Oranje-rood is in Franstalig België klinisch dood. Philippe Busquin houdt het bed warm voor Louis Michel. De PSC betaalt de prijs voor het onhandige overspel van Charles-Ferdinand Nothomb.

In de gelagzaal van het Maison du Peuple in Maffle, een onooglijk dorpje in de schaduw van Ath, begint Standard Luik aan een rampenmatch tegen Racing Genk. Nu en dan dringen rauwe vloeken door tot in de achterzaal waar PS-voorzitter Philippe Busquin, Fidel Castro naar de kroon steekt. Twee en een half uur is hij al aan het woord, als de scheidsrechter het einde van de match fluit: 2-4. “We hadden op een match nul gerekend. Soit, op 13 juni zullen wij het wel beter doen.”

Anders dan op “nationale” congressen, spreekt Bubu hier niet van het blad. Het is de eerste keer dat hij in het volkshuis van Maffle komt. “In Ath ben ik genoeg geweest”, zegt hij fijntjes. Niet één keer zal die avond de naam vallen van de man die twintig jaar burgemeester van Ath is geweest, van 1977 tot 1997, tevens Busquins voorganger aan het hoofd van de partij: Guy Spitaels. Dieu is weg, Busquin blinkt van zelfvertrouwen, maar de gemiddelde leeftijd in het volkshuis blijft desondanks aan de hoge kant. Ook het lokaal straalt oude glorie uit. Op een plank staat een verzameling bekers: Trophée du 1 Mai, gegeerd tijdens kermiskoersen. Grand monsieur in de gelagzaal is de bijna tachtigjarige Jean Dulac. Met vlinderdasje en hoffelijke manieren. Van 1963 tot 1981 leidde hij een schaduwbestaan in de Senaat. Geen kameraad komt hier binnen zonder meneer Dulac een handje te schudden.

Een militant van gemiddelde leeftijd slaat het meewarig gade. Hij heeft er een erezaak van gemaakt om de verjonging in het arrondissement Doornik-Ath-Moeskroen te versnellen. “Het drama van deze federatie is dat de ouden bleven zitten zonder zich ooit te bekommeren om hun opvolging. En als ze dan toch weg moesten en over hun schouder keken, stelden ze vast dat ze een woestijn achterlieten.”

Maffle dus, en niet Ath, werd uitgekozen voor de algemene vergadering van de PS-federatie West-Henegouwen. Tussen de overalls en de zondagse kleren valt het blitse gele jasje van federatievoorzitter Rudy Demotte op. Een dertiger, federaal volksvertegenwoordiger en een trouw soldaat van Busquin. Demotte maakte deel uit van de vernieuwingsgroep die onder auspiciën van Busquin twee jaar geleden de partij uit het dal van de affaires moest helpen. “Onze federatie is een laboratorium geworden”, zegt Demotte trots. “De klemtoon is hier verlegd van de federatie naar de associatie. Alle leden hebben hier een stem, en niet een kransje uitverkorenen. Het is ook hier dat we erin geslaagd zijn om de moeilijke evenwichtsoefening te maken tussen diegenen die alles direct wilden zien veranderen en zij die niets wilden.”

LATEN WE NIET PESSIMISTISCH ZIJN

Ondanks de trage generatiewissel en de dreiging van extreem rechts heeft de PS zich in lange tijd niet meer zo zegezeker gevoeld. Bij de vorige verkiezingen, in 1995, was de sfeer om tal van redenen heel wat bedrukter. De wonde van Agusta was nog vers, en bovendien moest de PS van haar achterban het vertrouwen vragen voor een, a fortiori voor socialisten, weinig dankbare klus: de oranje-rode ploeg moest nog beginnen aan de moeilijkste bergrit naar de drieprocentnorm. Saneren dus. Op het congres in Sambreville na de verkiezingen, waar de militanten hun fiat moesten geven aan de PS om verder met Jean-Luc Dehaene (CVP) in zee te gaan, liep het bijna mis. Sommige socialisten beweren dat er tijdens dat congres druk telefonisch overleg is geweest tussen Busquin, vice-premier Elio Di Rupo (PS) en de premier zelf om het overhellende schip recht te houden. Er kwam enige proceduriële creativiteit aan te pas om “gevaarlijke” stemmingen te omzeilen.

