Han Renard

Een visie op stadsontwikkeling en een beter management. Als Christian Leysen, bedrijfsleider, VLD-gemeenteraadslid en voorzitter van de Antwerpse Waterwerken, Antwerpen mocht besturen, zou hij wel weten hoe.

In de nasleep van de Antwerpse coalitieonderhandelingen greep Christian Leysen enigszins onverwacht naast een schepenambt. Niet dat de nationale VLD-top hem niet steunde, maar de plaatselijke liberale achterban vond dat nieuwkomer Leysen een te hoog parvenugehalte had en verkoos daarom Luc Bungeneers, een middenstander uit de eigen kringen. Maar niet getreurd. Leysen viel in de tweede mandatenronde wel in de prijzen en won in die categorie het hoofdlot: de AWW. Leysen volgt Hugo Schiltz (VU) op, onder wiens voorzitterschap de AWW wegens torenhoge kostennota’s en andere onregelmatigheden vooral negatief in het nieuws kwam. Leysen wil de AWW nu ‘in rustiger vaarwater leiden’.

Tijdens de coalitieonderhandelingen was er sprake van de AWW te verkopen, wegens de moeilijke financiële situatie van Antwerpen. Is dat scenario van de baan?

Christian Leysen: Elke aandeelhouder heeft natuurlijk het recht zijn aandelen te verkopen. Mijn taak als voorzitter bestaat er gewoon in de beste oplossingen voor het bedrijf te zoeken, rekening houdend met de belangen van het personeel en de klanten, en met die van de aandeelhouders. Maar de uitdagingen van morgen blijven dezelfde, ongeacht wie de aandeelhouders zijn. En uiteindelijk gedragen alle aandeelhouders zich vandaag als kapitalisten. Het verschil is dat de enen een dik dividend willen, terwijl de anderen liever een meerwaarde opstrijken.

Maar uw partij behoorde tot degenen die liever de meerwaarde hadden opgestreken.

Leysen: Het bestuursakkoord zegt dat de waarde van het bedrijf moet worden geschat. Dat betekent dat er eerst een goede inventaris moet worden gemaakt. Maar we weten nu dat de AWW in het verleden belangrijke dividenden heeft uitbetaald in plaats van pensioenreserves aan te leggen. Dat heeft natuurlijk tot gevolg dat de meerwaarde van het bedrijf in feite al voor een stuk is opgesoupeerd.

Wat moeten de prioriteiten van het nieuwe Antwerpse stadsbestuur zijn?

Leysen: Op de eerste plaats de stadsfinanciën gezond maken. Daartoe is met het huidige saneringsplan een belangrijke eerste stap gezet. Ik betreur alleen dat dit zo’n zware bevalling was. Als de besparingen nu in één weekend konden worden gevonden, waarom kon dat dan niet eerder? Het verwondert me ook dat de top van de administratie, die zich managementcomité noemt, de financiële problemen nooit duidelijk heeft gesignaleerd. Ten tweede, maar dat kan alleen als de eerste voorwaarde vervuld is, heeft de stad een langetermijnvisie op stadsontwikkeling nodig.

De stad heeft nog steeds geen financiële controleurs in dienst, wat tijdens de vorige bestuursperiode anders wel was afgesproken. Kunt u daar als bedrijfsleider met uw verstand bij?

Leysen: Het is eigenlijk godgeklaagd. De stad heeft mensen van alle slag aangeworven: pleinwachters, holebi-ambtenaren en fietsambtenaren, maar ze is niet in staat gebleken om zelfs maar de dienst begrotingscontrole te bemannen. Nu zijn er wel duidelijke afspraken om snel financiële controleurs aan te werven. Voorts moet ook de top van de administratie aan evaluaties worden onderworpen. Dit zou helpen om het bestuursakkoord sneller en beter uit te voeren. En dat niet alleen. Het is gewoon volstrekt ongeloofwaardig dat iedereen wordt geëvalueerd, behalve de top van de administratie die de rest moet evalueren. Als er plotseling een tekort van drie miljard opduikt, lijkt een evaluatie me anders wel op zijn plaats.

Uw ambitie was schepen van Onderwijs en Economie te worden. Wat moet er op die beleidsdomeinen veranderen?

Leysen: De stad moet inzake onderwijs als regisseur optreden in plaats van alles zelf te willen doen. Ik pleit er ook voor dat de Antwerpse hogescholen de contacten met de Vrije Universiteit Brussel (VUB) versterken, de VUB die zich in de huidige associatiegolf wat geïsoleerd voelt. Vanuit Europees perspectief bezien zou op die manier een noord-zuidas tot stand kunnen komen, tussen Brussel, Antwerpen en liefst ook Nederland. Wat het onderwijs in Antwerpen betreft, dat zou zich rond twee clusters moeten organiseren: enerzijds rond werkgelegenheid en anderzijds rond cultuur. Net als in de vroegere Hanzesteden, waar de combinatie van een sterke economie en een bloeiende cultuur ook ongekende welvaart creëerde.

Het bedrijfsleven en de politiek worden door een totaal verschillende logica geregeerd. Botst de ene logica niet af en toe met de andere?

