De zomer heeft zich bij ons nog niet van zijn beste kant laten zien. Wie hem elders wil gaan zoeken, en zich tussen het culturele en culinaire toerisme door graag ook eens onderdompelt in een bad muzikaal genot, kan kiezen uit een stilaan onoverzienbaar aanbod van festivals. Pop en dans inbegrepen telt Europa maar liefst 6000 zomerfestivals. In de klassieke afdeling spant Frankrijk de kroon met ruim 250 stuks.

Vanwaar die overvloed? Het begint meestal bij gedreven musici die er ook off-season maar niet genoeg van kunnen krijgen, en in een euforische bui na een concert besluiten zelf eens iets aardigs op poten te zetten. Zoals Pablo Casals zijn tenten opsloeg in Prades, Tibor Varga in Sion, Svjatoslav Richter in Tours en Arturo Benedetti Michelangeli in Brescia, zo heeft Herreweghe zijn festival uitgebouwd in Saintes (en zal hij dat de komende jaren doen in Toscane), Harnoncourt zijn Styriarte in Graz, Gidon Kremer zijn Kremerata in Lockenhaus, Andras Schiff zijn Musiktage in Mondsee, Lars Vogt zijn ‘Spannungen’ in Heimbach en Isabelle van Keulen en Leif Ove Andsnes hun kamermuziekfestivals respectievelijk in Delft en in het Noorse Risoer. En terwijl de grote prestigefestivals de meest exorbitante gages betalen, draaien de kleinere festivals meestal op wederzijdse sympathieën en goodwill: ‘Ik speel in jouw festival als jij ook bij mij komt spelen…’

Maar met goeie bedoelingen alleen heb je nog geen feest. Er moet ook volk komen. En daarbij is de voor elk festival unieke en onverwisselbare chemie tussen muziek en omgeving doorslaggevend. De charme en sfeer van een bepaalde plek, de cultuurhistorische omlijsting, het klimaat, enzovoort. Zoals Brugge en Saintes voor veel Vlamingen een jaarlijkse halte zijn, zo is er voor elk wat wils: van Helsinki tot Martina Franca, van Tokyo tot Tanglewood. Muziekfestivals zijn er zeker niet alleen voor melomanen. Ze zijn er voor ieder die van een cultureel rijkgevulde, maar aangenaam gedoseerde vakantie houdt. Veel festivals overstijgen overigens de verdenking van dure bourgeois-consumptie door een educatieve omlijsting met referaten, symposia, debatten of masterclasses, of gewoon door de artistieke kwaliteit.

Zomerfestivals vallen de facto tussen de afsluiting van het oude en de aftrap van het nieuwe concertseizoen. Dat betekent dat je er twee soorten concerten te horen krijgt. Voor een deel producties die de afgelopen maanden of weken goed ingespeeld zijn, en hun apotheose beleven in ontspannen omstandigheden en een open sfeer: de musici hebben er de tijd om even op adem te komen en het publiek is niet uitgeput van een drukke dag werk en verkeersproblemen, maar net doelbewust gekomen en ingesteld op het aangeboden programma. Maar daarnaast zijn de gerenommeerde festivals voor een deel ook laboratoria. Je krijgt er ook programma’s geserveerd waarin nieuwe interpretaties of combinaties voor het eerst worden uitgeprobeerd die zich later moeten uitdiepen en bewijzen in de concertzalen.

SALZBURG EN SAINTES

Vanuit een best wel gezonde chauvinistische reflex toog cultureel Vlaanderen de afgelopen jaren het vaakst naar Salzburg of Saintes: twee sfeervolle locaties onder de artistieke controle van mediatieke en geïnspireerde boegbeelden als Gerard Mortier en Philippe Herreweghe.

