Ras en criminaliteit (1)

Het pleidooi van minister van Justitie Verwilghen voor een onderzoek naar het verband tussen allochtone jongeren en jeugdcriminaliteit (“Onderzoek in het labyrint”, Knack nr. 38) doet vaag denken aan de pseudo-wetenschappelijke rassentheorieën die zo’n zestig jaar geleden opgeld deden. Ondertussen heeft de wetenschap echter op een overtuigende manier aangetoond dat dergelijke theorieën op los zand gebouwd zijn, om nog maar te zwijgen over de morele verwerpelijkheid ervan.

Toch zal er ongetwijfeld een verband gevonden worden tussen allochtone jongeren en jeugdcriminaliteit. Waar het op aankomt, is er een gefundeerde verklaring voor te vinden. Zal die niet te vinden zijn in de achtergestelde sociaal-economische situatie van migranten, in hun lagere kansen op de arbeidsmarkt en hun eventuele leermoeilijkheden in het onderwijs, veeleer dan in het loutere feit van het al dan niet allochtoon zijn? Zou een aanpak van deze problemen niet meer zoden aan de dijk brengen dan het huidige voorstel dat enkel maar goedkope munitie verschaft aan extreem-rechts?

Als Verwilghen dan toch wil vasthouden aan gevaarlijke veralgemeningen, waarom dan geen onderzoek naar het verband tussen geslacht en criminaliteit, gegeven dat 90 procent (!) van de Belgische gevangenisbevolking mannelijk is?

Ras en criminaliteit (2)

Natuurlijk wordt criminaliteit niet veroorzaakt door etnische afkomst. Het gaat niet om ras en huidskleur, maar om cultuur, opvoeding en beschaving. Marokkaanse jongeren met hun islamitische culturele achtergrond beleven een macho-cultuur met diepgewortelde verachting voor de vrouw. Kif (de Marokkaanse variant van marihuana) is in Marokko normaal. Ze worden opgevoed in een wereld waar alle westerlingen vijanden zijn.

Migrantencriminaliteit is geen gevolg van uitsluiting want bij Griekse, Italiaanse, Poolse, Spaanse migranten komen verkrachting, drugshandel en geweld niet voor. Zij komen uit een christelijke cultuur.

Ras en criminaliteit (3)

Professor Hebberechts beweert dat er veel allochtonen in de gevangenis zitten, wat niet betekent dat ze meer misdaden plegen. Hij wijt dit aan onderhuids racisme bij gerecht en politie. Bij slachtofferonderzoek in de Verenigde Staten bleek echter dat Afro-Amerikanen veel meer misdaden plegen dan blanken.

Hebberechts doet een ideologisch gemotiveerde poging om het probleem te ontkennen.

Ras en criminaliteit (4)

De nieuwe generaties in Marokko, Algerije en Turkije vinden ook geen plaats in hun maatschappij, omdat er geen aansluiting is met de 21ste eeuw. Die stagnatie heeft twee oorzaken: enerzijds de oncontroleerbare bevolkingsgroei en anderzijds het archaïsche, antiwetenschappelijke karakter van de islam. Atatürk zei ooit: ‘De islam is een rottend kadaver dat onze samenleving vergiftigt.’ Dat geldt vandaag ook voor de islamgemeenschappen in Europa.

Ras en criminaliteit (5)

Nog voor de verkiezingen liep de VLD het Vlaams Blok al na met haar VLD-veiligheidsplan. Beide partijen zijn dan ook antisociaal en voorstander van een autoritair staatsapparaat. Verwilghen beweert dat het zijn bedoeling is het thema uit de taboesfeer te halen. Maar criminaliteit moet niet met huidskleur maar met sociale achtergrond verbonden worden. Laten we dat maar eens uit de taboesfeer halen!

Jeugd en racisme

Wie alleen de cijfers over etnocentrisme bekijkt (“Jeugd zonder maskers”, Knack nr. 37), kan denken dat het nog meevalt met racisme bij jongeren. Het verdoken, impliciete racisme is veel gevaarlijker. Dat bljkt uit de tabel harde repressie. Bijna dertig procent vindt dat men zich niet schuldig moet voelen als men een inbreker doodt, meer dan zestig procent vindt dat verkrachters gecastreerd moeten worden. Het is toch duidelijk dat zulke extreem-rechtse, barbaarse opvattingen op een slinkse manier gericht zijn tegen allochtone jongeren?

