Thuislozenzorg in Vlaanderen: meer en meer vrouwen en jongeren gaan op de vlucht voor hun problemen.

Het is bij ons niet dramatisch gesteld met de thuisloosheid. Met twaalfduizend thuislozen op een bevolking van vijf miljoen behoort Vlaanderen tot de vijf beste regio’s van West-Europa. Maar daar zitten wel ongeveer 2400 kinderen bij, de meesten nog peuters. Verder tonen de cijfers van de voorbije jaren een stijging van het aantal vrouwen en jongeren. Meer dan één op drie thuislozen is niet eens 25 jaar. De oude clochard die zijn toevlucht zoekt in containers of metropijpen, wordt een minderheidsverschijnsel.

Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk brengt nieuwe gegevens uit over haar cliënteel ( zie grafieken). Katrien Willems van Halte 51, Annemie van Hees van het Krisisopvangcentrum en Kristien Provost van het Vluchthuis – alledrie in Leuven – geven commentaar bij de cijfers. Wie krijgen zij zoal over de vloer?

Katrien Willems: In Halte 51 kunnen maximum veertien jongeren tussen 18 en 25 jaar terecht voor een periode van gemiddeld zes maanden. Voor 1986 hadden wij enkel jongens, daarna kwam er een gemengde werking. Een kwart van onze gasten zijn meisjes. Onze jongeren komen zowel uit instellingen als uit een slechte gezinssituatie. Vaak is er sprake van verwaarlozing: materieel hebben ze het niet zo slecht, maar emotioneel zijn ze vastgelopen. Ze mogen dan lang niet rijk zijn, een gsm is in hun ogen toch een primaire behoefte. Ze geven veel geld aan het juiste petje en sportschoenen met een naam en airkussentjes, maar communiceren hebben ze nooit geleerd. Om hun koopgewoontes of om drugs te bekostigen, plegen nogal wat jongens delicten. Bij de meisjes zien we vaak seksueel geweld in hun verleden. Allemaal worstelen ze met een grote eenzaamheid. Ze zien het leven niet zitten, maar zeggen: “Het ontbreekt mij aan de moed om er een eind aan te maken.”

Ze worden naar ons gestuurd door het OCMW, de psychiatrie of de gevangenis. Sommigen komen aanzetten met een schuldenberg waarvan ik denk: hoe gaat die gast van twintig daar ooit van afkomen?

Annemie Van Hees: Wat wij in het Krisisopvangcentrum over de vloer krijgen, is een afspiegeling van wat er in de maatschappij gebeurt. Wij kunnen maximum veertien mensen opvangen voor ongeveer drie weken. De jongste maanden hebben we nogal wat politieke vluchtelingen aan de deur gehad, soms mensen die zich van geen kanten verstaanbaar konden maken.

En we zien een enorme verjonging van de gasten. De jongste jaren maken de jongeren bijna de helft van de dienst uit. Ze nemen soms zelfdestructief gedrag van elkaar over en leggen weinig verantwoordelijkheidsgevoel aan de dag. Zelfs tweemaal per maand tijdig opstaan om te gaan stempelen, is sommigen te veel. Ze hebben een houding van: “Wat voor zin heeft het allemaal?”

Geregeld hebben we vrouwen met kinderen in huis. Die kinderen hebben vaak al wat meegemaakt en zijn gewend op prille leeftijd verantwoordelijkheid op te nemen: we zien meisjes van nauwelijks vijf jaar baby’tje de trap afzeulen en er een flesje voor klaarmaken.

Kristien Provost: We zitten in het Leuvense vluchthuis momenteel met vier aanvragen waaraan we niet kunnen voldoen. We hebben alles samen plaats voor achttien mensen, inclusief kinderen. Doordat de problematiek bespreekbaar geworden is, vinden mishandelde vrouwen waarschijnlijk sneller hun weg naar ons. Zes op tien vrouwen bellen ons rechtstreeks op. Anderen worden doorverwezen, onder andere door de politie.

Een opvallende tendens is de toename van allochtone vrouwen. Momenteel is één op de drie vrouwen van allochtone afkomst. Dat stelt soms taalproblemen en brengt ook cultuurverschillen mee, en soms misverstanden over aanpak van kinderen of voedingspatronen.

In welke mate leven de clichés nog dat mishandelde vrouwen het zelf uitlokken, en nadien toch terugkeren naar hun man?

Provost: ( zucht) Clichés hebben de eigenschap hardnekkig te zijn. Neem nu het beeld van mishandelde vrouwen als sukkels. Mishandeling komt in alle lagen van de bevolking voor. Het heeft niets met inkomen of opleiding te maken. Wel is het zo dat we vrouwen uit bepaalde kringen minder vlug over de vloer krijgen: die bellen een advocaat op in plaats van het huis te ontvluchten. Mishandelde vrouwen zijn niet noodzakelijk zwak: ze verdragen soms jarenlang mishandeling in de overtuiging dat ze hun kinderen hun vader niet mogen ontzeggen. Financiële overwegingen of angst voor de toekomst spelen ook een rol. Vaak verdragen vrouwen jarenlang fysiek, seksueel en psychisch geweld tot de druppel de emmer doet overlopen. Dat kan bijvoorbeeld het moment zijn dat die man ook naar de kinderen uithaalt.

Het cliché dat mishandelde vrouwen toch terugkeren naar hun partner, strookt niet met de werkelijkheid. Tien jaar geleden keerde iets meer dan de helft van de vrouwen terug naar huis, nu is er dat hooguit één op vijf. Dat heeft alles te maken met maatschappelijke tendensen: scheidingen zijn geen uitzondering meer, wettelijk gezien wordt partnergeweld strenger veroordeeld en het fenomeen wordt eindelijk ernstig genomen.

