Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De Amerikaanse Food and Drug Administration heet model te staan voor het geplande Belgisch Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid. Maar ook in de VS loopt niet alles zoals het hoort.

Het was boeiend om in onze parlementaire dioxinecommissie de toplui uit de administratie voor Volksgezondheid aan het werk te zien. Leidend ambtenaar Chris Decoster van het Instituut voor Veterinaire Keuring (IVK) liet weten dat hij al jaren geleden meldde dat hij van zijn taak bij het IVK ontheven wenste te worden. Hij schoof de verantwoordelijkheid voor het trage optreden van het IVK netjes door naar keurkringhoofd André Destickere, die de regels overtrad van de – op zich al onwettelijke – toestemming die Decoster hem gaf om zijn werk als keurder te cumuleren met diergeneeskundige expertisen voor derden.

Secretaris-generaal Eric Deloof van het ministerie van Volksgezondheid gaf noodgedwongen toe dat hij de drie rapporten over de dioxinecrisis – van het IVK, de Eetwareninspectie en de juridische dienst – had laten aanpassen om ze met elkaar in overeenstemming te brengen. Maar topambtenaren weten zich in te dekken. Deloof liet fijntjes verstaan dat de stroomlijning gebeurde op verzoek van federaal minister van Volksgezondheid Magda Aelvoet (Agalev), waar adjunct-kabinetschef Caroline Hoedemakers al enige tijd met een groot ei rondloopt.

Hoedemakers komt uit het kabinet van voormalig minister Marcel Colla (SP), voor wie ze bij Aelvoet het vuur uit haar sloffen bleef lopen – Colla wilde onder meer per se in de uitvoerende raad van de Wereldgezondheidsorganisatie blijven zitten. Aelvoet nam haar over om iemand op het kabinet te hebben die het dioxinedossier beheerste, maar onlangs heeft ze het toch uit Hoedemakers’ handen gehaald. Meer dan een maand had de vrouw nodig om de vraag naar een rapport van de onderzoekscommissie aan de administratie over te brengen. Ze moest eerst een aantal nijpende problemen regelen om het kabinet van Colla zoveel mogelijk buiten schot te houden.

Zo was gebleken dat topman Albert d’Adesky van de Eetwareninspectie al eind april van de dioxinecrisis op de hoogte was. Belangrijk, omdat Colla zich achter het falen van “een zieke man” op de Eetwareninspectie wil verschuilen om uit te leggen waarom de Europese Commissie niet over de crisis werd ingelicht. D’Adesky cumuleerde zijn mandaat met een positie aan de top van het IVK, waar hij over de crisis werd geïnformeerd. Hij verzuimde zijn eigen dienst te alarmeren. Als zijn ondergeschikte Guy Temmerman dat in de onderzoekscommissie niet ter sprake had gebracht, had niemand het geweten.

D’Adesky die – precies omdat hij twee topfuncties in de voedingsinspectie cumuleert – genoemd wordt als toekomstig hoofd van het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid, vond een originele manier om zich uit de nesten te werken: hij poneerde dat de Eetwareninspectie alleen verantwoordelijk is voor eieren, en niet voor kippen – die vallen onder de bevoegdheid van het IVK. Dat er een verband is tussen kippen en eieren, zeker als het om dioxines gaat, was hem blijkbaar ontgaan. Ook in de menselijke voeding bestaat er zoiets als een voedselketen.

PIZZA’S MET OF ZONDER SALAMI

Aelvoet werkt hard aan haar Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid, dat ze nog voor het einde van het jaar op poten wil zetten. Het moet het IVK, de Eetwareninspectie, de Farmaceutische Inspectie, en (delen van) de directoraten-generaal 4 en 5 in de administratie van Landbouw (Kwaliteit grondstoffen en plantaardige sector; Dierengezondheid en kwaliteit dierlijke producten) onder één dak brengen om de controles op elkaar af te stemmen. Het kan niet langer dat diensten niet van elkaars werk op de hoogte zijn. Ook de Europese Commissie denkt hardop aan de creatie van een eigen overkoepelend instituut voor de voedingscontrole. Bij het brainstormen rond beide instellingen wordt graag verwezen naar het lichtend voorbeeld uit de Verenigde Staten: de Food and Drug Administration (FDA).

