Zaterdag 15 januari is de gevreesde Servische militieleider Arkan vermoord. Hij zal dus niet terechtstaan voor het Joegoslavië-Tribunaal in Den Haag.

Hij wist te veel en had te veel vijanden. Zeljko Raznatovic, peetvader van misdaadbendes, militieleider en daardoor populaire figuur in het nationalistische milieu van Belgrado. Arkan was zijn bijnaam. Zaterdagmiddag rond kwart over vijf werd hij door twee huurmoordenaars neergekogeld in de lobby van het Intercontinental, het meest prestigieuze hotel van de Joegoslavische hoofdstad. Arkan hield zich graag op in de luxehotels van Belgrado, nu eens het Hyatt of het Jugoslavia, dan weer het Intercontinental. Hij belegde er zijn afspraken met journalisten die in de rij stonden om de moordzuchtigste onder de Servische militieleiders te interviewen.

Een week eerder nog zat hij in het patserige Hyatt rustig aan zijn thee te nippen met de Italiaanse verslaggever Massimo Calabresi, aan wie hij uitlegde waarom Louise Arbour, de openbare aanklager van het VN-tribunaal in Den Haag, “een teef” is. Vorige week woensdag had hij een vraaggesprek met de Amerikaanse nieuwszender CNN. “De Joegoslaven weten dat ik onschuldig ben”, legde Arkan toen uit. “Ik ben geen oorlogsmisdadiger. Ik heb niet verkracht, ik heb nooit burgers gedood. Ik ben onschuldig.”

Daar dacht iemand kennelijk anders over. Nadat afgelopen zaterdag de kruitdamp in de lobby van het Intercontinental was opgetrokken, telde de politie achtendertig kogelhulzen. De twee killers – volgens sommigen gemaskerd, volgens anderen niet – leverden geen half werk. Ze bedienden zich volgens ooggetuigen van Heckler & Koch-machinepistolen, en schoten de militieleider van dichtbij in het gezicht, volgens de beproefde washing the face-techniek. Eén schot trof hem pal in het rechteroog.

Minstens een van zijn lijfwachten kwam mee om in de aanslag. Ook Milovan Mandic, zakenman en vennoot van Arkan, werd dodelijk getroffen door rondvliegende kogels.

In Belgrado werd meteen druk gespeculeerd over wie achter de moordaanslag zat. De Amerikaanse inlichtingendienst CIA? Rivaliserende bendes? Of het regime zelf, dat hem beschermde? President Slobodan Milosevic en zijn clan die Arkan en zijn Tijger-militie al tien jaar het vuile werk laten opknappen in Kroatië, Bosnië en Kosovo?

FANCLUB OP OORLOGSPAD

Raznatovic, zoon van een luchtmachtkolonel, werd in 1952 geboren in Brezice, bij de Oostenrijkse grens, in Slovenië. Toen hij twintig was, had hij al carrière gemaakt in de onderwereld. In de jaren zeventig schurkte hij zich tegen Joegoslavische overheidskringen aan. Sommigen vermoeden dat hij in die periode door de Joegoslavische geheime diensten werd gerekruteerd.

In 1974 werd Arkan in Zweden opgepakt, maar hij wist te ontsnappen. Hij ontkwam naar België waar hem minstens één overval op een Brussels BBL-kantoor wordt toegeschreven. Hij werd gearresteerd en tot tien jaar cel veroordeeld, maar na vier jaar wist hij te ontsnappen naar Nederland. Na moeilijkheden in Frankrijk zou hij in 1981 een tweede keer opgepakt worden in België, ditmaal in Antwerpen.

Halverwege de jaren tachtig keerde Arkan terug naar zijn moederland om voor de staatsveiligheid te werken. Hij nam de leiding op zich van een fanclub van Rode Ster Belgrado. Uit die “vereniging van voetbalsupporters” rekruteerde hij de leden voor zijn milities. Het nationalisme vierde hoogtij. Slobodan Milosevic had zich meester gemaakt van de Servische Communistenbond en wou heel Joegoslavië naar zijn pijpen laten dansen. Toen dat niet lukte en Kroatië plus Slovenië de partijsolidariteit opzeiden, viel het land uiteen.