Dioxinecrisis

“Achter de schermen van de crisis” (Knack nr. 37) leest als een thriller, maar legt bovenal de vinger op de wonde: de verstrengeling van politieke besluitvorming en commercie.

De grote frustratie tot op heden is dat – ongeacht het herhaalde aandringen bij de respectieve bewindvoerders van de vorige regering – de belangen van de consument nooit centraal stonden. Er werd lippendienst aan bewezen, maar behalve de dissonante geluiden van de wetenschappers in de dioxinecommissie werd het gezondheidsrisico voor de consument nooit meer ter sprake gebracht. Tot op heden beheersen de zogenaamde (nep)calimero’s het debat.

Frank Vandenbroucke (1)

De synthese van Vandenbrouckes interview (“Het is een beetje als thuiskomen”, Knack nr. 38) is een eindeloze reeks holle woorden. Er is niet één concrete uitspraak in verband met de huidige sociale problematiek.

Na zijn eclips naar Oxford was het duidelijk dat Vandenbroucke zou terugkeren met iets dat alle aandacht van wat voorafging, zou afleiden: een denderend doctoraat, dat met de glimlach van de welwillende geleerde wordt gepresenteerd.

Uitgerekend deze dubieuze accountant (econoom van vorming) zal ons nu eens zeggen hoe de sociale zekerheid moet worden beheerd.

Daarbij citeert hij Prof. Bea Cantillon over de kloof tussen rijk en arm, zij het dan in voorzichtige termen: gemiddeld inkomen versus minimum. Blijkbaar zijn de hoge, zeer hoge, en frauduleuze inkomens geen studieobject voor de actieve welvaartsstaat.

Louis Tobback zei voor de verkiezingen dat hij voorstander was van een vermogensbelasting. Maar er werd nooit werk gemaakt van een wezenlijke herverdeling van de rijkdom, ook niet door de socialisten. Misschien moet Vandenbroucke eens gaan praten met zijn collega Petrella.

Weldra een SP-coöptatie voor Bea Cantillon? Moet kunnen onder de regenboog. ACW rood? Moet kunnen. Zeker met socialistische ministers die cadeaus doen aan de werkgevers en liberale premiers die meer controle willen op de grote bedrijven (NMBS…). Of de gewone socialist dat zal nemen, is een andere vraag.

Frank Vandenbroucke (2)

“Je kan veel tegelijk doen, maar niet alles”, zegt minister Vandenbroucke. Is het daarom dat we niets horen over een rechtvaardige en correcte inning van de belastingen bij vrije beroepen, KMO’s, horeca en zelfstandigen? Voor werknemers blijft het een pijnlijke vaststelling dat bij die groepen het werkelijke inkomen niet gekend is, zodat de normale belasting niet geheven kan worden, eventueel met een correctiefactor voor de vele gepresteerde uren.

Een correcte belasting is een kwestie van sociale rechtvaardigheid. Jammer dat het niet meer voor deze eeuw is, omdat bij alle politici de moed ontbreekt.

Frank Vandenbroucke (3)

Vandenbroucke geeft wel een heel andere interpretatie aan de VLD-belofte de absurde fiscale druk op de inkomsten in dit land te normaliseren. De laagste inkomens krijgen wat meer ruimte. Dat zal de SP-achterban vooral aanspreken.

Een bediende of kaderlid mag blijven vaststellen dat zijn inkomen maand na maand schaamteloos door de overheid geplunderd wordt. Over de fiscale supertarieven die voor vakantiegeld, eindejaars- en andere premies gelden, zullen we het maar niet hebben.

We betalen ons dus nog altijd VLD-blauw.

Johan Vande Lanotte

In “Het wordt een schoon kind”(Knack nr. 36) “slaat Johan Vande Lanotte zich eerst tegen het voorhoofd”, om nadien een “breed wegwerpgebaar te maken”, wanneer de interviewers hem met mij confronteren.

Ik herinner mij dat dat vroeger anders was. Toen moest Vande Lanotte nog voor het eerst verkozen worden en was hij blij als een kind dat hij van toenmalig minister Louis Tobback (Vande Lanotte was kabinetschef bij Tobback) gebruik mocht maken van mijn diensten. Dat laatste deed hij niet alleen graag, maar ook gulzig.

Nadat ik hem zijn campagne had voorgesteld, moest het ding nog “verkocht” worden in Oostende, waar Vande Lanotte als lijsttrekker voor de Kamer geparachuteerd was en niemand hem kende.

