstip is om het over de jaren zestig en zeventig te hebben en over de relevantie van die tijd voor ons leven nu. Maar net voor ik aan dit boek begon, had ik Diefstal gepubliceerd. Een deel daarvan speelt in Australië, en bij het schrijven daarvan was ik hogelijk verbaasd dat ik me zo ongelooflijk veel details kon herinneren, dat ik nog steeds zintuiglijk toegang had tot mijn land, op een manier die ik dacht te zijn kwijtgeraakt. En toen ik aan dit boek begon, vond ik het heel spannend om weer iets met dat aspect te doen. Ik heb echt in een plaatsje gewoond, Bellingen heette het (uit te spreken als ‘bellendzjin’), dat heel erg lijkt op de stadjes in Zijn verborgen bestaan. En om allerlei bizarre, persoonlijke redenen heb ook ik, in 1976, in die hippiegemeenschap van Yandina gewoond, een goede honderd kilometer ten noorden van Brisbane.

Ik kón iets met die plaats, maar met politiek had dat in eerste instantie niet zo veel te maken. Dit is een verhaal over mensen wier leven op een bepaald moment helemaal uit zijn hengsels wordt gelicht, maar die tegelijk, in dat kleine stukje van hun leven – want het verhaal beslaat nog geen jaar – een intense, onvoorwaardelijke liefde ervaren. Je weet niet precies hoe Che zal opgroeien, maar je weet wel dat hij die episode met Dial de rest van zijn leven met zich mee zal dragen. En dat is voor mij de kern van het boek, de wezenlijke gedachte erachter.

Het slot (om niemands leesplezier te vergallen, laten we het in het vage) is geen droomscène of zo?

CAREY: Nee nee, wat daar beschreven wordt, wordt geacht echt zo te gebeuren. Je kunt een verhaal op de Jane Austenmanier laten eindigen, en het doortrekken tot er een huwelijk van komt, of je zou door kunnen gaan tot Che’s dood. Maar ik wou die ene, vrij korte periode, één moot uit hun leven gesneden. Er zijn tijden in mijn leven geweest dat ik echt een vreselijke periode door moest, en die zijn er in uw leven ongetwijfeld ook geweest – en een van de meest troostende dingen die mensen dan tegen je kunnen zeggen is: dit is maar één hoofdstuk uit je leven. En dát wilde ik vastleggen, dat ene hoofdstuk. Dat hele rare ding dat er ooit in het leven van die man, van Che dus, is gebeurd.

Dus voor mij eindigt het echt daar: bij drie mensen die alleen door de omstandigheden met elkaar te maken hebben gekregen, maar die toch even het oergezin vormen. Bezield door onbaatzuchtige liefde, koesterend, veilig, een plek waar je naar terug wilt keren.

En die plek was dan juist het ‘illegale’ deel van zijn bestaan (zoals het boek in het Engels eigenlijk heet: His Illegal Self ). Waarmee we toch weer terug zijn bij het politieke aspect van het boek.

CAREY: Wel, het speelt natuurlijk in een politieke wereld, met mensen die ook politieke doelen nastreven. Dus in die zin is het ook een politieke roman.

Waar de radicale studenten niet zo mooi uitkomen. Ze zijn vooral erg goed in het produceren van theorie, en in ijzerenheinig vaststellen wat het beste is voor ánderen, lijkt het, of die anderen het daar nu mee eens zijn of niet. Kijk naar Che, die moet hier voortdurend van alles waar het joch eigenlijk geen zin in heeft.

CAREY: Hij wordt niet gedwongen, hè. Hij is meer de kurk die ronddobbert op de stromingen die het leven om hem heen ontwikkelt. Daarin is hij zelfs van tamelijk gering belang.

Precies, dat is het ‘m nu juist.

CAREY: Ja, maar wacht even. Laten we eerst eens naar Anna kijken. Haar vader was in Griekenland bij het verzet tegen de kolonels, hij is lid van de communistische partij. Dit is een man die écht met politiek bezig is geweest. Hij heeft recht op zijn politieke opvattingen, zou je kunnen zeggen, hij heeft ervoor gevochten. Hij is ten slotte in de VS belandt, en daar vindt hij, met zijn achtergrond: ach kameraden, er ís hier helemaal geen revolutionaire situatie. En zijn dochter is absoluut politiek bewust. Zij is links, maar niet uiterst links, zoals een deel van de radicalen, die ‘in Mao’ zijn. Ze heeft klassenbewustzijn, tegelijk is ze een beetje een snob: ze heeft klassengrenzen overschreden door tot Harvard door te dringen, maar daar heeft ze ook keihard voor gewerkt, het is haar zeker niet in de schoot geworpen. De Harvardradicalen echter komen nu juist uit de leidende klassen. Je ziet ook dat de Weathermen, de eigen Amerikaanse ultralinkse terroristen die in de jaren zeventig uit de SDS zijn voortgekomen, wel dingen wilden veranderen voor ‘de arbeidersmassa’s’, maar niet in staat bleken om buiten de universiteitscampus dingen te organiseren. Ze vonden totaal geen aansluiting bij de arbeidersklasse, en omdat het allemaal veel te traag ging naar hun zin, kwamen ze ten slotte tot de overtuiging dat het antwoord was: laten we de boel de lucht in blazen en zo zelf een revolutionaire situatie scheppen.

Ik heb me in het boek geconcentreerd op Anna. Haar politieke opvattingen zijn niet goedkoop of modieus, maar ze hééft ze wel. Vandaar ook haar lichtelijk vijandige houding tegenover de hippies. Turn on, tune in, drop out, dé mantra destijds van de hippiebeweging, vindt ze gewoonweg gelul.

Wat voor haar doorzicht pleit.

CAREY: Maar die hippies blijken ten slotte wél erg lief en behulpzaam voor haar en de kleine Che te zijn. Dingen zijn gewoonlijk niet zo zwart-wit. En als je naar de toestand van de wereld nu kijkt… Onder de hippies zaten ook de eerste ecologisten, de eersten die zeiden: zo kunnen we niet met de aarde blijven omgaan. Zo compleet verkeerd waren die nu ook weer niet, toch? Maar zoals het boek van terzijde ook laat zien: op de weg naar de verwezenlijking van prachtige idealen blijken vele minder prachtige en onideale mensen mee te lopen. Moet dat ons ervan afhouden toch maar voort te gaan op die weg?

PETER CAREY, ZIJN VERBORGEN BESTAAN, UIT HET ENGELS VERTAALD DOOR HIEN MONTIJN, DE BEZIGE BIJ, AMSTERDAM, 296 BLZ., 19,90 EURO.

DOOR HERMAN JACOBS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content