Justitieminister Verwilghen heeft er een ongerijmd voorstel en een probleem bij.

De identiteit van al wie voor zware misdrijven (waaronder pedoseksuele) is veroordeeld, zou ook na het uitzitten van zijn of haar straf in een publiek toegankelijk register moeten worden opgenomen. Dit was het jongste voorstel van justitieminister Marc Verwilghen (VLD). Het protest ertegen kwam meteen op gang. In de Kamer schreef Verwilghen vorige week woensdag de ‘indianenverhalen’ omtrent zijn voorstel toe aan ‘spraakverwarring’ en slikte hij zowaar zijn woorden in. Intussen had zijn woordvoerster zijn ‘embryonaal’ voorstel wel al toegelicht en was het ook verdedigd door VLD-fractieleider Hugo Coveliers en door het Vlaams Blok.

Professor-emeritus ‘ethiek’ Etienne Vermeersch (UGent) sprak van ‘een nieuwe jodenster’. Zijn collega Brice De Ruyver, die sinds vorige week officiëel adviseur is van premier Verhofstadt voor de hervormingen van politie en justitie, noemde Verwilghens voorstel ‘het herinvoeren van de schandpaal’ en waarschuwde voor ‘revanchistische lynchpartijen’.

Het was uitkijken naar een reactie van professor Sonja Snacken (VUB), hoogleraar criminologie en penologie, sinds 1994 lid van de Hoge Raad voor het Penitentiair Beleid, betrokken bij de redactie van het voorontwerp van de penitentiaire beginselenwet en voorzitter van de (sub)commissie inzake de externe rechtspositie van gedetineerden.

Sonja Snacken: Bij de installatie van deze commissie zei justitieminister Verwilghen vorige maand nog dat de externe rechtspositie van de veroordeelde gedetineerde moet worden gezien in het verlengde van de herstel- en reïntegratiegedachte die de minister in zijn Veiligheids- en Detentieplan propageert. Het voorgestelde register staat niet alleen haaks op alle reïntegratie-initiatieven sinds de Tweede Wereldoorlog. Het staat ook haaks op het strafrecht. Dit is er precies gekomen om privé-afrekeningen te vermijden en het zorgt bovendien voor een zekere proportionaliteit tussen het misdrijf en wat de samenleving daarvoor als vergelding kan opleggen. Tal van nieuwe initiatieven hebben bovendien het slachtoffer en de samenleving een groter gewicht in dit debat gegeven. Zo is er meer aandacht voor de behandeling van seksuele delinquenten, om mogelijke recidive te beperken.

In het algemeen is de nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidsstelling ook al restrictiever dan de vorige: er worden meer voorwaarden gesteld, meer inspanningen van de veroordeelde gevraagd en er zijn meer controles. Wie zijn straf heeft uitgezeten en terug naar de samenleving mag, moet daartoe ook een reële kans krijgen. Een openbaar register hypothekeert die kans. In feite wordt daarmee het brandmerk opnieuw ingevoerd. Dit is tijdens de Franse Revolutie opgeheven, door Napoleon heel even weer ingevoerd, maar in 1849 in België bij wet afgeschaft.

Vanwaar de behoefte van sommige politici om tegen een denkbeeldige burger op te bieden als het om veiligheid gaat?

Snacken: Sinds het begin van de jaren ’90 wordt veel over het onveiligheidsgevoel gepraat. De affaire-Dutroux heeft dat versterkt. Maar uit onderzoeken blijkt dat onveiligheid niet in de eerste plaats wordt geassocieerd met criminaliteit, maar met andere factoren, gaande van verkeersonveiligheid en hondenpoep op straat tot de verloedering van de buurt en de gedragingen van sommige groepen in de samenleving. Buitenlandse onderzoeken bewijzen dat het beeld dat de mensen van de criminaliteit hebben zelden realistisch is, maar is ingegeven door de berichtgeving en fictiefilms. Mensen die het gerecht laksheid verwijten, weten doorgaans niet hoe streng het precies is. Magistraten, politici, journalisten en burgers kampen dus elk op hun manier met misvattingen, die een samenleving schaden.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content