Dat, en het vooruitzicht van saneringen en de toen al door de militanten weinig gesmaakte strenge aanpak van de werklozen door minister van Arbeid Miet Smet (CVP), zorgden ervoor dat de PS met een verzwakt mandaat aan de tweede regering-Dehaene begon. En de partij hinkte sowieso nog na van Agusta. Toen begin 1997 ook Dassault losbarstte, zagen de perspectieven er helemaal bleek uit. De PSC trachtte voordeel te halen uit de tegenslag van de partij die ze, twee jaar voor de voorziene verkiezingsdatum, al uitgeteld achtte.

Een zware misrekening. Twee jaar later zijn de kansen gekeerd. Vandaag is Spitaels wel weg, maar niet de PS. “Nesoyons pas pessimiste”, vermaant Busquin zijn gehoor in zijn versie van de CVP-Goed Nieuws Show. Het gaat niet slecht in Wallonië, en ook internationaal heeft het socialisme de wind van achteren. Met rode oortjes luisteren de militanten in Maffle als Busquin begint te koketteren over zijn omgang met de Groten van Europa. “Straks vertrek ik naar Wenen en ik zal ze weer allemaal ontmoeten.” Ze, dat zijn de vrienden: Gerhard Schröder, Tony Blair, Lionel Jospin. Dat Laurette Onkelinx eerder naar het socialisme van Jospin neigt, en Elio Di Rupo naar dat van “de derde weg”, het zijn maar details. De sociaal-democratie is één kracht, en Busquin zou het zowaar tegennatuurlijk vinden mochten de socialisten uitgerekend op dit scharnierpunt in de geschiedenis verdwijnen uit de Belgische regering. Hij meent het.

DE BOEMAN ZIT IN VLAANDEREN

Maar Busquins optimisme heeft vanzelfsprekend een veel pragmatischer, binnenlandse reden. Hij weet dat hij zich van een verloren gewaande positie in 1997 opnieuw in een winsituatie heeft gewerkt. Dankzij het geklungel van de PSC en de regeringsgeilheid van de PRL. Nee, er is geen voorakkoord met de PRL, en dat is formeel, hoe graag de liberale partijvoorzitter Louis Michel dat ook uitbazuint. Geruchten als zou Michel al ministerportefeuilles aan het uitdelen zijn, aan José Happart onder anderen, dienen vooral om het zelf gecreëerde imago van Michel als kingmaker aan te dikken. En dat is hij niet (meer). De PS-voorzitter die naar alle waarschijnlijkheid op 13 juni naar Europa vertrekt, is opnieuw meester van het spel. Dat weten ze zelfs bij de PSC die tijdens de voorbije regeerperiode te lang, te vroeg en te openlijk op Michel heeft gerekend. En nu met lege handen achterblijft.

Dat Busquin, ondanks het niet bestaan van een voorakkoord, de achterban toch manifest voorbereidt op een eventueel samengaan met de liberalen, heeft andere redenen. Het gaat om machtsverhoudingen, en daar windt hij tegenover het eigen publiek geen doekjes om. “Ik wil u niet lastigvallen met la cuisine électorale et politicienne“, zegt hij vergoelijkend. “Maar het is zeer belangrijk dat u weet hoe we te werk zullen gaan om straks heel sterk te staan.”

Niet alleen wil hij zoals de CVP de “handen vrij houden”, anders dan in 1997 bevindt hij zich nu ook in een positie om dat daadwerkelijk te doen. Daarom moet hij heel wat kameraden, ook vooraanstaanden zoals Onkelinx en Yvan Ylieff, op het hart drukken om de liberalen niet bij voorbaat af te schrijven, zoals Louis Tobback (SP) dat in Vlaanderen met Guy Verhofstadt (VLD) doet. De kameraden moeten zich niet van vijand vergissen. De neoliberale boeman zit volgens Busquin niet in Wallonië, maar in Vlaanderen. Het is daar dat er om fiscale autonomie gebikkeld wordt. En de liberalen, “stijl Verhofstadt”, die aan de sociale zekerheid willen knabbelen, zitten niet alleen bij de VLD, “maar ook in de PSC en de CVP”. Michel wordt ontzien. “Ik ben socialist, meer dan ooit. Maar ik ben niet naïef. Zeg niet vooraf dat het met de liberalen niet mogelijk zou zijn”, zei Busquin in Maffle en in alle andere federaties tijdens zijn ronde van Wallonië. “U heeft me altijd het vertrouwen geschonken als voorzitter. Schenk het mij ook voor mijn strategie. Dus laat mij niet zeggen: niet met de PRL. Dat zou een grote fout zijn.”

