Had de moord op tien Belgische para’s in Rwanda kunnen vermeden worden ? In elk geval liet de legerleiding zich betrappen op passiviteit en een onzorgvuldige planning.

Op 6 april 1994, om 20 u22, werd de Falcon 50 van de Rwandese president Juvénal Habyarimana boven Kigali neergeschoten. Minder dan tien uur later ontwapende het Rwandese leger (FAR) tien Belgische para’s, voerde ze mee en maakte ze wat later af. Die dood had misschien vermeden kunnen worden, indien de militaire leiding van de Unamiroperatie in die beslissende uren slagvaardiger was opgetreden. Nu gebeurde het tegendeel. Er werd veel gepraat en niet gehandeld : zo tikten de minuten weg. Het commando faalde, mede omdat het geen antwoord vond op de vele militaire en politieke anomalieën van de maanden voordien en waarvoor op dat ogenblik de rekening werd vereffend. Op die zevende april betaalden tien para’s hun leven voor de vele compromissen, lichtzinnigheden en fouten die de hoofdkwartieren in New York, Brussel alsook Kigali hadden opgestapeld. Op enkele uren stortte het kaartenhuisje ineen en bleek Unamir nauwelijks meer dan een papieren tijger.

In de Rwandacommissie weerklonk vorige week bij momenten een oorverdovende stilte tijdens de bezwarende getuigenissen voor het eerst onder ede, want het gaat nu om een echte onderzoekscommissie over de fatale dagen en uren. ?We moeten erkennen dat we niet op onze taak waren voorbereid en dat de leiding tijdens die beslissende uren in gebreke bleef,? kwam aalmoezenier Michel Quertemont vertellen. ?De leiding gebeurde inefficiënt, men liep elkaar voortdurend voor de voeten. Generaal Romeo Dallaire en kolonel Luc Marchal, hoofd van de sector Kigali, waren het dikwijls oneens, terwijl kolonel Joseph Dewez zijn orders niet zelden op de ambassade haalde.?

Hoewel hij destijds zijn ontslag aanbood, is Quertemont nog altijd in functie. Volgens hardnekkige geruchten zou de aalmoezenier goede contacten met Laken onderhouden en ten paleize op veel sympathie kunnen rekenen. Onmiddellijk na de dramatische gebeurtenissen schreef Quertemont een bijzonder harde nota over de operatie. In een zestal punten kraakte hij de hele Unamiractie. Bijna drie jaar later staat hij nog altijd achter dat document. ?Ik neem er geen woord van terug,? zegt hij met nadruk. Hij blijft er dus bij dat een deel van de militaire leiding zoveel incompetentie tentoonspreidde, dat ondergeschikten zich verplicht zagen sommige bevelen niet uit te voeren. Quertemont beweert dat de legerleiding na de terugkeer uit Rwanda herhaaldelijk met bedenkelijke middelen gepoogd heeft haar versie van de feiten op te dringen. Ten tijde van het proces-Marchal oefende ze druk uit om vooral de volledige waarheid niet te vertellen. ?Het ergste was wel dat sommigen de vermoorde luitenant Thierry Lotin wilden treffen. Indien de kritiek op de legerleiding niet ophield, dreigde ze ermee zijn blunders publiek te maken.?

NIETS GEHOORD, NIETS GEZIEN

Sinds de senaatscommissie alle bevoegdheden van een onderzoekscommissie heeft, wordt er tussen de leden minder slag geleverd en werkt voorzitter Frank Swaelen (CVP) een stuk relaxer. De sfeer tussen meerderheid en oppositie is er zeker niet op verslechterd en ook de uitbreiding van de commissie bleek een meevaller. Sommige senatoren, zoals Stef Goris (VLD) een reserve-officier, dus deskundig in militair-technische dossiers , en Erica Thijs (CVP) hebben hard geblokt om zich met de problematiek vertrouwd te maken. De andere Vlaming, de SP’er Guy Moens, meldt meestal present, maar hult zich tot dusver in stilzwijgen. Aan Franstalige kant valt vooral Anne-Marie Lizin (PS) op. Zoals voorspeld kon worden, manifesteerde ze zich onmiddellijk. Tot aanvaringen leidde dat niet, ook al omdat PS-voorzitter Philippe Busquin haar in een tête-à-tête duidelijk had gemaakt wat de partij van haar verwachtte. In essentie kwam dat er op neer dat incidenten zeker niet op bovenaan de verlanglijst prijkten. Busquin argumenteerde : ?De problemen binnen de regering zijn gladgestreken en alle regeringspartijen willen er nog een volle twee jaar mee doorgaan.?