Slovenië en Kroatië, de twee katholieke deelstaten, scheurden zich in 1991 af. Belgrado gaf Slovenië direct op, maar met Kroatië kwam het tot een bloedig conflict. Tijdens die afscheidingsoorlog met Kroatië (en later ook in Bosnië) ging de Servische Tijger-militie van Arkan zich te buiten aan etnische zuiveringen, verkrachtingen en plunderingen, die duizenden mensen het leven hebben gekost. De gruwelijke slag om de stad Vukovar kreeg een symboolfunctie. Arkan hielp er op een moorddadige manier het vaandel van het orthodoxe Groot-Servië hooghouden. Daarna brandde hij zich met zijn milities een weg naar Bosnië, dat zich (met enige vertraging) ook van Joegoslavië wou afscheiden. In april 1992 martelden en vermoordden de Tijgers daar een deel van de moslimbevolking van de stad Bijeljina. Zvornik, Brcko en Bratunac volgden op de lijst die nu voorligt bij het Joegoslavië-Tribunaal.

Samen met de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic en de voormalige Bosnisch-Servische politieke leider Radovan Karadzic werd Arkan de beruchtste beschuldigde van Den Haag. Afgezien van de aanstichter van alle kwaad natuurlijk, de Joegoslavische president Milosevic. Die werd pas in mei 1999 in beschuldiging gesteld wegens misdaden tegen de menselijkheid.

Raznatovic, die zich in de oorlogsjaren had verrijkt door moord en roof, was de intussen geïnstalleerde internationale vredesmacht te vlug af en vond bescherming bij het regime in Belgrado. Hij werd zelfs eigenaar van een voetbalploeg, Obilic, die hij vervolgens met succes van tweedeklasse naar de ereklasse van de voetbalcompetitie ‘kocht’.

En in 1995 trouwde Arkan (z’n derde huwelijk) met Svetlana Velickovic, alias de bekende popster Ceca. Zij was 21, hij 42. Hij had haar ontmoet op promotieconcerten voor zijn Servische Eenheidspartij, een politieke formatie die hem kortstondig een parlementszetel opleverde als volksvertegenwoordiger van Kosovo, waar de Albanese meerderheid de verkiezingen boycotte. In die provincie probeerden zijn krijgers trouwens voor de NAVO-oorlog van 1999 de niet-Serviërs duidelijk te maken dat ze maar beter naar Albanië of Macedonië konden uitwijken.

Het huwelijksfeest van Zeljko Raznatovic met Ceca kostte tientallen miljoenen frank, betaald door de naar Belgrado uitgeweken Italiaanse financier Giovanni di Stefano. Het door oorlog en internationale economische sancties uitgemergelde Joegoslavië vergaapte zich aan de pracht en praal waarmee het huwelijk gepaard ging. Overigens werkte dat internationale embargo het gangsterisme in de hand. De smokkel van olieproducten floreerde en figuren als Arkan vergaarden in die jaren een fortuin.

POLITIEK ASIEL IN BELGIE?

Door de beschuldiging van oorlogsmisdaden door het Joegoslavië-Tribunaal zat Raznatovic de voorbije jaren vastgespijkerd in eigen land. Naar verluidt zou hij de laatste tijd een uitweg hebben gezocht. Libië? Cyprus? Midden vorig jaar werd zelfs aan België gedacht. Een van zijn zeven kinderen, een dochter uit een van zijn vorige huwelijken, mocht hier eens nagaan of politiek asiel mogelijk was. Maar bij Interpol stond Arkan intussen zevenvoudig geregistreerd: in de jaren zestig en zeventig pleegde Arkan in West-Europa een reeks gewelddadige aanslagen en gewapende overvallen. Daar kwam dus niets van in huis.