De strategie bestaat erin om, zoals Guy Spitaels in 1991, in Wallonië opnieuw de positie te verwerven die de CVP in Vlaanderen heeft. Verhofstadt en Tobback “geven de CVP een boulevard“, zegt Busquin, met licht verwijt aan de Vlaamse broeders voor hun tactische dwaasheid. Maar voor zichzelf heeft hij de afgelopen maanden een gelijkaardige boulevard geplaveid, daarbij geholpen door de onmin van de anderen. Laat Louis Michel de PSC dus maar afmaken. Laat hem François Martou van de christelijke arbeidersbeweging MOC, die de PRL-plannen publiek in mootjes hakte, maar afblaffen. “Als die man professor aan de universiteit kan worden,” zei Michel, “kan mijn hond het ook.”

Busquin geniet zichtbaar van het schouwspel. Hij hoeft zelf geen woord vuil te maken aan de PSC. De PS-voorzitter slaat terug met de sluwheid en de vernietigingskracht van een gewond dier. Want dit is de bottomline die bij elk gesprek en in elke toespraak weer opduikt, de grond waarin zijn strategie langzaam maar zeker is beginnen te kiemen: “De PSC had in 1997 een akkoord om mij aan de deur te zetten. U merkt het, ik ben een olifant.”

De PSC begon de PS de jongste maanden dan ook nog als een mug te vervelen met een hernieuwde schoolstrijd. Met de peilingen van vandaag in het achterhoofd – 30 procent voor de PS, 28 voor de PRL – wordt het almaar duidelijker dat de PSC zeer hoog spel heeft gespeeld. En verloren.

DE BEDRIEGER BEDROGEN

Iedere keer als Busquin over het verraad van de PSC begint, krimpen ze aan de Rue des Deux Eglises ineen. “M’enfin, is hij daar nu nog altijd niet overheen? Hij weet toch net zo goed als wij dat dit niet het werk was van Philippe Maystadt of Joëlle Milquet“, zegt een vooraanstaande PSC’er. Ze weten bij de PSC dat ze Busquin zwaar op zijn ziel hebben getrapt en ze zijn ronduit bang voor het effect van zijn toorn. Ze verhelen ook nauwelijks dat ze “gematigd pessimistisch” zijn over hun eigen kansen op overleven. Sommigen denken al luidop aan de voorbereiding van de oppositiejaren. En ze beseffen dat ze die precaire situatie vooral aan zichzelf te wijten hebben, of liever, aan de ravage die Charles-Ferdinand Nothomb tijdens zijn interregnum heeft aangericht. Hij heeft én Philippe Busquin én Gérard Deprez (MCC) én Louis Michel tegen zich in het harnas gejaagd. Om maar te zwijgen van de kiezers. De partij verkeert in de opiniepeilingen nog altijd in vrije val en zal moeten strijden met Ecolo om de op twee na grootste partij te blijven. Nothombs opvolger Philippe Maystadt redt wat er nog te redden valt, maar een begenadigd leider is hij niet.

Een reconstructie. Zoals Standard begon de PSC goed aan de eerste helft van de regeerperiode. Versterkt door de zwakte van de PS, werden ze overmoedig in de tweede helft. Dat was al te merken op het grote Wallonië-congres in Luik waar Nothomb de troepen monsterde. Wallonië had minder staat nodig, luidde het, meer dynamisme, om de economische achterstand op Vlaanderen in te lopen en om aldus het voortbestaan van België niet in gevaar te brengen. Centrumrechts zou wonderen kunnen doen, was de teneur. Nothomb stond zeker niet alleen met dat idee. Ook Gérard Deprez dacht in die richting, en het dook ook op in mijmeringen van PSC-ministers over scenario’s voor de toekomst, welteverstaan nadat ze met Dehaene en de socialisten de Blijde Intrede in de Europese Muntunie zouden hebben gerealiseerd.

