Jan Delvaux
Jan Delvaux Belpopkenner

De tweede migrantengeneratie verenigt het beste van twee werelden en laat de Europese metropolen zinderen. De revanche van de underdog.

Een meesterwerk verandert alles. Er mag zoveel opgehemeld worden als er inkt voorhanden is, nieuwe muzikale tendensen verwerven pas bestaansrecht na dat ene overrompelende visitekaartje. Na Nevermind van Nirvana was er plots een nieuwe jongerencultuur. Na Music for a jilted generation van The Prodigy werd dansmuziek eindelijk voor vol aanzien. Met Beyond skin van de Britse Indiër Nitin Sawhney liggen de zaken anders en complexer. Het is de bevestiging van een creatieve stroming die ondanks haar heterogene uitkomsten in staat moet zijn om de muziek op een dominante maar verkwikkende manier te bestieren. Het is een beweging van de zonen van gastarbeiders”, meldt Bruno Garcia van het Franse Sergent Garcia in het Nederlandse Oor, “Arabieren en latino’s in Parijs. Pakistani’s en Indiërs in Groot-Brittannië. Ze blikken terug op hun cultuur. Waar komen ze vandaan? Die roots mengen ze met de lokale cultuur van de metropolen waarin ze zijn opgegroeid. Het is de wraak van culturen uit de Derde Wereld op de overheersende Angelsakische cultuur. De rijke landen hebben al die mensen gebruikt als gastarbeiders. Vandaag nemen hun kinderen revanche.”

Overtrokken taal die in al haar heldhaftigheid toch de essentie raakt. De westerse muziekcultuur is kunnen blijven evolueren dank zij de transplantatie van uitheemse klanken. Zonder dat daar iets voor in ruil werd gegeven of een dankwoord werd uitgesproken. Zelfs een dagelijkse scheepsvloot vol gouden dukaten zou niet volstaan om Jamaica te vergoeden voor de bewezen diensten. De dancehall cultuur – de sound systems, de dominantie van drums en bass, het rappen over ritmetracks – is de blauwdruk geweest voor iedereen die vandaag een naam heeft in de danswereld. De pioniers en hun uitzwervende zonen kregen hooguit een derderangsrol. In Groot-Brittannië kwam de lokale reggaeproductie pas van de grond toen er flink op westerse smaken werd gemikt. En dan nog moesten Aswad en Linton Kwesi Johnson lijdzaam toekijken hoe jukebox UB40 met alle pluimen ging lopen. Volgens diezelfde wetten van de gemakkelijke toeëigening verbouwde Madness ska tot een miljoenenbedrijf.

Aan het einde van de jaren tachtig was er over het Kanaal even zicht op een natuurlijk evenwicht. De tweede generatie van de Indische gemeenschap ging zich verwoed vermeien met banghra. Traditionele feestmuziek uit de Punjab, die tijdens de jaren zeventig in Groot-Brittannië was geëvolueerd naar levendige popmuziek. De ontluikende danscultuur voerde het ritme op en zorgde voor een bedrijvige ondergrondcultuur. De Hindoestaanse jongeren grepen naar moderne fenomenen als triphop en drum’n’bass en jaagden daar hun erfenis door.

DE ROEP OM AANDACHT

Die kleuring zorgde er echter voor dat hun werk onder het vakje wereldmuziek werd geklasseerd. En dat lag op dat moment wel erg ver van de hitparade verwijderd. De roep om aandacht bleef echter luid en werd, zij het dan onrechtstreeks, gevoed door het ontwaken van het zelfbewustzijn in andere kunstvormen. Vooral literatuur kreeg de jongste jaren een stevige voet aan wal.

De Britten ontdekten in eigen land het talent van Salman Rusdie en Vikram Seth, en kenden in 1997 hun prestigieuze Booker Prize toe aan de in New Delhi residerende Arundhati Roy voor haar boek The God of small things. Het jonge volk herkende zich vooral in het werk van Hanif Kureishi.

De Pakistaanse Brit beschrijft op treffende wijze de strubbelingen van de Anglo-Aziaten in de Londense metropool. Zijn scenario voor de film My beautiful laundrette leverde hem een Oscarnominatie op, en zijn doorbraakboek The buddha of suburbia werd door de BBC in een serie omgezet. Kureishi wordt voor bewezen diensten vereeuwigd in het nummer Hanif Kureishi scene van Cornershop, de eerste groep met oosterse inslag die de bovenste trap van de hitparade haalde. Vanuit het redelijke niets en geruggensteund door een swingende remix van Fatboy Slim werd Brimful of Asha de best verkochte Britse single van 1997.

Door die kleine opening sloop ook het pamflettaire Asian Dub Foundation en een trits aankomende dansmeesters die samentroepten op Anokha. Soundz of the Asian underground (1997). De samensteller van dienst was de klassiek getrainde tablaspeler Talvin Singh, die meteen in de gratie viel van Björk, Neneh Cherry en Massive Attack, maar die iets te moeilijk deed op het vorig jaar verschenen OK om de poppen verder te laten dansen. Die eer moet hij laten aan Nitin Sawhney, zijn kompaan in het Tihai Trio. Nooit eerder ging er in Groot-Brittannië zoveel lof naar een jonge migrant. Zowel de boulevardpers als de kwaliteitskranten en de gezaghebbende muziekbladen bestempelen zijn vierde album Beyond skin als de plaat van het jaar en het langverwachte vervolg op het bergen verzettende Blue lines (1991) van Massive Attack.

