Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

Een week na de zware aanslagen op de Verenigde Staten, is de grootmacht uit de as van de WTC-torens herrezen. De ‘stars and stripes’ prijken overal. Maar de strijd is nog lang niet gestreden.

Het is eind augustus 2001 als bij de FBI een bericht van de veiligheidsdiensten binnenloopt. Twee verdachten, die banden hebben met de organisatie van terrorist Osama Bin Laden, zijn op Amerikaans grondgebied. De eerste, Khalid Al-Midhar, werd in Kuala Lumpur in Maleisië door een bewakingscamera gefilmd toen hij een van de verdachten van de aanslag op de USS Cole in Jemen ontmoette. Bij dat bombardement op de Amerikaanse oorlogsbodem in oktober vorig jaar vielen zeventien doden. Volgens de Amerikaanse onderzoeksdiensten was Osama Bin Laden het brein achter de aanslag.

Samen met zijn kompaan Salem Alhamzi, en met 62 andere passagiers, stapt Al-Midhar op 11 september in Washington op het vliegtuig van American Airlines met bestemming Los Angeles. Het lot van dat toestel is bekend. Het tweetal leidde het, vermoedelijk samen met drie andere kamikazekapers, richting Pentagon en liet het op de westelijke vleugel van het vijfhoekige gebouw neerstorten.

Khalid Al-Midhar en Salem Alhamzi waren dus geen onbekenden voor de FBI. De onderzoekers kregen hun namen van de CIA, toen bleek dat de dienst Immigratie niets meer kon doen omdat de twee de VS al binnen waren. Ook de zoektocht van de FBI had niets opgeleverd. In het Marriott Hotel in New York, het enige adres dat ze bij hun aankomst eerder dit jaar hadden opgegeven, waren ze nooit gezien.

Toen de Verenigde Staten op dinsdag 11 september, de zwartste dag uit de geschiedenis van het land, in het hart werden geraakt, was het onderzoek nog volop aan de gang. De speurders van de FBI en de geheime diensten waren diep geschokt. Honderden, duizenden landgenoten lagen onder de metershoge hopen puin en as. Het land was verscheurd. ‘Ik hou van jou’, zegt een vrouw nog huilend op het antwoordapparaat van haar man. Televisiebeelden doen de tientallen verdiepingen telkens weer tergend traag neerstorten.

GO AND GET THEM

Hebben de veiligheidsdiensten gefaald? Zes jaar geleden, in 1995, kwam de FBI een soortgelijk plan op het spoor. Toen zouden op één dag elf Amerikaanse lijnvliegtuigen worden opgeblazen. De FBI kon de aanslagen nog verijdelen. Waarom lukte dat dit keer niet?

Twee weken voor de kapingen waren de diensten nochtans zeer alert. De CIA had eerder al gewaarschuwd voor de dreiging van Osama Bin Laden, die in zijn heilige oorlog alle Amerikanen als doelwit beschouwt. En er waren aanwijzingen dat er mogelijk aanslagen zouden worden gepleegd. De geheime diensten moesten daar zo goed mogelijk op voorbereid zijn. Maar hoe konden ze vat krijgen op een zo uitgebreid netwerk met vertakkingen over wel 34 landen? Bovendien hadden medestanders van Bin Laden de geheime diensten waarschijnlijk getest. Vermoedelijk hadden ze valse lekken verspreid om op te sporen waar de geheime diensten actief zijn en waar hun werkterrein gaten vertoont. De informatie over mogelijke aanslagen op Amerikanen in juni van dit jaar, die de veiligheidsdiensten hadden onderschept, was wellicht een voorbeeld van zo’n test.

Als de FBI vóór de aanslagen niet over genoeg manschappen beschikte, zal dat snel veranderen. Een paar duizenden agenten en nog eens enkele duizenden personeelsleden kwamen hen al meteen na de gebeurtenissen te hulp. De organisatie die dít heeft beraamd, moet ontmaskerd en aangepakt worden, luidt het. Er wordt een klopjacht ingezet en tal van aanhoudingen volgen. Zwaar bewapende FBI-agenten bestormen een hotel in Boston en pakken drie mensen op, die later weer worden vrijgelaten. In New York wordt een man met een valse pilootvergunning gearresteerd.

