Hoe kon een groot en veelzijdig schrijver als Simon Vestdijk in het vergeetboek belanden? Een pleidooi voor eerherstel.

De man die sneller schrijft dan God kan lezen”, zo werd, een beetje spottend, maar ook uit ontzag, de Nederlandse schrijver Simon Vestdijk genoemd die precies honderd jaar geleden werd geboren. Jarenlang gold hij als de onbetwiste nummer één van de Nederlandse literatuur. Vestdijk had zo’n gigantische productie dat hij aan één uitgever niet genoeg had. Hij schreef bovendien over de meest uiteenlopende onderwerpen en publiceerde een eindeloze stroom romans, verhalen en gedichten. Hij is de auteur van honderden essays over muziek, psychologie en literatuur. Zevenentwintig jaar na zijn dood wordt de bedrijvigste auteur van de Nederlandstalige literatuur uit de twintigste eeuw echter nauwelijks nog gelezen. Zijn weduwe, die in de jaren zeventig en tachtig haar gezin nog kon onderhouden van de royalty’s van Vestdijks herdrukken, is nu gedwongen zijn manuscripten te verkopen. Drie verfilmingen van enkele van zijn romans, zeven herdrukken en straks een nieuwe biografie van Wim Hazeu moeten het tij nu helpen keren.

Enkele jaren geleden merkte ex-uitgever Julien Weverbergh op dat de Vlamingen geen respect hebben voor hun literair erfgoed. Geen hond leest nog Maurice Maeterlinck of Herman Teirlinck, geen kat heeft nog belangstelling voor Cyriel Buysse of Marnix Gijsen. Weverbergh had met evenveel recht de Nederlanders kunnen berispen. Hoewel het respect voor dode schrijvers in Nederland iets groter is, worden ook daar illustere auteurs als Menno Ter Braak, Ed Hoornik of Anton van Duinkerken nauwelijks nog uit het boekenrek genomen.

VERBORGEN BESTAAN

Simon Vestdijk werd al tijdens zijn leven ingehaald door de literaire ontwikkelingen. Zo kwam de dichter Vestdijk pas na de Tweede Wereldoorlog tot bloei, maar toen stelden de Vijftigers met hun modernistische poëzie traditionele verzenmakers als Vestdijk al in de schaduw. In een essay in het Nieuw Wereldtijdschrift (1986) vroeg Tom van Deel zich af: “Hoe komt het dat wie de grootste Nederlandse dichters van deze eeuw opsomt nooit Vestdijk zal noemen, maar altijd Gorter, Leopold, Nijhoff, Bloem, Achterberg of Lucebert? Vestdijk, de dichter, leidt een verborgen bestaan, hoewel zijn poëtisch oeuvre wat de omvang betreft gemakkelijk de oeuvres van genoemde dichters verslaat.” Van Deel gaf twee redenen voor deze onderwaardering. In de eerste plaats was er de “interne concurrentie”: er verschenen jaarlijks minstens drie of vier boeken van Vestdijk en de recensenten bespraken liever zijn romans of essays dan zijn verzenbundels. Vervolgens kwam het verwijt dat Vestdijkspoëzie te “cerebraal” zou zijn. Van Deel pleitte voor een eerherstel voor een dichter die ten onrechte van “emotieloosheid” werd beschuldigd, maar het is er niet werkelijk van gekomen.

De romancier Vestdijk vonden sommige critici in de tweede helft van de jaren vijftig al wat te langdradig en spitsvondig worden. C. Rijnsdorp bijvoorbeeld verweet Vestdijk in zijn essaybundel “De moderne roman in opspraak” een gebrek aan emotionaliteit: “Vestdijk heeft welbewust het schrijven boven het leven gesteld. In zo’n geval blijft er voor een romancier alleen maar de keus over tussen de historische roman en de licht of zwaar vermomde autobiografie.

En wanneer zo’n leven niet rijk is aan uitwendige gebeurtenissen, moet er uit die gebeurtenissen gehaald worden wat erin zit én wat er niet in zit. Natuurlijk blijft er altijd de schrijvende mens, met zijn zielsgeheimen, zijn kinderlijkheid en demonie. In het geval van Vestdijk is dat een uitzonderlijk begaafd mens, met name voor alles wat op de geest betrekking heeft. Een man van zeldzame, veelzijdige en diepe intelligentie. Weinig mensen beseffen dat intelligentie boven een zekere grens uitermate zwaar te hanteren is. Het moet wel lijken dat het hart bij het hoofd achterblijft.”

De vaak herhaalde beschuldiging van cerebraliteit, de wijdlopigheid van zijn romans en verhalen en de soms wel erg barok aandoende stijl zijn waarschijnlijk de belangrijkste redenen voor Vestdijks afnemende populariteit. Maar is dat wel terecht? Is Simon Vestdijk een verplicht, maar afgesloten hoofdstuk in de literatuurgeschiedenis, zoals Joost van den Vondel, of is hij een literair monument dat dringend moet worden opgepoetst?

