De herontdekking van Afrika

HET NIEUWE AFRIKA Mede dankzij de aanhoudende groei lijkt Afrika nu echt aansluiting te vinden bij de rest van de wereld. © Sven Torfinn/Panos

Vluchtelingenkampen, hongerbuiken en oorlog? Steeds meer Afrikanen leven in steden, winkelen in shopping malls en doen zaken via hun smartphone. Internationale bedrijven staan in de rij om een graantje mee te pikken. Knack nodigt u uit op verkenning in het moderne Afrika: van Congo, via Rwanda en Nigeria tot Ethiopië.

Clichés zijn hardnekkig. Na decennia waarin Afrika werd geteisterd door oorlogen, staatsgrepen, massaslachtingen, voedselschaarste en extreme armoede associëren de meeste westerlingen het werelddeel uitsluitend met doffe ellende. Dat beeld bevestigen hulporganisaties en media vaak nog steeds: de schijnwerpers weten Afrika vooral te vinden in tijden van rampspoed en oorlog, zoals recentelijk in Zuid-Sudan of de Centraal-Afrikaanse Republiek.

Inmiddels gaat het in veel opzichten juist steeds beter met het continent. Extreme armoede en hiv-besmettingen nemen in percentage af, handel – binnen Afrika en met andere werelddelen – neemt snel toe en de omvang van de middenklasse is volgens de meest optimistische criteria gegroeid tot meer dan driehonderd miljoen Afrikanen, bijna evenveel als in China of India (pessimisten komen nog altijd uit op zo’n honderd miljoen). Democratische machtswisselingen worden langzamerhand gebruikelijker en presidenten bekommeren zich behalve om hun eigen portemonnee ook in toenemende mate om die van hun landgenoten.

Buitenlandse ondernemers uit alle windrichtingen buigen zich over de kwestie hoe ze mee kunnen profiteren. Tot voor kort waren financiële analisten veelal negatief over de risico’s die activiteiten in Afrika meebrachten, nu zijn ze juist kritisch als grote ondernemingen nog géén ‘Afrikastrategie’ hebben ontwikkeld.

Voor snelle groei en hoge winstmarges moet je in Afrika zijn, zo weten veel westerse multinationals intussen. In Afrika geen stagnatie of recessie, maar groeicijfers van vijf of soms wel tien procent. In 2006 ontving het continent voor het eerst meer geld uit directe buitenlandse investeringen dan uit ontwikkelingshulp.

De huidige hoge prijzen op de wereldmarkt voor grondstoffen – Afrika bulkt ervan – betekenen voor veel landen een belangrijke duw in de rug. Mogelijkheden tot verbetering zijn er nog te over, maar steeds vaker vindt in Afrika zelf al enige waardetoevoeging plaats, bijvoorbeeld door koffiebonen te roosteren of olie te verwerken. Dat levert aanzienlijk meer op dan de kale export van ruwe producten. De gouverneur van de Congolese provincie Katanga, bekend om zijn bodemschatten, stelde zelfs een gedeeltelijk verbod in op export van onbewerkte grondstoffen.

Vooral de bouwsector profiteert mee met de groei: in razend tempo worden in veel landen wegen, luchthavens en spoorlijnen aangelegd en verrijzen er kantoor- en appartementencomplexen, waarbij de meeste bouwopdrachten naar Chinese bedrijven gaan. Overheden sluiten miljardencontracten af waar beide partijen in principe beter van worden, zoals onlangs in de Democratische Republiek Congo: China bouwt voor bijna 5 miljard euro aan infrastructuur en mag in ruil daarvoor het tienvoudige aan grondstoffen uit de bodem halen.

Continent van de hoop

‘Afrika staat nu bekend als het continent van de hoop’ zegt Afrikakenner Patrick Develtere, voorzitter van de koepel van christelijke werknemersorganisaties, het ACW. ‘Eindelijk hebben Afrikanen weer eens iets om trots op te zijn. Dat is al heel mooi.’ Zelf komt hij sinds 1982 met regelmaat op het continent en heeft hij veel zien veranderen. ‘Twintig, dertig jaar geleden zag je vrijwel alleen maar eenpartijstaten die op handelsgebied een exclusieve relatie met de vroegere koloniale meester onderhielden. Nu is er volop keuze.’