“Amerikaanse consumenten maken zich geen zorgen om hun voeding, omdat ze een groot vertrouwen hebben in de FDA, die onafhankelijk van politiek en industrie handelt”, verklaart adjunct-directeur Patrick Wilson op de hoofdzetel van de FDA in de buurt van Washington. “Als de FDA geen graten ziet in het gebruik van natuurlijke hormonen bij de vleesproductie, aanvaarden de mensen dat. Als de FDA haar zegen geeft over de aanwezigheid van genetisch gemodificeerde soja of maïs in de voeding, leggen de mensen zich daarbij neer. Voedingscrisissen, want die hebben we uiteraard ook, leiden nooit tot hysterische toestanden zoals in België en de rest van Europa, omdat de mensen ervan uitgaan dat de FDA weet wat haar te doen staat. Daarom staan wij model voor de wereld.”

Toch is ook in de VS niet alles koek en ei. De controle van de voeding is er ook versnipperd over meerdere instanties – twaalf, volgens sommige bronnen. Dat leidt tot meningsverschillen en onduidelijkheden over de verantwoordelijkheid. Pizza’s worden door de FDA gecontroleerd, tenzij er salami op ligt, dan vallen ze onder de verantwoordelijkheid van de Food Safety and Inspection Service (FSIS) van het ministerie van Landbouw. Worstjes behoren tot het terrein van de FSIS, tenzij ze in een broodje zitten, dan gaan ze terug naar de FDA. Eieren – het zal d’Adesky plezieren – vallen onder de verantwoordelijkheid van de FDA, tenzij ze gebroken worden om verwerkt te worden, dan treedt de FSIS op, maar zodra de eierkoek gekookt is, verschuift de controle weer naar de FDA. Melkproducten worden niet federaal, maar op het niveau van de staten gecontroleerd.

“Er is beterschap mogelijk”, geeft onderminister voor de voedselveiligheid Catherine Woteki in Washington toe. “Elk jaar lijden 76 miljoen Amerikanen aan een voedselvergiftiging. Vijfduizend van deze mensen sterven. Dat is te veel. We werken nu aan snelle netwerkverbindingen tussen de onderzoekslaboratoria, en tussen de federale overheid en de staten. Er moet ook een efficiëntere coördinatie komen tussen de controleurs van de overheid en die van de staten, zeker inzake de reactie op het uitbreken van een crisis. We sturen voortdurend bij. Na een probleem met een dodelijke vorm van de bacterie Escherichia coli in vlees zetten we een programma op poten waarin alle vleesverwerkende bedrijven moeten evalueren welke risico’s ze lopen en een plan uitwerken om die risico’s te vermijden, dat door onze diensten gecontroleerd wordt. We hopen daarmee volgend jaar klaar te zijn.”

ETEN VOOR DE TV

Eind 1993 stierven in de VS vier kinderen na het eten van hamburgers die besmet waren met de dodelijke bacterie. Driehonderd andere werden zwaar ziek, bleven blijvend gehandicapt of hadden een niertransplantatie nodig om een beetje normaal te kunnen leven. Veel commotie veroorzaakte dat niet, hoewel de ouders van de getroffen kinderen een comité oprichtten om de zaak in de aandacht te houden. “Begin augustus mochten ze hun verhaal doen voor de senaat”, vertelt Carol Tucker Foreman van de Amerikaanse consumentenfederatie. “Het was een emotioneel moment. Ze pleitten voor de creatie van één groot voedingsveiligheidsinstituut. De FDA is in mijn ogen verhoudingsgewijs te veel met geneeskunde bezig en beschouwt voeding niet als haar prioriteit. De gezondheid van de mensen zou evenmin mogen afhangen van informele afspraken over samenwerking die verschillende instanties maken. Er moet een uniforme wet komen.”