GEVOEL VAN OPLUCHTING

Vestdijks leven vertoonde inderdaad een gebrek aan “uitwendige” gebeurtenissen. De schrijver, die in het Friese stadje Harlingen geboren werd, studeerde medicijnen, oefende enige jaren het vak van arts uit, maar koos al in 1934, op redelijk jonge leeftijd, voor het “beroepsauteurschap”.

Het grootste deel van zijn leven woonde hij in Doorn, een plattelandsgemeente onder de rook van Utrecht. Zeker geen dorp dat bruiste van leven. De verbannen Duitse keizer Wilhelm II heeft er zich de laatste 23 jaar van zijn leven te pletter verveeld. Vestdijk was al in de zestig toen hij trouwde met de vrouw die jarenlang zijn huishoudster was geweest. Het koppel kreeg twee kinderen. Niet bepaald een leven van drugs, seks en rock-‘n-roll, zoals dat vanaf de jaren zestig van schrijvers werd verwacht.

Maar misschien heeft Vestdijk een minder braaf leven geleid dan zijn biografische gegevens doen vermoeden. Bovendien is het niet zeker of je bandeloos geleefd moet hebben om la condition humaine te kunnen doorgronden. In een interview met Vrij Nederland-journaliste Bibeb uit 1959 zei Vestdijk daarover: “Erotiek is voor het werk zeer belangrijk, maar het is ook een kwestie van praktische tijdsverdeling. Een wetenschappelijk onderzoeker die voortdurend vrouwen om zich heen heeft, komt tot niets.” Het lijden van een nederlaag vond hij minstens zo belangrijk als het behalen van een overwinning: “Neem nou Goethe. Hij had intensief contact met een meisje van achttien. Hij wou haar trouwen, maar ze zei nee, en na die weigering schreef Goethe, in de postkoets naar huis, een van zijn mooiste gedichten. Zo’n liefdesteleurstelling van een oude man… het gaf hem toch ook een gevoel van opluchting. Anders had hij toch nooit dat gedicht kunnen maken.” Erotiek, of beter gezegd, de positieve en negatieve gevolgen van het sublimeren van erotische verlangens, is een belangrijk thema in het oeuvre van Vestdijk. Dat geldt niet alleen voor de Anton Wachter-reeks, maar ook voor twee van de drie romans die deze zomer voor de televisie werden verfilmd en onlangs in één band werden herdrukt.

“Het Glinsterend Pantser” (1956) is in feite het eerste deel van de zogeheten “Symfonie van Victor Slingeland”, een trilogie waarvan ook “Open Boek” (1957) en “De arme Heinrich” (1959) deel uitmaken. In deze roman wordt het verband onderzocht tussen erotische remmingen en het kunstenaarschap. De ik-figuur is een zekere S., een schrijver, die van de regering opdracht krijgt een demografische studie te maken in een bepaalde provinciestad. Zo komt hij weer in contact met zijn oude jeugdvrienden Bert Duprez en Victor Slingeland. Duprez is een wat saaie en burgerlijke plattelandsdokter geworden, Slingeland daarentegen een internationaal gevierd dirigent. Victor was als jongen een branieschopper die altijd overhoop lag met zijn autoritaire vader. De volwassen Slingeland blijkt nog altijd een overrompelende figuur te zijn. S. heeft inmiddels echter veel mensenkennis opgedaan en ziet langzaam maar zeker de zwakheden die zijn vroegere jeugdvriend tracht te verbergen. Want Slingeland lijdt aan een vreemde erotische onhebbelijkheid: vrouwen die te intiem met hem dreigen te worden, bedelft hij onder een stortvloed van scheldwoorden. Het gevolg laat zich raden: de beroemde dirigent viert triomfen op het toneel, maar nooit in bed. Slechts eenmaal per maand kan Slingeland de opgehoopte seksuele spanningen ontladen bij een vrouw “van lichte zeden”. Pas aan het eind van de roman onthult de musicus zijn oude jeugdvriend de reden van zijn onvermogen tot intimiteit: hij lijdt aan psoriasis.

Maar ook de ik-figuur is geen vrouwenversierder. Misschien konden Slingeland en de verteller juist daardoor zulke succesvolle kunstenaars worden. De “Symfonie van Victor Slingeland” blinkt niet uit in erotische scènes, maar omgekeerd in beschrijvingen van erotische terughoudendheid of afweer. Zo bevat “Het glinsterend pantser” een prachtige passage waarin S. met Alice, de nicht van Bert Duprez, een concert van Slingeland bijwoont. Naderhand, in een taxi, wil S. niet op haar avances ingaan. Hij gaat zelfs zover haar ervan te overtuigen dat zij niet verliefd is op hém, maar op Victor Slingeland. Hij vindt Alice weliswaar aantrekkelijk, maar tegelijk ook te gewoontjes. Hij voelt zich bovendien de mindere van Slingeland, omdat Alice de dirigent bewondert.