Een mijlpaal was de African Growth and Opportunity Act in 2000, een wet waarmee president Bill Clinton de handelsrelaties tussen de Verenigde Staten en Afrika wilde stimuleren. Develtere: ‘De Amerikanen beseften dat het rendement op investeringen in Afrika veel hoger lag dan elders. Nadien kwamen de Chinezen, Japanners, Turken en Brazilianen: iedereen heeft Afrika herontdekt.’

Toch blijft het de vraag of de groei ditmaal duurzaam is. Afrika heeft sinds de onafhankelijkheidsgolf ruim een halve eeuw geleden vaker oplevingen gekend, maar zakte daarna telkens toch weer diep weg. De relatief lange duur van de huidige bloei, al ruim vijftien jaar, het af-genomen isolement van het werelddeel en de daling van het aantal conflicten zouden erop kunnen wijzen dat Afrika nu echt aansluiting zal vinden bij de rest van de wereld.

‘Maar het blijft fragiel’, waarschuwt Koen Vlassenroot, directeur van de Conflict Research Group van de Universiteit Gent. ‘Economisch heeft Afrika nog een hele lange weg te gaan. Het Afrikaanse aandeel in de wereldhandel mag dan sterk zijn gegroeid, het is nog steeds niet meer dan een paar procent. Datzelfde geldt voor de hoge groeicijfers van het nationaal inkomen. Als je van bijna niets een beetje groeit, lijkt dat algauw spectaculair.’

Develtere heeft eveneens zijn bedenkingen, bijvoorbeeld over de robuustheid van de Afrikaanse middenklasse, waaronder volgens de Afrikaanse Ontwikkelingsbank iedereen valt die meer dan twee dollar per dag verdient. ‘Ik weet niet of u het al heeft ge- probeerd, maar ook in Afrika kunt u daar vrijwel onmogelijk van rondkomen’, zegt hij.

Afrika ten zuiden van de Sahara bestaat uit 49 verschillende landen, benadrukt vrijwel elke Afrikaspecialist. Het continent kent succeslanden die al langer op de goede weg zijn, zoals Botswana, Tanzania en in veel opzichten Rwanda, maar tegelijkertijd enkele die juist recentelijk in diepe crisis zijn beland, zoals Mali, Zimbabwe en Somalië. Zuid-Afrika, goeddeels een westers land, is al helemaal een geval apart en wordt in dit verslag buiten beschouwing gelaten.

1. KINSHASA

‘De vrijheid is adembenemend, maar de valkuilen zijn duizelingwekkend’, resumeert de Nederlandse ondernemer Roland Verbiest het zakenklimaat in de Democratische Republiek Congo (DRC). We treffen hem op het erf van het transportbedrijf dat hij drie jaar geleden oprichtte in de hoofdstad Kinshasa, met een kleine tien miljoen inwoners de tweede stad van Afrika. Een zandweg met diepe kuilen vol regenplassen leidt naar zijn terrein.

Van hier laat hij geïmporteerde vrachtwagens door grote delen van het immense land rijden. ‘Met sommige ritten kun je een kapitaal verdienen, maar andere keren wordt je waar gestolen, gaan je vracht-wagens kapot, of komen er ambtenaren op bezoek die een overtreding hebben geconstateerd. Die moet dan worden afgekocht. Dat maakt de zaken erg onvoorspelbaar.’

Congo is al decennialang een zorgenkindje en wordt tegenwoordig steeds vaker als failed state bestempeld, aangezien de autoriteit van president Joseph Kabila in grote delen van het land weinig voorstelt. Corruptie blijft een plaag, infrastructuur is er nauwelijks en in het Grote Merengebied in het oosten van het land woedt al jaren een sluimeroorlog, die volgens schattingen ten minste tweeënhalf miljoen mensenlevens eiste. Cijfers van het Internationaal Monetair Fonds bestempelen Congo als het armste land ter wereld, met een gemiddeld jaarinkomen van nog geen 200 euro.

Toch is dat niet het hele verhaal. Net als elders in Afrika is het financieel met veel Congolezen minder dramatisch gesteld dan de officiële cijfers doen vermoeden: de informele economie is enorm. Zo blijken miljoenen Congolezen sinds de opkomst van de mobiele telefoon genoeg geld te hebben voor het apparaat en de belminuten.

