Na het wegvallen van triatleet Luc Van Lierde zijn 27 Belgische atleten selectierijp voor de Spelen van Sydney. Het BOIC rekent erop dat het er minstens zestig worden, maar zelfs de 27 zijn nog niet zeker van hun selectie.

De olympische triatlon is niets voor Luc Van Lierde, de beste triatleet van de wereld. Van Lierde kondigde vorige week aan dat hij niet wil deelnemen aan de wedstrijd in het Australische Perth, waar de Iron Man van Hawaï nog zijn selectie voor Sydney zou moeten verdienen. Daarmee is het Belgische team, dat in augustus met een zestigtal atleten naar de Olympische Spelen zou moeten afreizen (zie ook kader) al onthoofd voor er van een definitieve selectie sprake kan zijn.

Maar niet de strenge eisen van het Belgisch Olympisch Interfederaal Comité (BOIC) liggen daar aan de basis van, wel de halsstarrigheid van voorzitter Less McDonald en zijn International Triatlon Union (ITU), die op de Spelen vooral zijn eigen Wereldbekercircuit wil promoten. Hoewel: ‘De toestand in de triatlon is de regel, niet de uitzondering’ zegt voorzitter Eddy De Smedt van het BOIC. ‘Elke sportfederatie krijgt van het Internationaal Olympisch Comité een aantal atleten toegewezen en bepaalt autonoom op basis van welke criteria ze een eerste selectie wil maken. Alleen in het zwemmen en de atletiek worden die preselecties niet gemaakt op basis van enkele vooraf bepaalde toernooien, maar op grond van tijden.’

De ITU heeft met zijn selectiecriteria duidelijk gemaakt dat het kwarttriatlon en volledige triatlon als twee verschillende sporten beschouwt.

Eddy De Smedt: Luc en het BOIC hebben lang gedacht dat hij zowel de kwart als de lange afstand aankon. Hij had dat willen uitproberen, maar is daar door allerlei omstandigheden niet toe gekomen. Voor Van Lierde waren er teveel vraagtekens op weg naar Perth. Zijn keuze voor de lange afstand is een gedwongen keuze, maar ook een logische keuze. Jammer voor Luc en voor de Belgische ploeg, waarin Van Lierde een belangrijke pion was. Lucs afwezigheid op de Spelen wordt zelfs een aderlating voor de triatlon in het algemeen. Als de Iron Man ook op de Spelen had kunnen presteren, zou dat de sport een onbetaalbare uitstraling gegeven hebben. Misschien heeft de ITU zijn olympische selectie gebruikt om zijn eigen wereldbekercircuit op te waarderen en breekt dat de federatie nu zuur op.

Zou een doorzichtiger systeem met internationale selectiecriteria over de verschillende sporten heen niet logischer zijn?

De Smedt: Het zou het iedereen makkelijker maken, maar elke federatie wil op de Spelen aanwezig blijven en zal zijn normen aanpassen aan de atleten die ze beschikbaar heeft.

Elke federatie zou toch een soort wereldranglijst kunnen opmaken, die dan kan dienen als uitgangspunt voor een olympische selectie?

De Smedt: Dat zou een mogelijkheid zijn. Maar in bepaalde federaties doen zich dan weer andere problemen voor. In het wielrennen, bijvoorbeeld, telt niet alleen de individuele wereldranglijst, maar ook de rangschikking per ploeg. Bovendien bestaan er niet in elke sport wereldranglijsten en kan er daar dan weer geschipperd worden met puntenverdelingen en objectieve criteria. En de huidige situatie mag dan al een spinnenweb lijken voor het publiek, een atleet ziet wel heel duidelijk wanneer hij kans maakt op een selectie en wanneer niet. Want de criteria zijn perfect bekend, nog voor de selectieperiode begint.

In het verleden werd ook vaak het BOIC met de vinger gewezen. Zijn selectiecriteria zouden veel te streng zijn.

