Marnix Verplancke

Pas vijfentwintig, en al twee oorlogen meegemaakt: de Liberiaanse schrijver Vamba Sherif over het heimwee naar zijn verloren land.

Toen de Amerikaanse burgeroorlog eindigde met een overwinning voor de Noordelijken en de slavernij in de Verenigde Staten werd afgeschaft, kwamen meteen een paar heikele kwesties aan de orde. Welk statuut diende men de nieuwe, zwarte burgers te verlenen? Moesten ze zich integreren, of bood apartheidspolitiek hier de oplossing? Konden ze überhaupt niet beter naar Afrika terugkeren?

Niet alle voorstanders van deze laatste oplossing waren rabiate racisten en voormalige slavendrijvers. Ook al vonden heel wat zwarten dat zij samen met de blanken Amerika hadden gemaakt en dus evenveel aanspraak konden maken op het burgerschap van de Verenigde Staten, toch waren er ook andere geluiden te horen. Echte vrijheid zou in Amerika niet mogelijk zijn, verkondigden sommigen. Daarvoor moesten de zwarten terug naar hun land van oorsprong: Afrika.

De voorstanders van de terugkeer wilden genoeg geld bij elkaar krijgen om een flinke lap grond te kopen in Afrika en daar dan de ultieme zwarte samenleving te stichten. Om dat te verwezenlijken, werd in 1817 de American Colonization Society opgericht.

Net zoals een paar eeuwen daarvoor de Mayflower een groepje Engelse idealisten en vluchtelingen over de Atlantische Oceaan had gebracht, zo vertrok in 1820 de Elizabeth in de omgekeerde richting. Er waren tachtig mensen aan boord, zwarten en blanken. Ze zouden bijna allemaal binnen het jaar sterven. De expeditie werd immers getroffen door ziekte en tegenslag. Twee jaar later probeerde men het opnieuw. Dit keer met meer succes: er werd land gekocht op de Afrikaanse westkust en niet lang daarna verrezen de eerste boerderijen. De staat Liberia, genoemd naar het Latijnse woord voor vrijheid, zag het licht.

Maar Liberia was vóór 1822 natuurlijk geen leeg stuk land. Er woonden heel wat zwarten die naarstig handel dreven met de blanken. Vooral slaven lagen goed in de markt. En dat konden de Amerikaanse kolonisten niet erg appreciëren. Er ontstonden spanningen tussen de oude en de nieuwe bewoners, spanningen die Liberia van bij zijn ontstaan tot mislukken doemden.

Vamba Sherif is een Liberiaan van vijfentwintig, een afstammeling van een van de grote traditionele geslachten. Toen hij zeven was, verhuisden zijn ouders naar Koeweit, waar vader Sherif een baan kreeg aan de theologiefaculteit van de universiteit. Wanneer in het begin van de jaren negentig zowel in dat land als in Liberia de vlam in de pan sloeg, gingen de Sherifs op de vlucht en belandden uiteindelijk in Nederland. Vamba schreef de geschiedenis van zijn familie en die van zijn land neer in “Het land van de vaders”.

De roman, die zowel in Liberia als in de Verenigde Staten speelt, overspant een periode van bijna 180 jaar en vertelt het verhaal van twee families: die van Halay, die gezien zou kunnen worden als een voorouder van Sherif zelf, en die van Edward, een Amerikaanse predikant die naar Liberia komt en zich door de cultuur van zijn voorvaderen laat inpalmen. Samen ondergaan de afstammelingen van deze twee mannen de verandering van de tijd: Liberia wordt meegezogen in het kielzog van de moderniteit en gaat uiteindelijk bijna ten onder door een burgeroorlog.

Het centrale beeld in “Het land van de vaders” is dat van de maskers. In de traditionele samenleving spelen zij een vage, maar daarom niet minder cruciale rol.