Leysen: De stad Antwerpen is in feite een groot bedrijf. Ze heeft 8000 werknemers in dienst, en heeft daarnaast een groot filiaal – het OCMW – met 10.000 klanten, waarvoor alle rekeningen moeten worden betaald. Maar de stad beschikt niet over de geschikte structuren en er moet onvoldoende rekenschap worden gegeven om dat allemaal goed te beheren. Daarom moet de gemeentewetgeving worden aangepast. Bovendien is er overregulering: er worden almaar wetten bijgemaakt, nooit wetten afgeschaft. Dat zorgt ervoor dat de inertie koning is. Wie het systeem kent, kan zich behelpen, maar een duidelijke beleidsvisie doordrukken, is haast onmogelijk. Toch zijn er veel overeenkomsten tussen de politiek en het bedrijfsleven: het gaat altijd over mensen, over leiding geven, over beoordelen en aanmoedigen.

Welke garantie is er dat deze monstercoalitie het beter zal doen dan de vorige?

Leysen: (lacht) De liberale inbreng is dit keer groter. Maar het blijft een moeizaam proces, temeer daar het AMADA-fenomeen, alle macht aan de ambtenaren, in Antwerpen nog stevig is ingeworteld. Machtige ambtenaren blokkeren soms de agenda die de politiek heeft vastgelegd. Het college wordt bijvoorbeeld overstelpt met zogenaamd dringende beslissingen, die doorgaans investeringen in vastgoed betreffen. Want het geld uit allerlei fondsen van de hogere overheden moet snel worden uitgegeven, anders krijgen we volgende keer niets meer. Mijn redenering luidt dat als je geen goede bestemming hebt, je dat geld beter kunt teruggeven. Ik heb echter de stellige indruk dat de stadsadministratie zich bij momenten vastgoedmakelaar waant. Bouwvallige panden kopen, dat klinkt heel mooi, maar de renovatie en het onderhoud van die panden kost de stad jaarlijks handenvol geld.

Krijgt u niet vaak het verwijt – maar misschien vindt u dat helemaal geen verwijt – dat u alles te veel vanuit een economische hoek bekijkt?

Leysen: Het sociale vangnet kan alleen functioneren met een goed draaiende economie. In Antwerpen is op dat vlak een kortzichtig beleid gevoerd. De SP heeft zich altijd geprofileerd als de partij van de lagere sociale klassen. Dus deed de stad er alles aan om zich zo sociaal mogelijk op te stellen. Maar zo creëer je natuurlijk een aanzuigeffect: iedereen met een probleem komt naar Antwerpen, want daar wordt hij goed bediend. We moeten dringend de sociale mix herstellen. Ook mensen met hoge inkomens, de gegoede burgerij en de jonge tweeverdieners, moeten opnieuw hun weg naar de stad vinden. Daarom is de VLD zo kwaad over het feit dat een aantal sociale huisvestingsmaatschappijen misbruik maken van hun voorkooprecht. Kijk bijvoorbeeld naar het Sint-Jansplein, waar een aantal lofts worden gebouwd. Een projectontwikkelaar wilde daar middenklasappartementen van maken, maar de sociale huisvestingsmaatschappijen hebben er een stokje voor gestoken. Die onbalans in de sociale mix ondermijnt de financiële stabiliteit van de stad.

Sommige meerderheidspartijen vinden dat de haven te veel wordt ontzien in de huidige saneringsronde.

Leysen: (verontwaardigd) Het gaat toch over een autonoom havenbedrijf, niet? Dat hoeft niet te besparen. De stad kan natuurlijk een hoger dividend vragen. Maar daarover moeten de aandeelhouders het eerst onder elkaar eens worden. Het havenbedrijf wordt op een heel professionele manier gerund. Als de stad op dezelfde manier zou worden bestuurd, met verantwoordelijke managers die worden beloond op basis van hun prestaties en resultaten, zou ze vandaag een stuk verder staan.

De exploitatie van de haven komt steeds meer in handen van grote buitenlandse groepen zoals Singapore Port Authority. Is dat een bedreiging?

Leysen: Vroeger moest elk schip op een andere manier worden behandeld. Tijdens de reis waren er verschillende tussenstops, het laden en lossen duurde lang. Nu is een schip als een hogesnelheidstrein over de oceanen. Het stopt liefst in zo weinig mogelijk stations, het laden en lossen gebeurt snel en op een gestandaardiseerde manier. Die industrialisatie van het containertransport heeft een enorme concentratie van rederijen teweeggebracht. Dat is een onvermijdelijke, maar niet noodzakelijk een bedreigende ontwikkeling. Er is gewoon geen plaats meer voor een onafhankelijke lokale speler. We moeten het als een compliment beschouwen dat Singapore de kaart van Antwerpen heeft getrokken. Bovendien kunnen de Antwerpenaren ook op het vlak van stadsontwikkeling nog iets leren van Singapore, dat van een arme vissershaven in de jaren ’60 is uitgegroeid tot een van de rijkste landen in de wereld.

Han Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content