IJdelheid brengt eerste ministers ertoe om de rit helemaal te willen uitzitten. Voor hen is het een bewijs van hun staatsmanschap dat ze ‘hun’ ploeg de volle regeerperiode kunnen laten uitdoen. Dat heeft in het verleden al tot gênante scènes geleid, met coalities die alleen op de krukken van de macht verder strompelden, maar eigenlijk zo versleten waren dat ze alle cohesie hadden verloren en geen enkele zin van bestaan meer hadden. Ze brachten er niks meer van terecht.

Toch is het streven om de vier jaar uit te doen er niet minder nobel om. Een regering dient om te regeren, niet om voortijdig te vallen. Maar coalitieregeringen, die in België de regel zijn, krijgen met een paradox af te rekenen. Naarmate het einde van hun termijn nadert, komen per definitie de verkiezingen dichterbij. En dan is een kabinet geen ploeg meer, maar wordt het ieder voor zich. Dan slaat de verkiezingskoorts toe, aangezien elke coalitiepartij electoraal zo sterk mogelijk wil staan om aan de stembus te incasseren en op de eerste rij te staan wanneer een nieuwe regering wordt gevormd.

Het is een zero-sum-situatie: wat de ene wint, moet ten koste gaan van de andere. Een partij kan zichzelf alleen versterken door stemmen bij andere partijen te gaan halen. Partners worden erdoor concurrenten. Elke partij wil zich in het zicht van de verkiezingen profileren om haar zin van bestaan te bewijzen, al gaat dat ten koste van de andere. Met het vervroegen van de verkiezingsdatum heeft Guy Verhofstadt nu een maandje afgeknibbeld van dat hoog concurrentiële en vaak onaangename machtsspel. En tenslotte is, gelet op de tijd die de partijen al bezig zijn met het hertimmeren van de kieswetten, het inhalen van overlopers en het opstellen van kandidatenlijsten, de verkiezingscampagne al een hele tijd bezig.

Verhofstadt heeft nu een bijzonder probleem. Hij heeft de goede zin van zijn kabinet – en zijn carrière als politicus in het algemeen – altijd opgehangen aan een project, kortweg de modelstaat België. Dat project hing nauw samen met de partners met wie hij dat tot stand wou brengen. En vooral met wie daar géén deel van uitmaakte. Tot die laatste categorie behoren dan de christen-democratie, die er met haar inertie en arrogantie net een zootje van gemaakt had, en extreem-rechts, waarvan de waarden onverzoenbaar zijn met die van een modelstaat.

Die optie heeft de VLD tot de gevangene van haar coalitiepartners gemaakt. Daarom heet het dat de voortzetting van paars-groen, indien mogelijk, haar eerste keuze blijft – of toch die van de partijtop. Dat is een nadeel in de verkiezingsstrijd, want de Vlaamse liberalen hebben de handen erdoor minder vrij. Ze probeerden dat op te vangen door zichzelf tot volkspartij uit te roepen. Daarmee trokken ze het modelstaatproject helemaal naar zich toe, pretenderend dat ze het wel in hun eentje aankonden, dat ze geen anderen nodig hadden. Zo maakten ze de coalitiepartners tot figuranten.

Voor Agalev is dat geen nieuws. Hun radicaliteit maakt de groenen bij niemand geliefd; zij kregen alleen om kwantitatieve redenen een plaatsje in de meerderheid. Maar voor de SP.A is het wel een cadeau. Als de modelstaat zo nodig liberaal moet zijn, kan zij alle registers opentrekken om te tonen dat er ook een sociaal-democratische versie van bestaat.

Het is, zoals gezegd, ieder voor zich.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content