De Smedt: De nationale Olympische Comités kunnen de criteria van de federaties overnemen, maar ze kunnen ze ook bijstellen. België doet dat systematisch, omdat we vinden dat we een soort rode draad moeten vinden tussen de selectiecriteria van de verschillende federaties. Dat is de enige manier om atleten over de verschillende sporten heen toch min of meer op gelijke voet te behandelen. Trouwens: soms zijn de federaties ook strenger dan het BOIC of leggen ze, zoals in het zwemmen de lat hoger naarmate een land meer atleten wil sturen naar de Spelen. Ook dat kostte al verschillende atleten hun olympisch ticket: turner Jürgen Van Eetveld, bijvoorbeeld, had in 1996 onze limieten gehaald, maar hij miste Atlanta omdat hij niet voldeed aan de selectiecriteria van de internationale turnfederatie. En in het wielrennen vielen een aantal renners uit de boot voor de open wedstrijd, omdat het WK amateurs van het jaar daarvoor in het Colombiaanse Duitama als uitgangspunt genomen werd. Momenteel zit kleiduivenschieter Anne Focan in hetzelfde schuitje. We hopen nu dat ze een van de weinige invitaties – de vroegere wild cards – krijgt, waardoor ze toch naar Sydney kan.

Het BOIC gaat ervan uit dat elke afgevaardigde atleet minstens bij de beste 16 atleten in zijn discipline moet horen. Voor een klein sportland als België is dat een behoorlijk strenge norm.

De Smedt: In sommige sporttakken ligt de lat zelfs nog hoger: een zwemmer, bijvoorbeeld, moet zelfs bij de top-12 in de wereld horen, omdat er minder atleten per discipline toegelaten worden. We zijn streng omdat we vinden dat een selectiecriterium een middel moet zijn om naar die Spelen te kunnen, géén doel op zich. We zoeken atleten die kunnen prestéren op olympiades. Het BOIC stippelt een topsportbeleid uit. Atleten die niet het potentieel hebben om zich te verzekeren van een plaats in de halve finale, horen binnen zo’n filosofie niet thuis op de Olympische Spelen.

België zou volgens zijn atleten bij de strengst selecterende landen in de wereld behoren.

De Smedt: Die mening deel ik niet altijd. Vergelijkingen zijn heel moeilijk, omdat de criteria zo sterk verschillen. Niet alleen tijden, maar ook plaatsen op een wereldranglijst of resultaten in grote competities spelen hun rol. Natuurlijk zullen er gevallen zijn van atleten die in België uit de boot vielen, maar onder een andere vlag wel geselecteerd hadden kunnen zijn. Voor een aantal sporten zal dat beeld van het strenge België kloppen, voor andere dan weer niet. In elk geval weet elke atleet twee jaar voor de Spelen waar hij aan begint en worden er op wereldkampioenschappen of via wild cards nog mogelijkheden geboden om te corrigeren. Ik merk trouwens hoe andere olympische comités hun criteria in de voorbije jaren verstrengd hebben. In bepaalde gevallen zijn ze zelfs strenger geworden dan het Belgisch Olympisch Interfederaal Comité.

Belgische atleten klagen soms dat de jacht op olympische limieten hun voorbereidingsschema in de war stuurt.

De Smedt: Dat is uit de lucht gegrepen. Iedereen krijgt twee jaar de tijd om zijn minima te halen. Het is verkeerd om alleen over de laatste twee maanden voor de Spelen te spreken.

België zal ook in Sydney in geen enkele ploegsport voor de olympische titel sporten. Het lijkt wel een onomkeerbare traditie.

De Smedt: De Belgische hockeyploeg en de beloften in het voetbal hebben de boot net gemist. Zich kwalificeren voor een olympisch toernooi wordt er niet gemakkelijker op, zeker nu het uiteenvallen van Oost-Europa een pak nieuwe landen heeft gecreëerd, die veelal een traditie in ploegsporten hebben en zich vaak op een handvol disciplines concentreren. Daardoor waarderen ze hun competities op en neemt het professionalisme toe. België, dat in elke discipline aanwezig wil zijn, kan daarin vaak niet volgen.

Het wordt dus kiezen: ofwel focussen op een handvol sporten, ofwel de dromen van olympische successen per ploeg laten varen?

De Smedt: Elke federatie zou zijn progressiemarge moeten analyseren en kijken of ze Europese top kunnen halen. Als een federatie tot de conclusie komt dat ze dat niveau niet haalt, moet ze haar olympische ambities opbergen. Overigens voert het BOIC bij het begin van elke Olympiade gesprekken in die zin met alle federaties. Op basis van die gesprekken bepalen we waar het BOIC welke steun zal verlenen.

Frank Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content