Mortier heeft Salzburg met de nodige omhaal de rug toegekeerd, en is nu intendant van de Triënnale in het Ruhrgebied, waar hij in een dozijn tot concertzaal omgeturnde industriële gebouwen onder meer een Don Giovanni en geënsceneerde versies van Schuberts Schöne Müllerin en Winterreise en Schoenbergs Pierrot Lunaire voorstelt. De Salzburger Festspiele – festival der festivals – zijn nu in handen van Peter Ruzicka: een minder beslagen marketeer dan Mortier, maar een vakkundig componist, die zich wellicht meer door inherente muzikale kwaliteiten dan door welgemikte of tendentieuze provocatie zal laten leiden. Het plaatje toont voorlopig nog veel overeenkomsten. Er zijn nieuwe ensceneringen van Zemlinsky, Strauss en Puccini, en de wereldcreatie van Het meisje met de Zwavelstokjes: een klank/beeld-installatie van de Duitse componist Helmut Lachenmann, omkaderd met andere Lachenmann-programma’s. Haitink, Abbado, Muti, Jansons, Gergiev en Chailly komen hun symfonische falanxen demonstreren, Marc Minkowski, Roger Norrington, Hubert Soudant en Anne Sophie Mutter serveren Mozart, en er zijn de recitals van Alfred Brendel, Krystian Zimerman en Maurizio Pollini. Maar laat het tekenend zijn dat niemand minder dan Nikolaus Harnoncourt er dezer dagen voor het eerst in jaren wil optreden, en wel met een superieur bezette, nieuwe Don Giovanni-enscenering van Martin Kusej (met o.m. Thomas Hampson, Magdalena Kozena, Michael Schade, Kurt Moll en Melanie Diener) en een negende van Bruckner met de Wiener Philharmoniker.

Philippe Herreweghe heeft in Saintes de artistieke leiding afgestaan aan zijn rechterhand Stephan Maciejiewski. Hij wil de komende jaren een deel van zijn tijd en energie vrijmaken om de geest van Saintes te transponeren naar de omgeving van zijn vakantiehuis in Toscane. Maar hij heeft zijn voornemen om Saintes na twintig opeenvolgende edities in 2003 eens een jaartje over te slaan tot ieders vreugde al opgegeven. Hij dirigeerde een paar weken geleden in de vervoerende akoestiek en architectuur van de Abbaye aux Dames naast Bach, Beethoven, Schubert en Mendelssohn ook zijn eerste Bruckner op authentieke 19e eeuwse instrumenten, en dat gaf niet alleen pers en publiek, maar zeker ook hemzelf zo’n immense voldoening dat ook hij nu weer snakt naar de volgende edities. En bovendien popelt om Bruckner ook op te nemen, met een Orchestre des Champs Elysées dat in Saintes duidelijk in topconditie verkeerde. Niet verwonderlijk ook. Saintes is simpelweg een stukje paradijs op aarde. Wie er zelfs maar een paar dagen proeft van de onvergelijkelijke sfeer, de magische pracht en de authentieke musiceervreugde, gaat als herboren verder.

BOULEZ EN NEUWIRTH

Maar de wereld is groter dan waar Vlamingen thuis zijn. En er zijn uiteraard nog heel wat mooie alternatieven. Het was in felle oppositie tegen de nazi-invloeden in Salzburg en Bayreuth dat Arturo Toscanini in 1938 voor het eerst een Wagner-concert dirigeerde voor de Villa Tribschen in Luzern: het huis waar Wagner van 1866 tot 1872 gewoond heeft. Dat galaconcert met een uit elite-musici samengesteld orkest geldt als het begin van het Lucerne Festival. Inmiddels is dat festival uitgegroeid tot een van de meest prestigieuze ter wereld. Een volle maand lang – van half augustus tot half september – treedt een onwaarschijnlijk aantal toporkesten meermaals aan in het Kultur- und Kongresszentrum: een prachtige nieuwe concertzaal aan de rand van het meer van Luzern, ontworpen door de Franse architect Jean Nouvel.

Onder het gemeenschappelijke thema Verführung (vervoering) staan er ook dit jaar weer twee toonaangevende hedendaagse componisten centraal: Pierre Boulez en Olga Neuwirth. Pierre Boulez dirigeert zelf werk van Debussy, Bartok, Ravel, Stravinsky en hemzelf in drie concerten met de Berliner Philharmoniker, Claudio Abbado doet Mahler, Sir Simon Rattle de wereldcreatie van de tiende symfonie van Hans Werner Henze (een dag later ook in het Schleswig-Holstein-festival) Valery Gergiev treedt tweemaal aan met zijn Mariinski Orkest, Riccardo Chailly drie keer met het Concertgebouworkest, Mariss Janssons driemaal met de Wiener Philharmoniker, Esa-Pekka Salonen driemaal met het Los Angeles Philharmonic, Daniel Barenboim driemaal met het Chicago Symphony Orchestra, Christoph von Dohnanyi tweemaal met het Londense Philharmonia Orchestra: telkens met uitgekiende programma’s en uitstekende solisten als Yefim Bronfman, Leif Ove Andsnes, Matthias Görne, Barbara Bonney, Michelle De Young, Emmanuel Pahud, Leonid Kavakos en een verbluffend jong talent als Patricia Kopachinskaya. Daarnaast is er nog een kamermuziekreeks (met o.m. het Quatuor Mosaïques, het Hagen Kwartet en het Zehetmair Kwartet), een uitgebreid deel hedendaagse muziek met onder meer het Ensemble Intercontemporain en Klangforum Wien, en tot vervelens toe de reeks van vier concerten waarmee Alfred Brendel nu al twee seizoenen lang zijn zeventigste verjaardag viert. Het zal niet verbazen dat Luzern met zijn meer dan 22 miljoen Zwitserse frank een gigantisch budget ter beschikking heeft, voor het overgrote deel afkomstig uit sponsoring.