Vamba Sherif: De rationele westerse geest denkt dat een masker niet meer is dan een man met een houten bord voor zijn kop, maar zo zien wij dat niet. Zodra iemand een masker op heeft, wordt hij geacht een apart wezen te zijn. Het gaat dan niet meer om de man achter het masker, maar om zijn nieuwe persona. Een masker heeft plichten tegenover de samenleving en die overstijgen het individu. Iedereen weet wie de drager van de maskers is, maar niemand zal hem daarover aanspreken. De man is immers iemand anders dan het masker.

Zij worden gezien als aparte wezens die heel krachtig zijn. Ze worden dan ook gevreesd en spelen een belangrijke rol bij initiaties. De maskers leren kinderen wat ze geacht worden voor hun ouders en hun geschiedenis te doen. Het geloof in de maskers zit heel diep in Afrika. De West-Afrikaanse moslims bijvoorbeeld, die in theorie niet meer geloven in de primitieve maskers, geven hun kinderen wel amuletten om het kwaad af te wenden. Die amuletten laten ze maken door maskers.

De maskers zijn het kwade en het goede terzelfder tijd, een symbool voor Afrika, een continent met veel contrasten. We hebben Mandela en Annan voortgebracht, maar ook Amin en Mobutu. In Liberia staan de maskers voor de eenheid van het land. Als een stam bijvoorbeeld door een slechte koning werd geregeerd, kwam het volk niet in opstand. Het richtte zich wel tot de maskers, die zich vervolgens als afgevaardigden van het volk naar de koning begaven. Zij waren de personificatie van de wet. Iedereen werd dus verondersteld de maskers te respecteren, ook de koning.

U beschrijft hoe bij het uitbreken van de burgeroorlog de maskers op een hoop werden gegooid. Werden daarmee ook alle normen en waarden overboord gekieperd?

Sherif: Zo gaat dat in de oorlog. Opeens blijken de buren die altijd zo aardig voor je waren in staat om je de keel af te snijden. Eigenlijk was de macht van de maskers al veel vroeger aangetast: in 1822, bij de landing van de kolonisten. De zwarte Amerikaanse kolonisten, of de Americo-Nigerianen zoals men ze toen noemde, hadden heel andere normen en waarden dan de inboorlingen. Een conflict was dus onvermijdelijk. De zwarte Amerikanen waren zeer gelovige christenen. Tijdens de slavernij was de bijbel hun enige troost. Het lijden van Jezus zagen ze als een voorbeeld voor hun eigen lijden. Voor deze kolonisten was het aanbidden van houten beelden godslastering. Ze waren heel onwetend, maar ook heel kwetsbaar. Ze moesten zich goede christenen tonen tegenover de buitenwereld. De Fransen in Ivoorkust en de Engelsen in Sierra Leone wilden maar al te graag Liberia veroveren en heidendom zou een goed argument geweest zijn. Dat de Verenigde Staten Liberia niet wilden erkennen maakte het gevaar nog acuter.

Bent u in uw roman op zoek naar uw verloren land?

Sherif: In de literatuur hebben het verlangen en het heimwee altijd een grote rol gespeeld. Kijk maar naar Nabokov, Brodsky of Kosinski; hoe sterk zij door het verdwenen vaderland zijn bepaald. Ieder mens maakt in zijn leven een cruciale gebeurtenis mee die hem voor altijd tekent. Voor mij was dat de oorlog. Met de oorlog in Liberia ging verloren wat mij dierbaar was. Wij hadden een familiebibliotheek waarin alle belangrijke documenten en boeken van de voorbije twee eeuwen werden bewaard. Toen deze bibliotheek in brand werd gestoken, ging ook de geschiedenis van mijn familie en van ons land in rook op. Dat heeft mij heel erg getroffen. Het schrijven van de roman is een poging op het verleden weer op te roepen en de dingen die ik wist op papier te zetten. Het feit dat ik jong was toen ik wegging, beschouw ik als een voordeel. Wanneer ik schrijf, reis ik terug naar het Liberia van mijn kindertijd. En waar ik ook woon, ik zal steeds een Afrikaan blijven. Hoe goed ook ik het Nederlands ooit zal spreken, ik zal nooit een Nederlander zijn. Ik blijf altijd deels Afrikaans, deels Arabisch. Door te schrijven, kan ik die verschillende identiteiten in mezelf oproepen. Het is zoals bij Márquez, mijn grote voorbeeld. Waarom leek hij geobsedeerd door het huis van zijn oma? Omdat dit in zijn herinnering een heerlijke periode in zijn leven was. Ze heeft maar tien jaar geduurd, maar ze was wel de aanleiding om “Honderd jaar eenzaamheid” te schrijven.