Maar niet iedereen ziet heil in de grote eenmaking. “De procedure lijkt inderdaad nogal ingewikkeld en geeft aanleiding tot bevoegdheidsproblemen”, analyseert advocaat Edward Korwek van het ook in Brussel vertegenwoordigde bureau Hogan & Hartson, dat onder meer de belangen van de voedingsindustrie verdedigt. “Ik denk echter niet dat overkoepeling een oplossing is. De problemen zouden gewoon verschuiven naar een lager niveau: er moeten altijd verantwoordelijkheden verdeeld worden. Als de Belgische regering een elegante oplossing vindt om de controles perfect op elkaar af te stemmen, zal die structuur model staan voor de rest van de wereld. De mensen bij ons hebben wel meer vertrouwen in overheidsinstellingen dan Europeanen. Amerikanen hebben natuurlijk ook niet zo’n ontwikkelde eetcultuur, en stellen zich minder vragen over hun voeding. Veel Amerikanen kijken TV terwijl ze eten.”

De VS hebben ook dioxine- en zelfs PCB-crisissen gekend in de voeding, maar die leidden nooit tot collectieve hysterie. Enkele jaren geleden werden er dioxines in kippenvlees ontdekt, maar geen borst of vleugel verdween uit de winkelrekken. Wel werd de bron van de besmetting – bentonietklei die in het kippenvoeder was gemengd – opgespoord, en definitief verboden als additief. Momenteel onderzoekt de voedingsinspectie van het ministerie van Landbouw een klacht uit Japan over dioxines in vlees dat uit de VS is ingevoerd, waarbij net als tijdens onze dioxinecrisis goedkope PCB-tests gebruikt worden om de bron van de besmetting op te sporen. Er is geen paniek, en niemand ligt wakker van extra-kankergevallen. De besmetting is teruggevoerd tot een vleesverwerkend bedrijf in de staat Pennsylvania, vanwaaruit nu naar de oorzaak wordt gespeurd – er wordt gedacht aan een contaminatie in houten voederbakken die sommige veekwekers nog gebruiken.

Verrassend was dat de Amerikanen het probleem van PCB-besmetting in vlees al lang kennen. “Een routinetest op de aanwezigheid van PCB’s is opgenomen in de standaardprocedure voor onze controleurs”, meldt directeur Richard Beck van de voedingsinspectie op het ministerie van Landbouw (FSIS). “Begin de jaren zeventig hadden wij een zware besmetting met PCB’s via een slecht behandelde lading vismeel uit Peru, die in kippenvoeder werd verwerkt. Het was een ramp voor de pluimveesector. Ik was een beetje verbaasd toen ik vernam dat tests op PCB’s in België niet tot de routineprocedure behoorden. Wij hebben de voedingsinspecties geëvalueerd van 37 landen – waaronder België – die naar de VS willen uitvoeren. België behoort niet tot de top-drie. Het land reageerde ook uiterst traag op onze vraag naar informatie over de dioxinecrisis.”

EEN TWEEDE HANDELSOORLOG

De Amerikanen worden zenuwachtig van de onwil van de Europeanen om hun visie op de voedingsveiligheid te assimileren. Ze verwijten ons emotionaliteit en een gebrek aan vertrouwen in de wetenschap. “We moeten de Europeanen kunnen informeren over de verdiensten van de Amerikaanse producten”, zegt Gary Weber van de National Cattlemen’s Beef Association – een pressiegroep van veekwekers. “Mensen reageren vreemd op dingen die ze niet kennen. Als een grapjas op het strand ‘haai’ roept, stormt iedereen in paniek uit het water om vervolgens een sigaretje op te steken of naar huis te rijden zonder zijn autogordel om te doen. Europese politici manipuleren het gebruik van natuurlijke hormonen in ons vlees of de aanwezigheid van ingeplante genen in onze gewassen als middel om aan de macht te blijven. Ze hebben de consument zo bewerkt dat hij niet meer naar de wetenschappers luistert. Dat is wraakroepend. Zeker omdat de Europese consument duidelijk geen vertrouwen in zijn overheid heeft, anders waren er geen crisissen rond gekkekoeienziekte, dioxine of Coca-Cola gekomen.”

Amerikaanse veekwekers gebruiken natuurlijke hormonen om hun dieren sneller te laten groeien en “smakelijker” vlees te produceren. Wetenschappers hebben aangetoond dat het risico daarvan bijna nihil is. Zelfs kritische Amerikaanse consumentenverdedigers zien geen problemen met de hormonen. Toch wil Europa geen met natuurlijke hormonen behandeld vlees, onder meer omdat er een – betwist – risico op kanker zou zijn. Een handelsoorlog is het gevolg. Minder evident is dat de Amerikanen evenmin aanvaarden dat Europa het gebruik van antibiotica als groeistimulatoren in de veeteelt aan banden wil leggen, om nog meer problemen met resistente bacteriën te vermijden. Weber voorspelt hier op termijn een nieuwe handelsoorlog.

