Ondanks een inloopperiode van drie jaar, van 1999 tot eind 2001, blijft het gebruik van de euro ondermaats. De banken en overheden moeten een inhaalbeweging uitvoeren.

Sinds de lancering van de euro op 1 januari 1999 ging alle aandacht naar zijn koersverloop. Dat was zo dramatisch dat analisten, telkens wanneer de koers weer tot een lager niveau zakte ten opzichte van de dollar, dachten dat de euro zijn laagste peil wel had bereikt. Precies twee jaar na de start is de koers weer opgeklommen en heeft de euro zijn hoogste niveau van de voorbije vijf maanden bereikt. Voorlopig zit hij echter nog steeds ongeveer 20 procent onder zijn hoogtepunt.

Economen voorspellen een stijgende trend voor de eenheidsmunt. Hij zou de pariteit met de dollar misschien zelfs terugwinnen, al is het allesbehalve zeker dat de stijging aanhoudt. Dat hij totnogtoe zo zwak presteerde, is een gevolg van het sneller aantrekken van de Amerikaanse economie vergeleken met die van de eurozone, stellen ze. Een investering in de Amerikaanse nieuwe economie rendeerde veel beter dan dezelfde investering in de klassieke Europese sectoren, met als gevolg: een kapitaalstroom van het Europese naar het Amerikaanse continent.

Maar die kapitaalstroom is nu mogelijk aan het opdrogen, zo luidt het. De Verenigde Staten kennen een duidelijke afkoeling van de economie en de Amerikaanse technologieaandelen zijn sterk gedaald. Ruimte dus voor de euro om zijn stijging voort te zetten. Maar sommige waarnemers wijzen erop dat de Verenigde Staten er misschien toch in zullen slagen de recessie af te wenden. En dat betekent dat de koers van de euro weer kan afglijden.

Analyses van het koersverloop en zijn gevolgen zullen dus ook dit jaar in de debatten niet ontbreken. Maar welke richting dat ook uitgaat, tegen 1 januari 2002 moeten we de eerste euro’s op zak hebben, een logistieke operatie die de banken nog veel tijd en geld zal kosten. De prijs ervan is geraamd op 26,5 miljard frank waarvan een groot deel reeds is opgeslokt door het bijstellen van de informaticadiensten.

AANDACHT VOOR VALSEMUNTERIJ

De banken staan voor een tweeledige taak. Om te beginnen, moeten ze de cliënten zoveel mogelijk sensibiliseren voor het gebruik van de munt, onder meer door de verkoop van bankproducten. Vanaf 1 juli zetten ze zicht- en spaarrekeningen en protonkaarten naar de eenheidsmunt om. Op datzelfde moment starten grote bedrijven als Belgacom met de facturatie in euro – een pedagogische manier om de omschakeling door te duwen.

Maar de banken moeten ook de omschakeling naar de chartale euro in goede banen leiden, met als grootste probleem: de transport- en opslagcapaciteit. De bevoorrading van de banken en De Post met 9000 ton euromunten gebeurt daarom stapsgewijs. Enkele weken later volgen de bankbiljetten. In de eerste plaats zijn ze bestemd voor de winkeliers die ze kunnen afhalen vanaf 1 december. Zij moeten over een voorraadje aan euromunten en -biljetten beschikken omdat ze hun klanten, als ze de aanbevelingen volgen, tussen 1 januari 2002 tot eind februari 2002 moeten terugbetalen in euro.

Particulieren kunnen kennismakingspakketjes afhalen vanaf 15 december. Of ze krijgen van hun werkgever een eurominikit als eindejaarsgeschenk cadeau, met een sociaal voordeel voor werkgever en werknemer. Hun eigen Belgische munten, in totaal 12.000 ton, kunnen gezinnen kwijt tijdens de ‘operatie spaarpot’ vanaf 15 oktober 2001. Het doel is de omschakelperiode te verdelen in de tijd. Tegelijk bestaat het gevaar dat er in de kerstperiode te weinig Belgische munten in omloop zijn. Betalen in euro kan immers pas vanaf 2002. In de nacht van 31 december op 1 januari 2002 worden de bankautomaten met eurobiljetten gevuld. Van dan af geven de financiële instellingen alleen nog euro’s uit. De koopjesperiode die traditioneel start op 1 januari zal mogelijk moeten worden uitgesteld. Het door elkaar gebruiken van de twee munten in die periode zou de consumenten kunnen afschrikken en drukken op de verkoop. Een Nederlandse studie gewaagde zelfs van een mogelijke daling met 11 procent van de aankopen.

De timing van de inwisseling van de munten vormt niet het enige probleem. De hele operatie die tot in de puntjes is uitgekiend, houdt ook een groot veiligheidsrisico in. Het transport en de opslag rond het jaareinde bij winkeliers en warenhuizen zullen extra bewaakt moeten worden. Minister Reynders kondigde aan dat hij daarvoor meer dan 1 miljard frank heeft uitgetrokken op de begroting van 2001.

Speciale aandacht zal ook moeten gaan naar het probleem van de valsemunterij die in een grote markt als die van de euro zeer aanlokkelijk is. Kassiers en bankiers zullen opgeleid moeten worden om er de namaak-euro’s tussenuit te halen. Ook de gespecialiseerde cellen zullen aandachtig moeten toezien.

I.V.D.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content