Wie de parlementsverkiezingen in Iran ook wint, de hervormingen kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt.

Iran maakt zich op om naar de stembus te gaan. De eerste ronde van de parlementsverkiezingen, nu vrijdag 18 februari, zou beslissend moeten zijn. De datum voor een mogelijke tweede ronde moet nog worden bepaald. Maar alle partijen hebben zich zo goed voorbereid op de verkiezingen dat niemand durft te voorspellen wie de winnaar wordt. Het belang van deze verkiezingen overstijgt zelfs het op zich toch al behoorlijk grote Iran zelf.

Het is in het parlement (de majlis) dat de strijd uitgevochten wordt over al de belangrijke hervormingen die de reformistische regering van president Mohammed Khatami op touw heeft gezet – en die het regime van de conservatieve clerus (onder de ‘gids’ en opvolger van de revolutionaire imam Roehollah Khomeiny, Ali Khamenei) probeert af te zwakken of tegen te houden. Omdat de conservatieve clerus in de majlis nog steeds de meerderheid heeft, komen daar vaak zeer tegenstrijdige besluiten uit met wat zopas door de regering beslist werd inzake rechtspraak, persvrijheid, decentralisatie en andere gevoelige dossiers.

Er zijn al enkele verkiezingen geweest in Iran sinds de aardverschuiving die president Khatami aan de macht bracht, en de Iraniërs beginnen ervaring te krijgen met campagnes – en met manipulatie. In oktober 1998 is er een verkiezing van een raad van experts geweest – een raad die onder andere bevoegd is om een nieuwe ‘gids’ te benoemen. Bij de aanloop naar die verkiezing wist het conservatieve kamp via de inschakeling van een keursysteem van de kandidaten het grootste deel van de ‘progressieve’ of ‘hervormingsgezinde’ kandidaten van de lijsten te laten schrappen, zodat de uiteindelijke raad duidelijk conservatief uitviel. Maar bij de lokale en gemeenteraadsverkiezingen in 1999 lukten die manipulatiepogingen veel minder goed en de uitslagen werden een regelrechte triomf voor de aanhangers van Khatami.

Wat er deze keer bekokstoofd werd in de aanloop naar de verkiezingen, lijkt vergelijkbaar met de raadsverkiezing in 1998. Tientallen hervormingsgezinde of progressieve kandidaten werden door een electorale keuringsraad van de lijsten geschrapt, zogezegd omdat ze ‘niet voldeden aan de islamitische criteria’ waaraan een kandidaat-parlementslid moet beantwoorden. Veel van die geschrapte kandidaten zijn in beroep gegaan en een aantal van hen is erin geslaagd weer op de lijst te komen. Maar volgens waarnemers zijn de bekendste namen verdwenen: de mensen die hervormingen willen, zullen hardnekkig moeten zijn en op onbekende namen stemmen.

De eigenlijke campagne, die vorige vrijdag 11 februari pas begonnen is, zal daar niet echt veel aan veranderd hebben.

ONVERMIJDELIJKE VERANDERING

De uitslag van de verkiezingen staat dus helemaal nog niet vast. De trend is duidelijk: als de Iraniërs, met hun overweldigende meerderheid van jongeren en vrouwen (zij hebben de Khatami-vloedgolf veroorzaakt) echt kunnen stemmen voor wie ze willen, stemmen ze de hervormers aan de macht. Maar de échte machthebbers, de mollahs rond Ali Khamenei, geloven niet dat het volk dat recht heeft. Zij geloven dat het gezag van God komt, die het aan hen gegeven heeft. De imam zal in hun ogen altijd zwaarder wegen dan de president, al zou die met honderd procent verkozen worden: verkiezingen zijn geen islamitisch, geen godsdienstig procédé.

Toch houden ze verkiezingen, en dat wijst erop dat zij gevoelig zijn voor de druk van onder uit. Ze geloven er genoeg in om te proberen ze te manipuleren, om politieke tegenstanders te intimideren met processen en zelfs om hardnekkige opposanten te laten liquideren, zoals in 1999 is gebeurd.

Sommige hervormers in Teheran zijn van oordeel dat heel waarschijnlijk de verpletterende meerderheid van de reformisten er niet zal komen, en dat president Khatami ook na deze eerste majlis-verkiezing zijn programma niet onverkort zal kunnen uitvoeren. Het zal dus traag moeten blijven gaan, maar voortgaan zal het, omdat het land nu eenmaal niet meer anders kan, met zijn werkloze jeugd, zijn economische crisis en zijn clerus die meer en meer intern verdeeld is en bij de bevolking minder en minder gerespecteerd wordt. En misschien is dat goed ook, hoort men dan soms, want de macht van de wapens en de knokploegen ligt duidelijk in het conservatieve kamp. Daar zou men een al te duidelijke ‘lente van Teheran’ wel eens met geweld kunnen beantwoorden. Maar een al te opzichtig in elkaar geknutselde ‘nederlaag’ van de hervormers zou ook voor de conservatieven gevaarlijk zijn: de jeugd en de vrouwen – en veel, veel mannen – weten immers wat ze van de toestand denken en willen zeker geen terugkeer naar de droeve, repressieve islam van drie, vier jaar geleden. De islamitische republiek kan ook vrolijk zijn, en open voor de wereld. Dat is de boodschap van de jongeren in Iran. En ook wel van hun president, een geestelijke van beroep.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content