In geen enkel debat is de breuk tussen Amerikaanse en Europese consumenten scherper dan in hun kijk op genetisch gemodificeerde gewassen. Meer dan de helft van de katoen en de soja, en een derde van de maïs op de Amerikaanse velden bevat vreemde genen die weerstand moeten bieden tegen herbiciden – zo kunnen boeren spuiten zonder hun gewassen te doden – of parasieten. Omdat de voedingsindustrie graag gebruik maakt van sojaolie of maïsmeel, liggen er in de Amerikaanse supermarkten nogal wat producten gebaseerd op genetische modificatie. “De Amerikaanse consument heeft daar geen problemen mee, want hij vertrouwt de FDA en de wetenschappers aan de basis van deze ontwikkelingen”, poneert Joe Zack van de American Soybean Association in de Amerikaanse stad Saint-Louis. “Genetische modificatie is onvermijdelijk als de landbouw rendabel wil blijven en de groeiende wereldbevolking, vooral in ontwikkelingslanden, moet worden gevoed.”

Maar Zack was niet eerlijk in zijn analyse. De dooddoener over de derde wereld moet verdoezelen dat genetische modificatie in eerste instantie de industrie en de boeren dient. De FDA blijkt genetisch gemodificeerde gewassen niet als iets “nieuws” te beschouwen, en doet dus geen uitspraak over de specifieke veiligheid van deze producten. Het gaat volgens haar om een nieuwe productietechniek, en niet om een nieuw voedingsitem. De International Food Information Council in Washington maakte cijfers bekend waaruit bleek dat tweederde van de Amerikanen weinig of niks van biotechnologie wisten. Slechts een derde was zich ervan bewust dat er in de supermarkt biotechnologisch bijgestuurde voedingsproducten lagen. De Amerikaanse consument lijkt dus niet zozeer vol vertrouwen dan wel gewoon onwetend te zijn.

De kwestie van het vertrouwen in de wetenschap werd sterk genuanceerd door de Republikeinse senator Dick Lugar, voorzitter van de landbouwcommissie in de Amerikaanse Senaat. In een hoorzitting over biotechnologie, waarin zelfs de Belgische dioxinecrisis aan bod kwam, sloeg hij enkele wetenschappers knock-out met de opmerking dat het volstond dat Jay Leno in zijn talkshow het woord ” frankenburger” zou gebruiken als omschrijving van voedsel met genetisch gemodificeerde ingrediënten, om de landbouw met een reusachtig probleem op te zadelen. Zijn democratische collega Bob Kerrey deed er nog een schep bovenop met de boutade dat voedingsproducten slecht zijn als de consument ze niet wil, hoe goed de wetenschap waarop ze gebaseerd zijn ook is. Verder verweet hij de industrie dat ze omwille van het geld een totaal nieuw principe introduceerde zonder het publiek te informeren. De wat verbouwereerde wetenschappers reageerden met de al lang versleten opmerking dat ze ernaar zouden streven de kloof met het publiek te overbruggen.

IETS OUDS IS ALTIJD DUUR

Amerikaanse bedrijven en controle-instanties lijken nogal licht over de problematiek van de genetisch gemodificeerde gewassen (GGG’s) te gaan. Biotechnologiegigant Monsanto moest twee weken geleden zijn plannen opbergen om de zogeheten terminatortechnologie te gebruiken, die verhindert dat zaden van GGG’s rijpen, zodat boeren elk jaar opnieuw een lading bij de producent moeten kopen. De ingreep was volgens het bedrijf nodig om de kosten van de ontwikkeling van GGG’s te kunnen recupereren, wat niet kon als boeren zaden zouden gebruiken van de gewassen die op hun velden groeien. Maar de techniek werd gezien als bewijs van het feit dat het bij de ontwikkeling van GGG’s alleen om winst gaat, en niet om voordelen voor de consument.