Nu al staat vrijwel vast dat de onderzoekscommissie haar opdracht zal moeten verlengen en het definitieve rapport pas in de herfst op papier zal krijgen. De lijst van getuigen is nog lang niet afgewerkt en bij elke zitting duikt er wel een nieuwe naam op. Daarnaast lijken nog enkele confrontaties onvermijdelijk en ook wordt de Belgische diplomatie fors geactiveerd om de VN-verantwoordelijken toch naar Brussel te halen. In eerste instantie generaal Dallaire, die het commando over de hele Rwanda-operatie voerde.

In de verhalen van vorige week maakte de Canadees een bijzonder slechte beurt. Op 7 april wist hij al omstreeks half tien dat er twee tot drie Belgische para’s in het kamp Kigali vermoord waren. Iets meer dan een uur later reed de generaal twee keer voorbij dat kamp, zag er Belgische soldaten op de grond liggen, maar liet zich door Rwandese rijkswachtmajoor overtuigen om door te rijden en tweehonderd meter verder met de Rwandese legertop 150 hogere officieren te vergaderen. Tijdens die meeting van drie kwartier repte Dallaire met geen woord over de noodsituatie van de Belgische para’s. Pas na het verstrijken van de vergadering, schoot hij er enkele Rwandese officieren over aan. Onder hen Théoneste Bagosora, het brein achter de Interahamwemilities en één van de organisatoren van de genocide.

Na een paar minuten vertrok Dallaire. Niet naar het kamp waar enkele Belgische para’s op dat ogenblik nog in leven waren en zich tegen een overmacht verdedigden, maar wel naar het huis van eerste-minister Agathe Uwillingiyimana die door de groep van Lotin moest beschermd worden en op dat ogenblik al vermoord was ; allicht op bevel van Bagosora. Pas rond drie uur in de namiddag arriveerde Dallaire in het kamp en vond er de lijken van de tien para’s. Gedurende die lange uren was Dallaire vergezeld door een Belgisch officier, majoor Paul Maggen. Hij stelde op het hoofdkwartier van Unamir de dagrapporten voor New York samen. Voor de Rwandacommissie zorgde deze Maggen voor consternatie. Hoewel hij Dallaire om half tien over de dode Belgische soldaten hoorde praten en naast de generaal in de auto zat, zag of hoorde hij niets. Meer zelfs : gedurende de hele tocht, waarvan een deel te voet moest worden afgelegd, informeerde hij bij Dallaire niet één keer naar de juiste toedracht. Toch praatten de twee veelvuldig met elkaar. Het stoorde Dallaire, zo onthulde Maggen, dat het transmissienet totaal overbelast was. Dat kon moeilijk anders : op dat moment verkeerden diverse patrouilles met Belgische soldaten in moeilijkheden.

DE PARA’S WERDEN GEOFFERD

De getuigenis van Maggen, evenals de wijze waarop hij het bracht, veroorzaakte dus opschudding in de commissie. Bijna werd het Armand De Decker (PRL) te veel. ?U bent een hoger officier van het Belgisch leger en toch vond u het niet nodig om Dallaire uitleg te vragen over de Belgische soldaten.? Laconiek en zich van geen kwaad bewust repliceerde Maggen : ?Het behoort niet tot de geplogenheden dat we superieuren om uitleg vragen. Ik begrijp ook niet waarom de generaal mij toen niet geïnformeerd heeft.?

Bij herhaling geraakte Maggen in moeilijkheden. Onder meer bij een tussenkomst van Guy Verhofstadt (VLD). ?Hoe kunt u volhouden dat u niets zag. Ik was in Kigali, ik heb die plaats bezocht en acht het totaal uitgesloten dat u niets opmerkte. Tussen de auto en de binnenkant van het plein bedraagt de afstand hooguit 35 meter en was er alleen een slagboom. U moest het zien.? Maggen ontkende, vroeg dat men hem zou geloven en werd vervolgens opnieuw klem gereden. Ludwig Caluwé (CVP) merkte op dat Maggen op 4 mei 1994 verklaard had dat Dallaire, toen hij voorbij het kamp reed, zei dat hij lijken van VN-soldaten had gezien. Waarom herhaalde Maggen die uitspraak niet ? Maggen : ?Wat ik toen zei, was onjuist. Vandaag herinner ik me niet meer dat de generaal het over lijken had. Toen ik pas terug was uit Kigali, vertelden militaire autoriteiten me dat de moordpartij op de tien para’s hooguit vijf minuten duurde. Ik was verbijsterd.?

Verhofstadt, die zich ondanks de campagne rond het VLD-voorzitterschap in het Rwandadossier blijft vastbijten, rook onraad. ?Werd u door de legerleiding in 1994 onder druk gezet en moest u dat verklaren ?? Maggen stamelt. ?Ik heb me toen vergist. Dallaire sprak trouwens een bijna onbegrijpelijk Canadees-Frans.?