‘Het werk is niet om aan te slepen’, zegt Verbiest. ‘Deze markt opent zich nu vanuit Kinshasa naar een land zo groot als West-Europa. You’re part of history. Ik doe een transportroute waar nog niets is. Alleen al het vervoer van cement, meel, bouwmateriaal: daar kan ik nog honderd vrachtwagens inzetten.’

Een hoopgevende ontwikkeling is dat ondernemend Afrika niet alleen bestaat uit buitenlandse waaghalzen als Verbiest en andere ambitieuze vreemdelingen. Hoewel selfmade Afrikaanse zakenlieden nog dun gezaaid zijn, neemt hun aantal toe. Vaak beginnen ze als handelaar met enkele producten die ze zelf ophalen in China, waarna ze de winst investeren in een grotere bestelling.

Paul Kasembele (42) is zo’n zakenman. Op een zondagochtend ontvangt hij ons aan het zwembad van zijn buitenhuis in de glooiende, lommerrijke buurt Ma Campagne in Kinshasa, te midden van koloniale villa’s. Uit een van de vele kerken in de omgeving klinkt gospelmuziek en af en toe luid applaus, waarschijnlijk voor een kerkganger die de boze geesten van zich af heeft weten te schudden. Op de heuvel die de buurt domineert, hield dictator Mobutu Sese Seko, die het land tussen 1965 en 1997 met ijzeren hand regeerde, vroeger paleis.

Zonder rijke ouders of politieke connecties stortte Kasembele zich op de import van auto’s en motors. Hij begon bescheiden met afdankertjes uit Europa en verdient nu goed geld met gloednieuwe wagens en spotgoedkope motortjes uit China. Hij heeft de exclusieve rechten voor zijn land in handen op de invoer van het merk Lifan en is een regelmatige gast op het hoofdkwartier in de Chinese groeimetropool Chongqing.

‘Ook Afrikanen willen graag nieuwe auto’s en die uit China zijn het best betaalbaar. Ik heb mensen zien huilen omdat hun auto is gearriveerd’, zegt Kasembele, die in een rood-wit joggingpak doet denken aan een Amerikaanse sporter. ‘Particulieren hebben hier nooit nieuwe auto’s kunnen kopen, onder Mobutu niet en daarna ook niet. Zelfs al zou je hier 2500 euro per maand verdienen, dan zijn er nog geen banken om krediet te verlenen.’

Dat doet hij dan ook zelf, op basis van een salarisstrook en een garantie van de werkgever. Slechts twee keer werd hij opgelicht en ging hij voor een kleine tienduizend dollar de boot in. Daartegenover staan naar eigen zeggen tweeduizend verkochte auto’s en vijfduizend motors, met winstmarges van 25 à 30 procent.

Intussen kijkt Kasembele alweer verder dan alleen China. De motors van zijn auto’s komen uit Brazilië (voor 85 euro per stuk) en hij is ook al een aantal keer op een oriënterend bezoek geweest in het Turkse Istanbul, waar hij vooral gecharmeerd is van goedkope elektronica.

Zijn kinderen gaan naar school in België, maar handel met West-Europa vindt hij steeds minder interessant. ‘Ik vind het jammer dat er bij jullie nauwelijks valt te onderhandelen. Chinezen zijn stugge onderhandelaars; ze misleiden en dralen, maar uiteindelijk geven ze een goede korting. In Europa ontbreekt die flexibiliteit en daarmee prijzen jullie jezelf uit de markt’, luidt zijn oordeel.

2. KIGALI

Oprijzend Afrika dat zijn oude voogd Europa steeds minder nodig heeft: je ziet het niet alleen in de nieuwe handelsrelaties, maar ook in de toegenomen vliegverbindingen, een van de belangrijke groeimotoren voor het continent.

Terwijl Air France, British Airways en ook Sabena/Brussels Airlines decennialang woekerwinsten boekten op vluchten naar voormalige Europese koloniën, is de concurrentie recentelijk sterk gegroeid, waardoor reizigers goedkoper vliegen. Turkish Airlines heeft in korte tijd een uitgebreid netwerk op-gebouwd in Afrika en ook Royal Air Maroc, Egyptair en de maatschappijen uit de Golfregio vergroten de keuze.

Op onze reis naar Kigali, de hoofdstad van het bergstaatje Rwanda, vliegen we met Turkish Airlines, bijna twee keer goedkoper dan de concurrentie en vergelijkbare, zo niet betere service. Midden in de nacht landt de Boeing uit Istanbul in het land van de duizend heuvels (over nachtvluchten doen ze niet moeilijk in Afrika).