Boeren zien heil in het zaaien van soja die resistent gemaakt is tegen het – ook door Monsanto geproduceerde – herbicide Roundup, of maïs die na een genetische ingreep een natuurlijk insecticide uit een bodembacterie aanmaakt, vooral omdat het hen in het groeiseizoen werk kan besparen, en in een aantal gevallen de noodzaak tot sproeien uitsluit. Maar ze beginnen te panikeren. Niemand had er bij stilgestaan dat de consument, voor wie de nieuwe ingrepen geen prijsvoordeel opleveren, wel eens zou kunnen afhaken.

Er komen echter dreigende signalen uit de wereld van grote producenten en distributeurs. Eind augustus eiste een eerste Amerikaanse voedingsgigant, Archer Daniels Midland, dat genetisch gemodificeerde gewassen gescheiden zouden worden van niet bijgestuurde oogsten. Hij was namelijk bang dat de afkeer van de Europese consument van GGG’s de uitvoer zou belemmeren, of, erger nog, naar Amerika zou overwaaien. Vorige week liet Protein Technologies International (PTI) weten een strikte scheiding van GGG’s en andere gewassen te wensen, waarbij de kostprijs van de scheiding aan de consumenten van niet-gemanipuleerde producten zou worden doorberekend. “Biologisch vlees is ook duurder dan dat uit de normale productie”, motiveerde Gregory Kesel van PTI in Saint-Louis deze beslissing. “In de voedingssector kost iets ouds meestal meer dan iets nieuws.”

Monsanto en bedrijven als DuPont en Novartis sussen met de boodschap dat zij de Europese consumenten wel zullen overtuigen van de waarde van GGG’s. Maar ze krijgen het steeds moeilijker. Begin mei publiceerden entomologen in het wetenschappelijke topvakblad Nature een veelbesproken laboratoriumstudie, waaruit bleek dat rupsen van de monarchvlinder – een icoon van de Amerikaanse milieubeweging – sterven na blootstelling aan pollen van genetisch gemodificeerde maïs, omdat ze vatbaar zijn voor het insecticide dat de maïs produceert. Biotechnologen zeiden dat de studie geïnspireerd was door effectbejag, maar nuchtere wetenschappers benadrukken dat niet bekend is in welke mate ingeplante genen naar natuurlijke plantenpopulaties kunnen “ontsnappen”. Een gen dat massaal rupsen zou doden, zou een ramp zijn voor de natuur.

Vorige week gaf Nature een nieuwe knauw aan het vertrouwen. Britse wetenschappers verklaarden dat het niet opgaat om aan te tonen dat een voedingsproduct met genetisch gemodificeerde ingrediënten chemisch identiek is aan zijn natuurlijke tegenhanger om het als veilig voor de consument te verklaren, zoals de FDA doet. De gehanteerde term “substantiële equivalentie” zou te vaag en te slecht gedefinieerd zijn om maximale zekerheid te verschaffen. Specifieke toxicologische of biochemische tests zouden vereist blijven voor een evaluatie. Een stelling die niet tot vertrouwen aanzet.

Senator Lugar drong er in zijn hoorzitting op aan dat de biotechnologiebedrijven snel iets zouden produceren dat ook nuttig is voor de consument, kwestie van hem met doorslaande argumenten te kunnen overtuigen. Hij citeerde een studie uit het vakblad Science, waaruit bleek dat het mogelijk is om gewassen als rijst en maïs “uit te rusten” met een gen dat instaat voor de productie van vitamine-A, zodat kinderen in ontwikkelingslanden – weer zij – niet langer blind zouden worden als gevolg van vitaminetekort.

Monsanto houdt zich uiterlijk sterk en schermt graag met vergelijkbare argumenten. “De mensen denken nu aan andere dingen dan hun voeding, omdat ze er niet meer, zoals vroeger, de hele dag mee bezig zijn”, benadrukt Tom McDermott op de hoofdzetel van Monsanto in Saint-Louis. “Ze denken onder druk van berichtgeving over nucleaire ongevallen of het gat in de ozonlaag meer na over de gevolgen van technologie, maar ze vergeten dat technologie hen in vergelijking met vroeger een comfortabel leven heeft verschaft. Biotechnologie zal dat comfort nog verhogen. Het is essentieel dat de mensen dat begrijpen.”

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content