Welke impact heeft de situatie op kinderen?

Provost: Kinderen hebben behoefte aan ruimte om hun verhaal te doen, en nog over die vader te spreken. In sommige gevallen zijn de kinderen goed op de hoogte van de mishandeling omdat ze er getuige van geweest zijn. In andere gevallen heeft de moeder zich in allerlei bochten gemanoeuvreerd om de uitbarsting toch maar tegen te houden tot de kinderen in bed lagen. We zien die kinderen hier soms kampen met loyauteitsconflicten, maar voor velen is het verblijf in het vluchthuis een opluchting: ze kunnen de verantwoordelijkheid opgeven die ze thuis droegen. Een deel van de kinderen kwam geregeld tussen als het geweld tussen de ouders bezig was, of ze vingen moeder mee op. Dat heet parentificatie: het kind gaat de ouderrol oppakken.

Soms kunnen kinderen het gebeurde zeer moeilijk verwerken. Therapie kan helpen, maar er is een wachtlijst van twee maanden bij de Centra Geestelijke Gezondheidszorg, en andere therapeuten zijn te duur. We besteden zelf veel aandacht aan de kinderwerking. Vanuit het kabinet van Luc Martens zijn er nu gelden vrijgemaakt om per vluchthuis een medewerkster voor de kinderen aan te werven.

Hoe gaan jullie te werk met jullie cliënteel?

Willems: In Halte 51 hebben jongeren veel problemen tegelijk: naast financiële problemen en gaten in hun schoolcarrière kunnen dat randpsychiatrische stoornissen zijn, een drugsproblematiek of zwakbegaafdheid. We geven hen eerst en vooral de boodschap: je bent meerderjarig, dus geacht verantwoordelijk te zijn voor jezelf. Vaak kennen ze hun rechten wel, maar niet hun plichten. “Verantwoordelijkheid” is een moeilijk concept. We proberen zowel het administratieve luik – uitkering, scholing, mutualiteit, schuldregeling – met hen in orde te brengen, als te werken aan relationele en emotionele vaardigheden.

Op lange termijn willen we zowel hun sociale vaardigheden versterken als hen steun bieden bij het voorbereiden voor de volgende halte in hun leven. Dat is niet evident, want voor sociale woningen, budgetbeheer of therapie moeten ze maanden geduld hebben.

Van Hees: Als we iemand opnemen, maken we een inventaris op van alle problemen en zoeken wat het meest dringt. Dat kan medische hulp zijn, een douche of twaalf uur aan een stuk slapen. We proberen hen een structuur aan te bieden met als grote kapstok: ga zelf mee aan de gang om je problemen op te lossen. We bekijken met hen wat er moet gebeuren. Is dat naar het OCMW of de vakbond gaan, dan vragen we hen of ze het zien zitten zelf te bellen voor een afspraak en ernaartoe te gaan. We laten hen zoveel mogelijk meedenken en zoeken naar oplossingen. Soms verschillen we hierover van mening, maar als iemand bijvoorbeeld per se zelfstandig wil gaan wonen voor hij of zij daar volgens ons aan toe is, dan zeggen wij: oké, we gaan erin mee tot daar, en dan moet je het verder zelf waarmaken.

Provost: Vrouwen sterk maken is een belangrijk aandachtspunt in onze werking. Door jarenlange vernedering is hun zelfwaardegevoel soms tot nul herleid. Ze zijn beschaamd over het mislukken van hun relatie en schrijven dat niet zelden op eigen conto. Verder bieden we juridische en administratieve ondersteuning bij het uitdokteren van nieuwe perspectieven.

Waarheen gaat het na een verblijf bij jullie?

Provost: Doorgaans gaan de vrouwen alleen wonen. Dat is vaak de moeilijkste periode: het zwarte gat na de geborgenheid van het vluchthuis. Sommige vrouwen komen nog geregeld langs voor een babbel.

Willems: Ongeveer één op drie jongeren gaat alleen wonen, of samen met een vriend of vriendin. Een ander deel hervalt in criminaliteit of drugs, en komen niet zelden achter de tralies terecht. En een deel haakt af omdat zij onze structuur te zwaar vinden.

Van Hees: Wij stellen vast dat het aandeel van ex-gasten enorm stijgt. De helft van al de mensen die we dit jaar inschreven, zijn al eens bij ons over de vloer geweest.

Hoe ontmoedigend is dat?

Van Hees: Het is positief dat mensen weer bij ons aankloppen voor het erger wordt. Opvang zoeken, heeft voor de meeste mensen iets als een drempel oversteken. Maar als ze die oversteken, verdwijnen daarom hun problemen nog niet. Deze mensen hebben voordien al elke andere mogelijkheid uitgeput en zitten niet meer verankerd in een netwerk van familie en vrienden. Hun problemen zijn vaak zo groot dat ze niet in één keer op te lossen zijn.

Willems: De perspectiefloosheid van vele jongeren maakt me bang voor hun toekomst. De thuislozenzorg is een doekje voor het bloeden. Er zou meer preventief gewerkt moeten worden: relatievaardigheden en assertiviteitstrainingen moeten een essentieel onderdeel van ons onderwijspakket worden. We moeten jongeren wapenen tegen de goedkope illusie dat er een rechte lijn loopt naar het geluk. Sommige dingen gaan gewoon fout in het leven. Daarom, schotel jongeren geen illusies maar de realiteit van het leven voor: een mengeling van vreugde en pijn.

Ria Goris

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content