Zoals bekend, heeft de Belgische legerleiding, zogezegd om het leed van de naastbestaanden te verlichten, lang volgehouden dat de para’s vrijwel onmiddellijk waren gedood. In het rapport van de Rwandacommissie krijgt majoor Maggen ongetwijfeld een aparte vermelding. Bovendien dreigt hij voor meineed vervolgd te worden. Belangrijker is echter dat zijn verklaringen een onthutsend licht werpen op het optreden van Dallaire tijdens die dramatische uren. Tussen half tien en half één nam hij geen enkel initiatief om de para’s te ontzetten en deed hij zelfs geen moeite om zich over hun toestand te informeren. Hij zocht niet eens contact met de Belgische bevelvoerders, de kolonels Marchal en Dewez. ?We hadden Lotin en zijn mannen kunnen ontzetten,? zei luitenant Jean-Noël Lecomte, die op dat moment ook in Kigali opereerde. ?De opdracht kwam er echter niet. Het is mijn overtuiging dat Dallaire andere prioriteiten had. De para’s werden geofferd, omdat men de toestand niet explosiever wou maken.? Zowel de voormalige auditeur-generaal Nicolas Van Winsen als onderzoeksrechter Damien Vandermeersch bevestigden in hun verhoor het verzuim van Dallaire.

BELGIE PLEEGDE VERRAAD

Niet alle militairen van Kibat onderschrijven de stelling van luitenant Lecomte. Kapitein Lemaire, bijvoorbeeld, formuleerde grote twijfels over de kansen om de para’s te redden. De redenen die hij aanhaalde, waren vooral vervelend voor de generale staf. Vooreerst verbleven de Belgische militairen in vele kantonnementen, waardoor ze erg kwetsbaar werden voor Rwandese represailles. Snel een interventieteam mobiliseren, bleek daardoor een moeilijke opgave. Vervolgens beschikten de Belgen over onvoldoende pantservoertuigen (CVRT’s). Vier van de acht uit Somalië overgekomen vehikels waren defect. De vier andere konden al evenmin worden ingezet. Daarvoor ontbrak het Kibat aan chauffeurs en aangepaste munitie. Kortom, de snelle interventieeenheid (QRF) waarrond in de Rwandacommissie zoveel te doen was, ontbrak.

Tijdens zijn confrontatie met gewezen defensieminister Leo Delcroix (CVP) zei voormalig stafchef José Charlier dat de QRF was geschrapt omdat de regering geen zeshonderd para’s naar Rwanda wou sturen. ?In mijn nota van 12 november 1993 onderstreepte ik dat wij de QRF niet meer konden verzekeren.? Delcroix’ repliek : ?Ik heb de indruk dat deze zaak wel erg wordt opgeblazen. De heer Verhofstadt fixeert zich op de QRF om te bewijzen dat er met een volwaardige interventie-eenheid geen Belgische para’s zouden gestorven zijn.?

Ook kapitein Lemaire signaleerde de vele tegenstrijdige bevelen vanaf 6 april. Na de aanslag op het presidentiële vliegtuig moest iedereen eerst ter plaatse blijven, een paar uur later volgde dan weer het bevel dat de patrouilles moesten doorgaan. Toch kwam er geen aanpassing van de bewapening en de interpretatie van de rules of engagement. De leiding besefte duidelijk niet dat met de aanslag op de president, het Rwandees inferno begon. Op 8, 9, 10 en 11 april was Lemaire mee verantwoordelijk voor de beveiliging van de Don Bosco-school, waar tientallen Belgen en meer dan tweeduizend Tutsi’s en gematigde Hutu’s waren samengestroomd. Lemaire en zijn manschappen hadden er het raden naar wat ze met de Rwandezen moesten beginnen. Als er al instructies van hogerhand kwamen, spraken ze elkaar tegen. Vanaf de tiende besefte hij dat Unamir en de Belgen de Rwandezen aan hun lot zouden overlaten. ?Ik heb die mensen de ware toedracht verteld. Sommigen smeekten om onmiddellijk gedood te worden. Toen we vertrokken, moesten we in de lucht schieten omdat iedereen zich aan ons vastklampte. We hebben verraad gepleegd. België had de politieke moed niet om versterkingen te sturen en een pacificatie op te leggen.? Kortom, België deed aan realpolitiek. Maar dan een heel laffe.

Paul Goossens

Aalmoezenier Michel Quertemont : de legerleiding was incompetent.

Generaal Romeo Dallaire in Rwanda : andere prioriteiten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content