Maar Nothomb, panisch als het op het voortbestaan van België aankomt, dacht slimmer te zijn door vlugger te gaan. Hij dacht aan een scenario van een alternatieve meerderheid zonder verkiezingen. De affaire-Dassault was een ideale stok. Temeer omdat ook CVP-voorzitter Marc Van Peel even geneigd leek om de PS de wacht aan te zeggen. Een wel zeer foute pas in volle EMU-constructiewerken. Van Peel beet zijn eigen tong wel af, maar in de PSC moesten de ministers, aangevoerd door Philippe Maystadt, Nothomb tot de orde roepen. En dat was dat.

Althans voor heel even. Want luttele maanden later, in mei, zat Nothomb in zijn Brusselse woonst alweer te konkelfoezen met Louis Michel. Daar werd volgens vooraanstaande bronnen niet gesproken over een federatie PRL-PSC, maar wel over een gemeenschappelijk programma. Hoogstens bij wijze van oefening maakten de twee partijvoorzitters enkele ontwerplijsten voor die arrondissementen waarvan ze dachten dat een kartel daar wel tot de mogelijkheden behoorde. Brussel hoorde daarbij.

DEPREZ VERTROK MET SLAANDE DEUREN

De PSC-voorzitter wist evenwel dat hij zijn partij alleen maar zou meekrijgen als hij ook Gérard Deprez mee in bad nam. Niet zo’n dwaze gedachte, want zoals we al zeiden, ook Deprez was en is niet ongevoelig voor een centrumrechts economisch alternatief voor Wallonië. Toen Nothomb hem het hele scenario uit de doeken had gedaan, bood hij hem – bij wijze van toetje – meteen aan om de plaats van Guy Lutgen in de Waalse regering in te nemen. Deprez zei niet nee, maar toen bleek dat zijn vriend Lutgen zelf niet was ingelicht over dat plan, stak zijn viscerale afkeer voor Nothomb weer de kop op. Vanaf dat moment werd het opnieuw een verhaal van personen in plaats van programma’s.

De buil barstte helemaal open door een opeenstapeling van onhandigheden. Michel kon zijn triomfalisme niet de baas en begon in de media eerst over een tripartite te spreken, daarna over een federatie met de PSC. Toen enkele dagen later ook Deprez dat idee papegaaide, stond de PSC op stelten. Nothomb zag zich genoodzaakt om die berichten formeel te ontkennen. Strikt genomen ook terecht, want er was enkel over een programmatisch akkoord gesproken, niet over een federatie. Maar, zo oordeelt een PSC’er, “hij had dit proces zelf wel in gang gezet. En in plaats van zijn verantwoordelijkheid te nemen, drukte hij zijn snor en verspreidde hij een weinig diplomatisch communiqué dat de PRL wegjoeg.” Achteraf deed hij nog pogingen om in PRL-kringen de plooien te gaan gladstrijken, maar de baronnen aldaar raakten niet meer over hun wantrouwen heen. En Deprez verliet de PSC met slaande deuren om zijn Mouvement des Citoyens pour le Changement (MCC) op te richten.

In zijn vorige week voorgesteld boek “Au fond des choses” dist Nothomb een lichtjes andere versie van de feiten op. Hij beschouwt zichzelf juist als “de redder van de PSC” die verhinderde dat Deprez de partij zou uitverkopen aan Michel. En die beschuldigt hij op zijn beurt van ontrouw met Busquin.