EROTISCH ONVERMOGEN

In de roman “De ziener” (1959) voert Vestdijk de voyeur Le Roy ten tonele. Omdat Le Roy altijd – zowel binnen als buiten – een hoed draagt, lijkt hij op het eerste gezicht een simpele ziel, maar naderhand blijkt net het omgekeerde. Hij verzendt anonieme brieven waarin hij mensen met “ongeoorloofde” seksuele relaties tracht te compromitteren. Nagenoeg elke avond struint hij door het centrum van het stadje om jonge paartjes te begluren. Toch is hij geen stiekemerd. Hij wil erbij zijn, hij tóónt zich, want pas dan voelt hij zich goed. Maar daarmee riskeert en krijgt hij wel een pak slaag. Le Roy is de belichaming van het erotisch onvermogen, de voyeur die anderen moet zien doen wat hij zelf niet kan. Hij is een voyeur die niet alleen spiedt, maar ook creëert, haast een scheppend kunstenaar. Je zou ook kunnen zeggen dat Le Roy de verfijning van de erotiek ten top drijft. Binnen de hogeschool der erotomanie – zoals je het oeuvre van Vestdijk zou kunnen omschrijven – is hij zeker het meest intrigerende personage.

Impotentie, homoseksualiteit, overspel, hoerenlopen, voyeurisme: Simon Vestdijk schreef met veel inlevingsvermogen en subtiliteit over deze onderwerpen die je in de jaren vijftig eigenlijk nauwelijks bij naam mocht noemen. Op een meesterlijke manier wist Vestdijk de funeste psychische effecten van de benepen burgerlijke moraal te etaleren. Lang vóór Jan Cremer en Jan Wolkers hun schandaalverwekkende romans publiceerden, had Simon Vestdijk het pad geëffend. De verfilmingen van zijn romans tonen aan hoe hij zijn tijd vooruit was. En dan hebben we het hier nog maar over één thema van Vestdijks werk, namelijk over zijn psychologische romans. Vestdijk is immers ook de auteur van prachtige verhandelingen als “Het wezen van de angst”, “De toekomst van de religie” en “Mozart, de demon der galanterie”. Voor moderne lezers lijken die boeken misschien wat moeizaam op gang te komen. Ze zijn geschreven in een fraaie, maar erg barokke taal. Een roman van Vestdijk heeft echter ook meer te bieden dan veel hedendaagse Nederlandstalige literatuur. Enkele jaren terug bespraken Maarten ’t Hart en Hugo Brandt Corstius 52 romans van Simon Vestdijk op de achterpagina van het NRC Handelsblad, elke week één. Toen ’t Hart “De ziener” besprak, vergeleek hij deze roman met de novelle “Het rookoffer”, een verhaal dat Tessa de Loo in 1987 als boekenweekgeschenk had geschreven en dat thematisch met Vestdijks roman verwant was. Weliswaar was De Loo’s novelle explicieter, maar ’t Hart meende toch dat “De ziener” veel beter geschreven was en vooral het thema veel diepgaander behandelde. Onlangs beweerde Harry Mulisch in een interview in Humo dat Vestdijk niet meer gelezen wordt omdat hij “te mechanisch” schreef. Maar dat verwijt is al even ten onrechte als dat van zijn veronderstelde “cerebraliteit”. Vestdijk verstond de kunst om de duistere kanten van de menselijke ziel te doorgronden en te beschrijven. De Fransen lezen hun Marcel Proust, de Duitsers hun Thomas Mann en de Russen hun Fjodor Dostojevski. Een klassiek auteur hoeft niet noodzakelijk een schrijver te zijn die je ongelezen laat. In Nederland en Vlaanderen zouden we er goed aan doen “onze” Simon Vestdijk niet alleen voortdurend te herdrukken en te verfilmen, maar ook werkelijk te ontdekken en te lezen.

Simon Vestdijk, “Drie grote romans: Het glinsterend pantser, Ivoren wachters, De Ziener”, De Bezige Bij, Amsterdam, 725 blz., 790 fr.

In november verschijnt bij Nijgh & Van Ditmar een herdruk in luxe-editie van de eerste vier “Anton Wachter”-romans: “Terug naar Ina Damman”, “De andere school”, “Surrogaten voor Murk Tuinstra” en “Sint-Sebastiaan”. Tot 1 januari 1999 kosten de vier boeken 1980 fr. en daarna 2500 fr.

In december verschijnt bij dezelfde uitgever het Vestdijk-Jaarboek 1998, onder de titel “Het Oog van de Meester”.

Jeroen Kuypers Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content