Johan Vande Lanotte
Johan Vande Lanotte Minister van staat en advocaat

In ‘De vier wetten van het begrotingsfundamentalisme’ (Knack nr. 3) beweert de heer Johan Van Overtveldt dat ik mij als begrotingsminister heb geperfectioneerd in de ‘kunst van het misleiden’. Ik zou daarbij zelfs ‘duidelijk vier wetten’ hanteren. Ik hou me eraan op die aantijgingen te reageren.

De heer Van Overtveldt beweert dat ik de begrotingscijfers zo ondoorzichtig mogelijk maak door te jongleren met voorlopige, herziene en definitieve getallen. Hij gaat zelfs zover te stellen dat het ‘bijgevolg weinig verbazing wekt dat België bij de Europese instanties geen al te beste reputatie geniet inzake de degelijkheid van het afgeleverde begrotingsmateriaal’.

Blijkbaar kent de heer Van Overtveldt de parlementaire begrotingscyclus niet: de begrotingsgegevens voor een bepaald begrotingsjaar ondergaan noodzakelijkerwijze een aanpassing tussen het ogenblik waarop de initiële begroting wordt opgesteld, de begrotingscontrole is afgerond, en de initiële begroting voor het daaropvolgende jaar wordt opgesteld. De auteur noemt dat ‘cijfergegoochel’. In werkelijkheid gaat het telkens om een nieuwe inschatting van het begrotingsresultaat op grond van de meest recente parameters en de genomen beslissingen. Bovendien daag ik de heer Van Overtveldt uit zijn stelling hard te maken dat België bij de Europese instanties geen al te beste reputatie geniet inzake de degelijkheid van het afgeleverde begrotingsmateriaal. Sinds ik begrotingsminister ben, heeft de Europese Commissie onze cijfers altijd bevestigd. Meer nog: de Europese cijfers waren altijd positiever dan de onze.

De heer Van Overtveldt vindt het blijkbaar vervelend dat België vorig jaar het beste begrotingsresultaat in de eurozone neerzette, op Finland na. Hij stelt zelfs dat de Nederlandse overheidsfinanciën met een deficit van 3,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuldgraad van 56 procent er een stuk beter voor staan dan wij. België, zo beweert hij, heeft immers een overheidsschuld van 96 procent van het bbp. Niemand ontkent dat de overheidsschuld in ons land nog te hoog is. Maar ze daalt elk jaar terwijl de schuldgraad in de rest van de eurozone toeneemt. Wat de heer Van Overveldt immers vergeet, is dat de Belgische overheidsschuld, door het aanhouden van een evenwicht of een licht overschot op de begroting, jaarlijks gevoelig afneemt. En dat in een tempo van ongeveer 4 procentpunt per jaar. Terwijl zich in andere landen opnieuw een rente-sneeuwbal ontwikkelt door de hoge deficits. Ik ben er niet van overtuigd dat Nederland er in dat opzicht beter voor staat dan wij.

De heer Van Overtveldt wijst ook op de hoge economische groei in België in 2004 (2,7 procent reële groei), en begrijpt dan ook niet waarom nog eenmalige ingrepen noodzakelijk zijn. Hij vergeet daarbij te vermelden dat in 2001, 2002 en 2003 een gemiddelde groei van nog geen 1 procent werd bereikt. De impact daarvan laat zich meestal pas een jaar later voelen. In het ‘slechte’ 2001 deden we het zeer goed, door het effect van 2000.

Het cumulatieve verlies in economische groei de afgelopen jaren werd dus geenszins goedgemaakt door het ‘goede jaar 2004’. Dat is dan ook door de Nationale Bank berekend. In tegenstelling tot wat de heer Van Overtveldt zegt, heb ik de sterke groei in 2004 tijdens de voorstelling van de jongste begrotingscijfers wel gerapporteerd (www.johanvandelanotte.be).

Tot slot beweert de heer Van Overtveldt dat de regering in 2004 het pensioenfonds van BIAC heeft ‘leeggeroofd’ en dat ik daar bij de presentatie van de jongste begrotingscijfers behendig omheen heb gepraat. Ten eerste gaat het hier om een operatie die financieel gezien (minstens) neutraal is voor de onderneming: ook de pensioenverplichtingen werden immers overgenomen. Van ‘leegroof’ is dus helemaal geen sprake. Ten tweede verwijs ik opnieuw naar de perstekst die verspreid werd tijdens de voorstelling van de jongste begrotingscijfers op 6 januari 2005 (www.johanvandelotte.be): daar worden de eenmalige maatregelen in het algemeen en de overname van de pensioenverplichtingen van BIAC in het bijzonder expliciet vermeld. Ten slotte wijs ik erop dat die maatregel het begrotingsresultaat voor 0,05 % van het bbp beïnvloedt. De conclusie is overigens dat in 2004 meer dan de basis werd gelegd voor het structurele evenwicht van 2005.

Ik vraag mij dan ook oprecht af wie zich geperfectioneerd heeft in de kunst van het misleiden: de minister van Begroting dan wel de directeur van de VKW Denktank.

JOHAN VANDE LANOTTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content