De heroïsche mars van de mijnwerkers naar de Roemeense hoofdstad zal in epische gezangen – en in caféverhalen – voortleven.

De mijnwerkers waren natuurlijk niet toe aan hun proefstuk, in dit zeer merkwaardige land in Europa: in september 1991 reeds werd de Roemeense regering van Petre Roman ten val gebracht door een mars op Boekarest van stakende mijnwerkers. Dit keer is de regering grotendeels gespaard gebleven, ook al is ze voor het mijnwerkersgeweld door de knieën moeten gaan.

De helden in kwestie zijn de mijnwerkers van de steenkoolmijnen van Petrosani in de Jiu-vallei. Hun conflict met de regering was er een op leven of dood; van beide kanten. Wat de regering wilde was de mijnen van de Jiu-vallei sluiten, als deel van een sluitingsplan voor 140 steenkool- en andere mijnen. Daarbij zouden, als ze het hele plan om 49 verlieslatende staatsbedrijven te sluiten of te herstructureren zou uitvoeren, zo’n 70.000 mensen afgedankt worden. Daarnaast belooft een vijfjarenplan om de staalsector te herstructureren, nog eens 70.000 banen te kosten. De logica van de regering was dat Roemenië quasi failliet is, en op last van IMF, Wereldbank en dergelijke instellingen meer, moet privatiseren, rationaliseren, subsidies afschaffen en sluiten. Dan kan het hulp krijgen: een krediet van de Wereldbank van 500 miljoen dollar lag ter bespreking in Boekarest terwijl de mijnwerkers er aankwamen; een delegatie van het IMF werd eind januari verwacht.

Wat de mijnwerkers wilden, was het tegenovergestelde: 35 procent loonsverhoging en de mijnen moesten openblijven. Ook al rekende ex-premier Petre Roman voor dat de steenkoolproductie zes dollar kosten maakt voor elke dollar die er op de markt voor betaald wordt: de mars van de kompels noemde hij “een communistische manipulatie”.

DE OPROERPOLITIE MOEST WIJKEN

De mars naar de hoofdstad, vanuit de verre Jiu-vallei, was maandag 18 januari begonnen – toen de mijnwerkers al een week in staking waren -, na een oproep van stakingsleider Miron Cozma, een volksmenner van de uiterst rechtse “Groot-Roemenië”-partij Romania Mare. Goed tienduizend mijnwerkers waren op stap gegaan, nu eens te voet, dan weer vervoerd in autobussen, vrachtwagens en dergelijke meer, en dinsdag waren ze in Tirga Jiu, een stad op 230 kilometer ten noorden van Boekarest, waar ze opgewacht werden door oproerpolitie die hun de doorgang wilde ontzeggen. En die zich na een hele vechtpartij gekneusd moest terugtrekken.

Donderdag 21 januari waren ze tot op 190 kilometer van Boekarest genaderd, en leverden ze bij het dorp Cotesti slag tegen een politiemacht van 3500 man. Ondanks het traangas en de wapenstokken van de oproerpolitie slaagde de kolonne van 10.000 man erin voorbij het politiecordon te komen (volgens waarnemers met de hulp van inwoners van Cotesti). De veldslag eiste 66 gewonden, onder wie 15 politiemannen. De regering, die ondertussen gedreigd had het leger tegen de mijnwerkers in te zetten, zag dit als ernstig genoeg om het ontslag van minister van Binnenlandse Zaken Gabril Dejeu te aanvaarden, die vervangen werd door voormalig vice-minister van Defensie Constantin Dudu Ionescu.

Uiteindelijk kwam het tot rechtstreekse onderhandelingen tussen Cozma en de regering, zoals de mijnwerkers altijd geëist hadden. Die vonden plaats in het klooster van Cozia, waar premier Radu Vasile met Miron Cozma aan tafel ging, ten aanschouwe van iedereen. Het akkoord dat daaruit is gekomen bevat onder andere – alles is niet duidelijk… – een loonsverhoging van dertig procent en het openblijven van twee putten in Jiu. Daarop zetten de mijnwerkers – die in vijf dagen de helft van de afstand naar Boekarest aflegden ondanks de “obstakels” – hun mars stop, en namen de bus terug naar huis. Nochtans niet na eerst in de kerk van het klooster enkele kaarsen gebrand te hebben.

S.V.E.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content