Enfin, een complex menuet. Maar de uitkomst voor de PSC blijft wat ze is: penibel. De PSC joeg niet alleen Michel en Deprez weg. De partij ziet nu ook met lede ogen hoe bijna dagelijks Franstalige kranten berichten over jonge PSC’ers die overstappen naar PRL-MCC. Die jongeren worden, volgens de PSC, “gekocht” met allerlei beloften over een goede plaats op de lijsten. De MCC is misschien niet de burgerbeweging geworden die Deprez voor ogen had, maar ze slaat de toch al gammele schuit van de PSC wel behoorlijk lek. Tenslotte joeg Nothomb ook Ecolo tegen zich in het harnas, en met de Franstalige groenen meteen het potentieel aan “witte burgers”.

Conclusie: de PSC stond en staat alleen. “We hebben de PS en de PRL bedrogen. Op dit ogenblik zijn we voor niemand nog een geloofwaardige partner.”

WAT DOET DE CVP?

De PSC put hoop uit de gedachte dat de arrogantie van Michel en de micmac die PRL-FDF-MCC toch is, moeilijk te verteren zullen zijn voor de liberale achterban. Logebroeders van stand zien plots katholieken opduiken in hun midden. Overtuigde liberalen hebben het niet begrepen op “huurlingen”, zoals destijds in de VLD Herman De Croo het had over “reizigers zonder bagage”. En het eerste grote interview van Gérard Deprez sinds zijn overstap, in De Morgen, leidde al meteen tot een openlijk conflict met Michel. Tenslotte worden er in PRL-kringen ook al cynische grapjes gemaakt over het vermeende voorakkoord met de PS: “Votez PRL, votez socialiste!”

Omgekeerd bestaat er ook bij de socialistische achterban pleinvrees tegenover de liberalen. “Stel dat de PS 30 procent en de PRL 28 procent halen, ja dan is het rekenkundig evident en dan zullen de militanten een paarse coalitie wel slikken”, zegt een PS’er. “Maar wat als de PS nu eens meer haalt en de PRL minder?” Vandaar dus dat Busquin nu al de zalen platspeelt met zijn refrein: “Zeg niet te snel: niet met de PRL.”

En tenslotte is het voor de Franstaligen ook nog even wachten op de wind die straks vanuit le plat pays zal waaien. Zowel PS als PSC, en zelfs Michel, gaan ervan uit dat in Vlaanderen oranje-rood doorgaat. Bij de PSC leeft de hoop dat wat Deprez en Nothomb vanwege hun onhandigheid en wederzijdse animositeit niet gedaan kregen, Dehaene wel zou kunnen. De CVP en de PSC kwamen in november vorig jaar, op een colloquium van de christen-democratische studiedienst Cepess, tot de gezamenlijke bevinding dat Wallonië de welvaartskloof met Vlaanderen moet overbruggen “om centrifugale krachten te neutraliseren”. Precies wat Nothomb al zei op het Wallonië-congres van zijn partij.

Als de CVP vindt dat die overbrugging in Wallonië beter en sneller kan met PSC en liberalen dan met socialisten, dan zal dat ook zo gebeuren. Tenzij Busquin in Wallonië zijn keuzemogelijkheid zodanig kan versterken dat hij die van de CVP beperkt, zowel economisch als communautair. Als hij Michel ten dans vraagt, levert dat een machtig Franstalig Brussels-Waals front op aan de onderhandelingstafel over de staatshervorming. In twee van de drie scenario’s (PSC en PRL, PS en PRL) zal de CVP er de angel van het FDF moeten bij pakken. Een versterkt Ecolo kan de balans nog anders beïnvloeden. De CVP zal dus, zo hoopt de PS, behoedzaam omgaan met Busquin. Ook belangrijk voor de Vlaamse christen-democraten is daarom de discussie over zijn opvolging als PS-voorzitter. Robert Collignon en Laurette Onkelinx hebben al gesolliciteerd. Maar de entourage van Busquin maakt er waarnemers attent op dat ook de Waalse Blair, Di Rupo, nog tot de mogelijkheden behoort.

Op de reservebank zit de PSC vandaag dus opnieuw heel erg hard te hopen dat de CVP Racing Genk achterna gaat. Het ziet er voorlopig nog naar uit dat op 13 juni Dehaene en Busquin het laatste woord zullen hebben, na de kiezer. Tobback, Maystadt en de anderen kunnen maar beter bidden.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content