Ook in Europa helpen de politiediensten om het netwerk op te rollen. Zo worden in een appartement in het Duitse Bochum bezwarende documenten van een van de kapers gevonden. En in eigen land, in Ukkel, wordt een Tunesiër aangehouden omdat hij aanslagen op Amerikaanse doelwitten in Europa zou hebben beraamd.

De Amerikanen willen reageren. Ze verspreiden lijsten met namen van mensen die hen met informatie van dienst kunnen zijn. Ze willen weten wie dít heeft gedaan, en ze zijn bereid er hard tegenaan te gaan. We must go and get them, daar zijn ze tot in het diepste van hun ziel van overtuigd.

PUIN EN SOLIDARITEIT

De Verenigde Staten rouwen. Op alle straathoeken van New York zijn herdenkingsplaatsen opgezet en branden talloze kaarsen. Meteen na de gebeurtenissen heeft zich een stroom van vrijwilligers aangediend en vormden er zich lange wachtrijen met mensen die bloed wilden geven. New York ligt bedolven onder het puin, maar baadt in een sfeer van solidariteit. Burgemeester Rudy Giuliani staat zijn burgers dag en nacht bij. Hij heeft zich, onder het stof en de as, tot de moeder Theresa van zijn stad ontpopt.

President Bush kende deze gulden regel van de politiek in crisissituaties duidelijk niet. Twee dagen lang bleef hij op de vlucht voor het gevaar. ‘De gebeurtenissen maken de president’, zei voormalig president Bill Clinton. George junior moet nu bewijzen dat ook hij door de meest tragische gebeurtenissen tot een president kan worden gesmeed. ‘Dit is het moment waarop zal blijken wie mét en wie tégen de Verenigde Staten is’, zegt Bush. Maar zijn unilaterale aanpak van de wereldpolitiek moet hij al snel laten varen. Ook de raketschildparaplu die hij gewoonlijk altijd opsteekt, kan hij maar beter meteen sluiten. Bush moet allianties smeden en dat zal niet eenvoudig zijn.

De NAVO is de Verenigde Staten al de eerste dag na de aanslagen te hulp gesneld en roept voor het eerst in haar geschiedenis artikel 5 van haar stichtingsverdrag in. Op basis daarvan wordt een aanval tegen de VS als een aanslag tegen alle lidstaten beschouwd, en de VS kunnen de bondgenoten bijgevolg om militaire bijstand vragen. Maar die zijn niet verplicht om daarop in te gaan.

Moeilijker wordt het met de gematigde Arabische landen en een aantal moslimregimes. De anti-Amerikaanse gevoelens flakkeren op vele plaatsen weer op. De VS hebben in ieder geval al de officiële steun van Pakistan gevraagd én gekregen. Vijand nummer één van de VS blijft immers Osama Bin Laden. En die houdt zich ergens in de bergen van Afghanistan schuil. Buurland Pakistan plaatst zichzelf daarmee in een moeilijk parket, maar Pakistan heeft naar verluidt geen andere keuze. Het land erkent het Taliban-regime en heeft er in het verleden goede banden mee gesmeed. Maar het is bankroet, en hoopt dus op de financiële steun van de VS te kunnen rekenen. De Taliban stemmen daar niet mee in en zullen ‘oorlogvoeren tegen buurlanden die de Amerikanen hulp verlenen’.

Een Pakistaanse delegatie is maandag naar Afghanistan gereisd om er de boodschap van de laatste kans te brengen: de vraag om Bin Laden uit te leveren. Maar hun invloed op de Taliban blijkt te beperkt.

In New York probeert het economische leven zich intussen moeizaam weer op gang te trekken. De New York Stock Exchange heropent, na de langste sluiting sinds de Eerste Wereldoorlog. Een deel van de bevolking gaat weer aan de slag. President Bush zet zijn landgenoten aan ‘ to go back to normality‘. Maar voor hoe lang? Geen dag later roept hij al tot een ‘kruistocht tegen het kwaad’ op.

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content