Uiteindelijk was Arkan, de ‘gewone’ boef die militieleider en peetvader werd, hetzelfde lot beschoren als Zoran Sijan, de maffiabaas die vorige maand werd doodgeschoten. Tevoren verdwenen ook al een zakenvriend van Milosevic’ zoon Marko en een topadviseur van Milosevic’ vrouw via moord van het toneel.

“De moord op Arkan verblijdt ons niet. We hadden hem liever zien terechtstaan in Den Haag”, verklaarde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright. Ook de Britse minister van Buitenlandse Zaken Robin Cook had de militieleider liever voor zijn rechters zien verschijnen.

In de Servische diaspora die de oppositie tegen Milosevic steunt, valt te horen dat de gang van zaken in Belgrado de Amerikanen goed uitkomt. “Milosevic gaf Kosovo op, Servië is verzwakt, dat is toch wat Washington in de Balkan verwacht?” klinkt het. De val van het regime, waar het Westen op hoopt, is echter niet voor morgen. De oppositie blijft hopeloos verdeeld en in het land heerst de terreur. Terreur van gangs die een stuk van de staatsmacht hebben overgenomen.

Oppositieleider Vladan Batic verwoordde het afgelopen zondag zo: “We leven in een land waar de wettelijke staat niet langer functioneert, een land dat alles weg heeft van een echte dictatuur. Deze escalatie van geweld is, gezien de omstandigheden, eigenlijk normaal. Geweld en het ombrengen van mensen behoort tot de dagelijkse realiteit. Zo’n moord zou snel worden opgelost, mochten politiediensten en gerecht normaal functioneren. Maar blijkbaar is er ergens iemand die aan de touwtjes trekt, die elke morgen beslist wie het volgende slachtoffer wordt.”

MILOSEVIC WAS OP DE HOOGTE

Zoran Djindjic, leider van de Democratische partij, illustreerde zondag met een paar onverwachte uitlatingen de verwarde toestand. Hij had nogal wat contact met Zeljko Raznatovic “die zich de jongste maanden onveilig voelde”. Milosevic was, volgens Djindjic, in zijn wiek geschoten omdat Arkan de Montenegrijnse president Milo Djukanovic steunde in diens streven om de deelstaat Montenegro los te maken van Servië.

Jarenlang hielden Milosevic en de zijnen vol dat Arkan en zijn Tijgers in Bosnië op eigen houtje handelden. Maar de voorbije maanden gaf Arkan zelf in gesprekken en interviews duidelijk te verstaan dat dit niet het geval was, en dat zelfs Milosevic perfect op de hoogte was van zijn activiteiten. Vorige week nog verzekerde hij Massimo Calabresi dat hij in Kroatië onder het rechtstreekse bevel van het Joegoslavische leger had gehandeld. “En in Bosnië kreeg ik mijn bevelen van het ministerie van Binnenlandse Zaken”, zei Arkan. Met andere woorden: Milosevic was van alles op de hoogte.

Werden dit soort verklaringen Arkan fataal? Iemand heeft er in elk geval voor gezorgd dat een kroongetuige tegen Milosevic voor altijd zal zwijgen. De krant Politika – spreekbuis van het Milosevic-regime – bracht het bericht over de moord op Arkan op bladzijde twintig.

De laatste keer dat Milosevic en Arkan samen werden gezien, was op de begrafenis van Radovan Stojocic, een voormalige politiechef wiens naam is verbonden met gruweldaden in de Kroatische oorlog en die werd neergekogeld in een restaurant in Belgrado.

Djindjic vertelde voorts dat de vrouw van Milosevic, Mirjana Markovic, Arkan in 1996 geld aanbood om de betogingen voor democratie in de hoofdstad te verijdelen. De militieleider sloeg dat aanbod af. Vorig jaar, tijdens de oorlog om Kosovo, zette hij er de voorzitter van de Democraten toe aan zijn hachje te redden en via Montenegro naar het buitenland uit te wijken. “Achter Arkans babyface ging een monster schuil”, zegt Djindjic. “Hij was een beest, zonder morele scrupules.”