Sawhney vindt bijgevolg dat het maar eens moet gedaan zijn met het begrip Asian Underground. “Het is semi-racistisch en oversimplifieert een belangrijke culturele verschuiving”, vertelt hij aan het Britse blad Q, “Cornershop en Asian Dub Foundation zijn geen modegril en mogen niet gemarginaliseerd worden.” Hij wil zich dus met open vizier meten met alle andere muzieksoorten en doet dat via een reis die van Londen naar New Delhi gaat en terug. Sawhney doet het omgekeerde van zijn voorgangers. Hij neemt moderne grootstadsklanken als hiphop, jazz en drum’n’bass als basis en plakt er vervolgens de klanken van zijn thuisland over. Slim, want door authenticiteit over herkenbaarheid te leggen, krijgt hij originele en rare vormen die haast niemand hem kan nadoen. Daar gaat Beyond skin ook over.

DE PARIJSE NOUVELLE VAGUE

Dit “spectaculair emotionele werk” – The Independent – verkent de definities van nationaliteit en universaliteit op een moment dat Groot-Brittannië aan een blauwdruk voor een multiculturele toekomst werkt en atoomstaten Indië en Pakistan mekaar afdreigen. Zwaar werk dat vooral doorweegt in het titelnummer, waarin kernfysicus Oppenheimer de Bhagavad Gita – de Hindoebijbel – citeert om de afschuw over zijn uitvinding te benoemen.

“Ik ben de dood geworden, de vernieler van werelden.” Hoewel kernenergie Beyond skin op een beklemmende manier in de greep houdt, straalt er zuivere zonnewarmte van het geheel af. Sawhney communiceert zijn verhaal zo innemend en absorberend dat het op een of andere manier zelfs verheffend werkt.

De Parijse nouvelle vague doet vergelijkbare dingen op een totaal andere manier. Frankrijk heeft altijd een romantische kijk gehad op exotisme en liet de geluiden van haar kolonies veel sneller doorstromen tot het publiek domein dan de overburen. Onderweg zijn er daardoor mengvormen ontstaan waarbij vooral de grote Noord-Afrikaanse populatie haar eigen variété is gaan uitvinden. Dat heeft tijdens de jaren negentig supersterren als Rachid Taha en Khaled gebaard. Zij vertrokken vanuit oriëntaalse klanken en evolueerden almaar nadrukkelijker in de richting van hun nieuwe vaderland. De jongste lichting kiest het omgekeerde pad. De oorspronkelijke ingeving komt van de bastaardvormen die Les Rita Mitsouko, Mano Negra en Les Négresses Vertes puurden uit de koppeling van punk aan salsa, ska en rap.

Hun zonen houden van punk alleen de houding over en maken van de rest een kosmopolitische crossover waarin flarden uit Afrika, Latijns-Amerika en de Caraïben zitten. Bij Sergent Garcia hebben ze het bijvoorbeeld over salsamuffin. Bandleider Bruno Garcia maakt een merkwaardige overstap van de punkgroep Ludwig Von 88 naar een kruising tussen reggae en hitsige Cubaanse klanken. Met Los Locos Del Barrio brengt hij op Un poquito quemao furieuze feestmuziek waaraan geschaafd en gevijld is tot er een volledig nieuwe maar tegelijkertijd erg pure vorm is overgebleven. Die wil tot essentie en eenvoud dreef ook de vroegere steunpilaren van Mano Negra weg van het moederschip. Voorman Manu Chao bedient zich vandaag hoofdzakelijk van een akoestische gitaar en wat blazers. Zijn solodebuut Clandestino is een lichtvoetige zweefconstructie die ondertussen al meer dan een jaar rondzwerft in de voorste gelederen van de Franse hitparade en de rest van het peloton meezuigt. Voor het veelkoppige P-18 van toetsenist Tom Darnall is de voorbije zomer net iets te kort geweest om internationaal te imponeren.

Maar er komt er gelukkig nog een. Na Mano Negra zwalpte de man wat onwezenlijk heen en weer. Hij kon niet kiezen tussen drum’n’bass en een vurige passie voor Cuba. De waarheid ligt in het midden, bij elektronische latinhouse met duidelijke extracten uit dubreggae.

De Franse renaissance komt ogenschijnlijk wat bedacht over. Speelgoed van moedige blanke mannen die op een dood spoor in hun carrière zijn beland. De geschiedenis heeft hun rol echter al bijgesteld. Ze zijn de aanstokers die de veelkleurige stoomtreinen in beweging brengen. Van dan af gaan ze op in het geheel en heerst er iets wat anarchie en democratie verenigt: ongeremde creativiteit die verkwikkend is in een muzikale omgeving, verziekt door een stroom van vakjes en subgenres die men perfect uit het hoofd moet kennen voor men door de zogeheten kenners wordt aanvaard. De tweede migrantengeneratie doorprikt die ballonnen. Ze neemt alles terug wat men decennialang van haar voorgangers heeft afgepakt. Ze muteren het tot iets wat haar onmogelijk nog kan worden ontfutseld.

Nitin Sahwney concerteert op 9 oktober in de AB Club (Brussel).

Nitin Sahwney, “Beyond skin”, (Outcaste)/ Nitin Shawney, “Introducing”, (Outcaste)/ Sergent Garcia, “Un poquito quemao”, (Virgin)/ Manu Chao, “Clandestino”, (Virgin)/ P18, “Urban Cuban”, (Virgin).

Jan Delvaux

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content