Ik dus naar Oostende, waar ik de SP’ers van ter plekke niet alleen de campagne verkocht, maar ook nog eens de kandidaat zelf. Ze knikten braaf, keurden alles goed, en ondergetekende kreeg behalve een applaus ook nog een mooi geschenkboek cadeau vanuit de tijd dat de SP nog socialistisch was.

Vande Lanotte bestelde niet alleen zijn eigen campagnes in mijn winkel, hij had ook belangstelling voor de andere koopwaar die er geëtaleerd was. Toen wij in 1991 (vóór de parlementsverkiezingen) ons nieuwe gebouw feestelijk in gebruik namen, ontbrak de nieuwbakken Oostendse kameraad uiteraard niet op het appèl. Hij bleef er ook tot de allerlaatste plakken, in het gezelschap van de twee directeuren van Greenpeace die toevallig van Brugge waren en die hij maar al te graag voor zijn kar wilde spannen. Greenpeace was ook klant bij mij, en waarom zou de ene klant niet kunnen koketteren met de andere klant?

Zo kan ik nog wel wat paginaatjes schrijven in het Vande Lanotte-boek, en ik zal ook niet meer aarzelen om dat te doen als de heer Vande Lanotte mijn reputatie verder door het slijk blijft halen.

Dit wordt trouwens in het algemeen mijn leidmotief: wie denkt mij nog te moeten besmeuren door leugens over mij te vertellen, zal vanaf vandaag getrakteerd worden op zijn of haar waarheid, al dan niet in een vervolgverhaalvorm. De goede tegenstander zal wel begrijpen of dit moet worden vervolgd of niet.

Onderwijs (1)

Vlaams minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten beweert dat men door het tolereren van spijbeldagen de oorzaken van het spijbelen beter kan opsporen en dan ook gemakkelijker een oplossing kan bedenken (“Pro & Contra”, Knack nr. 35). Ik ga hier niet mee akkoord. Ik denk dat minstens tachtig procent van de spijbelaars geen echte problemen heeft die moeten worden opgelost. De meeste jongeren die spijbelen, doen dit enkel omdat ze school gewoonweg niet leuk vinden of omdat ze zin hebben om iets anders te doen. Dikwijls is het ook een kwestie van stoer doen en ik denk vooral dat die jongeren het zelfs een afgang zouden vinden als ze 10 dagen niet naar school moeten gaan, maar dan toch zouden gaan. Deze nieuwe regel moedigt het spijbelen juist aan!

Ik ga wel akkoord dat er wat gedaan moet worden voor de twintig procent die wel degelijk een probleem heeft, maar niet op deze manier. Nu creëren ze enkel een nieuw probleem, namelijk een enorme toename van het spijbelen.

Onderwijs (2)

Wat Georges Monard zegt (“Niet altijd volgens het boekje”, Knack nr. 38), beweren de leerkrachten van de beroepssecundaire scholen al twintig jaar. Hopelijk wordt er nu geluisterd.

De Britse studie, geciteerd in het dossier onderwijs (Knack nr. 36), bevestigt de bevindingen van de leraren: groepen van meer dan vijftien leerlingen zijn ontzettend moeilijk, om nog maar te zwijgen van kwaliteitsvol en gedifferentieerd onderwijs.

Als de nieuwe minister van Onderwijs het beroep van leerkracht wil opwaarderen, kan ze dat het best door:

– de leervakken in het BSO aan de werkelijkheid te toetsen.

– hanteerbare groepen te subsidiëren.

– te investeren in vakken die het onderwijs aangenaam maken en die de school – voor jongeren – tot een aangename ontmoetingsplaats maken.

– te investeren in aangename lokalen voor BSO-klassen.

Het lessenpakket is er in de eerste plaats voor de leerlingen. Elk lesuur dat wordt gebruikt om de administratieve omkadering te optimaliseren, is een aanslag op de rechten van de leerlingen.

Lange tijd is het begeleiden van beroepsleerlingen verlopen volgens het economische principe: hoe kan ik met zo weinig mogelijk geld, zoveel mogelijk leerlingen aan beroepsonderwijs laten deelnemen? Dat getuigt van weinig respect voor de leerlingen en leerkrachten van het BSO.

Frederic Vermeulen, Leuven.,J. Vanharen, Deurne.,Leo De Waele, Heist-aan-Zee.,Carola De Brandt, Meerbeke.,Thijs Schelstraete, Deinze.,Sofie Devos, Gent.,Ivo Mechels, Testaankoop, Brussel.,Marcel Vanbrabant, Bierbeek.,Henri De Winter, Antwerpen.,Wim Schamp

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content