In Belgrado gaan de verhalen intussen een eigen leven lijden. Arkan was bijvoorbeeld te gevaarlijk geworden voor Milosevic en andere hooggeplaatsten, omdat hij te veel wist over gruwelijkheden in de Bosnische oorlog. Gezanten van het Joegoslavië-Tribunaal zouden met hem hebben onderhandeld om zich over te geven aan de justitie, zodat hij tegen anderen had kunnen getuigen in ruil voor mededogen. Enzovoort. Zelf ontkende hij dat nog tijdens de NAVO-bombardementen van vorig jaar op Belgrado. Om te bewijzen hoe weinig hij vandoen had met Kosovo vertoonde hij zich vaak in de hoofdstad en gaf hij er interviews weg. Zo van: “Ik ben een normale mens. Ik heb negen kinderen en een schitterende vrouw. Wij verkrachten, moorden of martelen niet.” In 1993, toen Knack-verslaggever Dirk Draulans hem in Benkovac ontmoette, klonk het nog: ” We fuck them all.

Waarom tijdens de Kosovo-oorlog geen slimme bom op het Jugoslavia-hotel viel, waar hij een casino bezat, is velen een raadsel. Maar tijdens dat gewapende conflict nam Arkan – dat was algemeen bekend – veelal zijn intrek in hotels waar westerse verslaggevers verbleven, in de overtuiging dat die door de NAVO-bommenwerpers zouden worden gespaard.

VOLK MET GEKKE GEDACHTEN

Het Joegoslavië van partizanenleider Tito is dood. Het land verloedert en niemand snelt te hulp. De maffiabazen verrijken zich en het gewone volk ondergaat de sancties. De maatschappij desintegreert door materiële en geestelijke armoe. Straks maalt niemand meer om de aan de Albanezen verloren provincie Kosovo en gaat Montenegro zijn eigen weg: de ministaat die het moet hebben van toerisme en waar sigarettensmokkelaars de plak zwaaien.

Het pessimisme en de angst onder de bevolking houden Milosevic in het zadel. Hij gebruikt nog andere ‘Arkans’ en laat ze vallen als het hem uitkomt. Het kan klaarblijkelijk zolang zijn clan de media, vooral de televisie in de klauw heeft. Vandaar de roep van de oppositie om verkiezingen en een faire campagne waarbij iedereen zendtijd krijgt. Met windhanen als Vuk Draskovic als aanvoerder is die oppositie echter weinig gediend. Als het erop aankomt, eet hij uit de hand van Milosevic. Op steun en geld van uitgeweken Serviërs hoeft hij niet te rekenen.

Misschien staat er wel een andere Arkan op die het in zijn hoofd haalt voor democratie te ijveren om zijn in de oorlog verworven fortuin veilig te stellen – er valt overigens nog veel te verdienen met privatisering en wederopbouw. Waarom niet praten met het oude koningshuis? De diaspora en het geslagen volk op het thuisfront spelen soms met de gekste gedachten.

Redelijkerwijze zou de reddingsboei moeten komen van de Europese Unie. Het kan niet dat misdadigers een land regeren dat straks omringd is door staten die in aanmerking komen voor toetreding tot de EU. Een stabiliteitspact voor de Balkan kan niet werken zonder Joegoslavië. Een blinde vlek tussen Bulgarije, Roemenië, Griekenland, Hongarije, Kroatië en Bosnië is economisch contraproductief voor heel de regio.

Blijft de hardnekkigheid waarmee Washington het Westen dicteert dat Milosevic weg moet voor iets kan worden gedaan voor de Joegoslaven. Eerst de grote manipulator afzweren en uitleveren aan Den Haag, en dan zien we wel. Vooralsnog blijven andere Arkans daardoor het dagelijkse leven terroriseren. En misdaadondernemers hebben de neiging hun werkterrein uit te breiden. Bij voorkeur in de richting van waar meer rijkdom is: West-Europa bijvoorbeeld.

Frans Vuga

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content