De Commissie voor Voorwaardelijke Invrijheidstelling getuigde van een grote onafhankelijkheid toen zij Pierre Carette op 25 februari, na zeventien jaar cel, uiteindelijk vrijuit liet gaan. Dezelfde onafhankelijkheid toonde ’s anderendaags ook het Brusselse hof van beroep toen het zich, net als de rechtbank van eerste aanleg, onbevoegd verklaarde om de klacht te behandelen van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding en de Liga voor de Rechten van de Mens tegen drie vzw’s van het Vlaams Blok. Het hof van beroep oordeelde dat deze klacht een politiek misdrijf betreft en dus een zaak is voor een hof van assisen. Johan Leman en zijn medestanders zijn daar niet gelukkig mee, want zij dachten hun woordenstrijd tegen het Vlaams Blok door het gerecht te laten beslechten. VLD-, SP.A- en Agalev-kopstukken vinden dat (ineens?) geen goed idee omdat ‘het Blok, ongeacht de uitspraak, er altijd politieke munt zal uitslaan’.

De politieke klasse schijnt stilaan te beseffen dat de strijd tegen het Blok vooral in het dagelijks leven moet worden gevoerd, om precies dáár de onvrede bij de mensen weg te werken. En dan gaat het niet uitsluitend over onveiligheid. Het gaat om de toenemende kortzichtigheid en de verwaandheid van sommige beleidsmakers.

Zo betreurde Justitieminister Marc Verwilghen (VLD) dat er geen beroep mogelijk is tegen de vrijlating van Pierre Carette, terwijl de Commissie voor Voorwaardelijke Invrijheidstelling precies geïnstalleerd is om dergelijke beslissingen zonder politieke druk te kunnen nemen.

Carette en drie andere reeds eerder vrijgelaten militanten van de Cellules Communistes Combattantes (CCC) pleegden in 1984 en 1985 27 bomaanslagen. Bij hun aanslag op het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) op 1 mei 1985 verloren twee brandweermannen het leven. De CCC’ers werden op 21 oktober 1988 veroordeeld tot levenslange dwangarbeid en boeten er nog voor. In een rechtsstaat kan dit echter geen reden zijn om hen, noch het Vlaams Blok, te verbieden hun politieke overtuiging uit te dragen. Hoe extremistisch die ook moge zijn.

Carette en zijn ‘kameraden’ ijveren, net als de Partij van de Arbeid (PvdA), voor een marxistisch-leninistisch revolutionair alternatief en voor de klassestrijd. Kopstukken van het Vlaams Blok daarentegen leerden van Julius Evola (1898-1975), de Italiaanse ideoloog van Benito Mussolini, SS-leider Heinrich Himmler en enkele naoorlogse neofascisten, dat ‘er geen nood is aan een socio-economische revolutie, maar wel aan een mentaliteitsverandering (…) Deze mannen vormen een elite, die eerst in zichzelf de Orde moet opbouwen en ze via een stille revolutie over de hele gemeenschap, zonder onderscheid van klasse, moet verspreiden.’ Julius Evola zei er ook bij dat de wormen al in het heersend bestel zitten en dat het volstaat dit wandelend kadaver almaar sneller te doen lopen tot het vanzelf in elkaar stort. Vandaag is het politiek en politieel makkelijker te waarschuwen voor de volgelingen van Marx en Lenin dan die van Evola te bestrijden.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content