Hoelang kunnen maskers en tradities in het hedendaagse Afrika nog een rol blijven spelen?

Sherif: Die vraag doet mij denken aan een indiaans gedicht dat zo begint: The buffalo’s are gone, and those who saw the buffalo’s are gone. Zo erg is het in Afrika nog lang niet. Het belang van de maskers is weliswaar afgenomen, maar voor sommigen zullen ze hun waarde behouden, en niet alleen op het platteland, ook in de stad. In Liberia zijn er ministers die in de maskers geloven, en heel wat mensen die in Europa gestudeerd hebben, laten hun kinderen nog initiëren. Ben Okri heeft een mooi gedicht geschreven over het huilen van de maskers: “Lament of the Images”. Daarin beschrijft hij hoe de maskers uit de Britse musea niet dood zijn, maar terug willen naar Afrika. Maar dat neemt niet weg dat de moderniteit de hele wereld heeft getroffen en dat ook Afrika met de vraag zit hoe het verder moet. Hoe kan Afrika zichzelf blijven tussen traditie en moderniteit? Er moet ergens een weg tussen de twee uitersten bestaan.

In die zin kan het boek ook als een kritiek op Afrika gelezen worden, waarbij de mislukking van Liberia een beeld voor heel Afrika is.

Sherif: Zo is het zeker niet bedoeld. Ik heb een heel optimistische kijk op de toekomst van Afrika. In mijn boek gebeuren heel opmerkelijke zaken. De vriendschap tussen Halay en Edward ligt bijvoorbeeld niet voor de hand. Afrika heeft veel ellende meegemaakt en toch heeft de vriendschap tussen die twee standgehouden. En dat staat centraal in het boek: hoe erg het momenteel ook is, als we er samen iets aan willen doen, gaat het goed met Afrika. Halay draagt de toekomst in zich en hij is opnieuw geïnteresseerd in de maskers. Hij is een kleine Mandela. Op het einde van de apartheid dacht niemand dat Zuid-Afrika nog een toekomst had. Mandela zou in de gevangenis sterven, dachten sommigen. Maar Mandela kwam vrij en werd president. Zijn grootsheid ligt niet in het feit dat hij 27 jaar gevangenschap heeft doorstaan. Die bleek nadien pas, toen hij niet op wraak aanstuurde en Zuid-Afrika een burgeroorlog heeft bespaard. Hij beklemtoonde het belang van samenwerking tussen blank en zwart.

Maar wat met landen als Rwanda, Burundi en Congo? Hoopgevend voor Afrika kun je die toch niet noemen?

Sherif: Daar vinden inderdaad tragedies plaats, maar de toekomst kan anders zijn. Afrika moet op eigen benen leren staan. Ik bekijk Afrika door de ogen van mijn ervaring. Ik ben pas vijfentwintig en ik heb al twee oorlogen meegemaakt. Ik ben er geen oorlogszuchtig mens door geworden. De ogenschijnlijk vicieuze cirkel van het geweld kan wel degelijk worden doorbroken.

Vamba Sherif, “Het land van de vaders”, De Geus, Breda, 319 blz., 998 fr.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content