Liefhebbers van het symfonische repertoire kunnen volgende maand ook dichter bij huis naar het Gergiev-Festival in Rotterdam, dat dit jaar een feest-editie beleeft omdat Gergiev vijftig wordt. Van 12 tot 21 september presenteert de gedreven Russische chef-dirigent er werk van Stravinsky, Prokofiev, Sjostakovitsj, Scriabin en Mahler en een uitvoering van de Johannes-heropstanding van Sofia Gubaidulina, het vervolg op haar passie die Gergiev twee jaar geleden creëerde in Leipzig.

AMBRONAY EN INNSBRUCK

Veel favoriete festivals zijn daarentegen inmiddels al achter de rug of toch al een heel eind weegs. Het festival van Beaune bijvoorbeeld – volgens de Fransen het ‘Salzburg van de oude muziek’ – bood in zijn twintigste editie inderdaad een uitgelezen programma waarin naast Paul Van Nevel en Philippe Herreweghe ook superieure musici als Vincent Dumestre, Rinaldo Alessandrini, Jordi Savall, Christophe Rousset, Ottavio Dantone en Gabriel Garrido opgenomen waren. Maar dezelfde namen treden van half september tot half oktober nog eens aan in de abdij van Ambronay.

Wie nog een dosis oude muziek in vakantiestemming wil, kan daarvoor (behalve naar Laus Polyphoniae in Antwerpen en het Oude Muziek-festival van Utrecht, beide de laatste week van augustus) bijvoorbeeld nog tot 21 augustus naar de Innsbrucker Festwochen van René Jacobs of in Frankrijk de hele maand september naar het Festival des Cathédrales de Picardie, waar onder meer Philippe Herreweghe werk brengt van Gabrieli. Rene Jacobs stelt in Innsbruck Händels opera’s Rinaldo en Jephta centraal: de eerste en laatste opera die Händel in Londen componeerde. Ze worden naar goede gewoonte omkaderd door musicologische symposia, een reeks concerten in het Schloss Ambras en optredens door onder meer Jos Van Immerseel, The Sixteen en Mala Punica.

In de Provence is de muzikale drukte inmiddels wat geluwd. Het Festival de l’art lyrique in Aix bracht onder meer de wereldcreatie van Le Balcon, een nieuwe opera van Peter Eötvös, opmerkelijke nieuwe producties van Eugen Onegin en Janaceks Sluwe Vosje, en een herneming van de fel gesmaakte Don Giovanni van Peter Brook. Maar wie de komende weken nog in de Provence vertoeft, moet halverwege Avignon en Aix eens naar het park van het Chateau de Florans: rustieke setting voor het festival van La Roque d’Anthéron, dat al jaren de ontmoetingsplaats bij uitstek is voor pianoliefhebbers. In de openlucht-arena moet je er de kikkers en krekels bijnemen, maar de sfeer en omgeving zijn uniek. Zelfs als het al eens een keertje regent.

Enkele hoogtepunten zijn helaas al achter de rug: een Liszt-avond van Boris Berezovsky, een concert met jazz-pianist Abdullah Ibrahim (voorheen Dollar Brand), en twee optredens van Zoltan Kocsis (die op 5/9 wél nog het Festival Piano aux Jacobins opent in Toulouse). Maar er volgt nog een integrale van de pianosonates van Schubert (door Brendel-leerling Paul Lewis), van de pianoconcerto’s van Mozart (door Christian Zacharias) en van de Années de Pèlerinage van Liszt (door Nicolas Angelich), en verder nog losse recitals door onder meer Stephen Kovacevich, Nelson Freire, Marc-André Hamelin, Arcadi Volodos, Nicolai Lugansky, Richard Goode, Olli Mustonen en Roger Muraro…

Wie geen zomer zonder zon en muziek kan, heeft dus keuze te over. De betovering van een goed festival werkt verslavend. Maar het zal uw gezondheid niet schaden…

Jo Paumen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content