De eerste indrukken van de natie met als grootste claim to faim de genocide van 1994, zijn verbazingwekkend. Is dit wel Afrika? De luchthaven is misschien wat verouderd, maar goed verlicht, strikt op orde en efficiënt. De grenspolitie zal het niet in haar hoofd halen smeergeld te vragen, zoals collega-beambten in andere landen dat soms wel proberen.

Eenmaal in de taxi naar het hotel zien we helder verlichte straten en plantsoenen die zo keurig zijn aangeharkt, dat je je met een beetje fantasie in een andere bergstaat waant, Zwitserland. Rwanda kent een algeheel verbod op plastic zakjes – zwerfafval is een van de moderne plagen van Afrika – en boekt daarmee goede resultaten. Voor daklozen, bedelaars of criminelen is in Kigali al helemaal geen plaats (die worden naar heropvoedingskampen gestuurd in de provincie).

‘Dit is de enige plek op aarde waar ik mijn bejaarde moeder om twee uur ’s nachts naar de winkel zou sturen om een biertje te halen’, zo illustreert een westerse zakenman de veiligheidssituatie in een land waar de ene bevolkingsgroep (Hutu’s) de andere (Tutsi’s) nog geen twintig jaar geleden probeerde uit te roeien. Schattingen over het aantal dodelijke slachtoffers lopen uiteen tussen een half en een heel miljoen.

Op internationale zakelijke ranglijsten heeft Rwanda sindsdien reuzensprongen gemaakt. Het staat 49e op een corruptie-index van Transparency International, vóór landen als Tsjechië en Italië. Op een internationale ranglijst van de Wereldbank, die de bedrijfsvriendelijkheid peilt, staat Rwanda zelfs 32e, vóór België, Luxemburg en Frankrijk.

Het wirtschaftswunder van Rwanda is niet zonder schaduwkanten. Paul Kagame, de Tutsileider die in de nasleep van de genocide aan de macht kwam en sinds 2000 president is, duldt geen tegenspraak en heeft de pers en oppositie stevig aan banden gelegd. Verder is het een publiek geheim dat Rwandese rebellen helpen de instabiliteit in Oost-Congo in stand te houden, waardoor er makkelijk delfstoffen naar Rwanda kunnen worden gesmokkeld.

Dat neemt niet weg dat het bewonderenswaardig is hoe een land dat zo diep is gevallen, in korte tijd orde op zaken heeft weten te stellen en nu vaak als voorbeeld wordt genoemd voor andere naties. Uiteenlopende landen als Sierra Leone, Angola en Mozambique krabbelen na slepende en uiterst bloedige conflicten eveneens op naar een toekomst met meer welvaart. Het is illustratief voor de enorme veerkracht en overlevingskunst die Afrikanen ondanks alle tegenslagen telkens weer aan de dag weten te leggen.

3. LAGOS

Over overlevingskunst gesproken. We bevinden ons op een stadssnelweg aan de zijde van taxichauffeur Jerry, die zijn handen ten hemel heft. ‘Waarom schiep God mij als Nigeriaan?’ Zijn aftandse Mazda wordt voor de zoveelste keer af-gesneden, ditmaal door een brede terreinwagen. Hij vermijdt ternauwernood de vangrail.

‘Ik had als Brit op aarde moeten komen, ik ben een echte gentleman’, zegt hij. Onder luid getoeter drukt hij minuten later zelf met brede grijns een andere automobilist bijna de weg af. Trust Nobody, luidt de wijsheid op een tuktuk die we passeren.

Dit is Lagos, de economische hoofdstad van Nigeria, voor veel bezoekers synoniem met de hel op aarde. ‘U gaat naar Lagos? Bent u niet bang?’, vraagt een zakenman uit het gemoedelijke West-Afrikaanse staatje Burkina Faso tijdens een overstap in Casablanca. ‘Economisch schijnt het steeds beter te gaan, maar mij zul je daar niet zien.’

Lagos doet weinig moeite bezoekers in te palmen. Zelfs de rijkere stadsdelen Victoria Island, Ikoyi en Lagos Island hebben nauwelijks charme en de prijzen van hotels en horeca kunnen makkelijk rivaliseren met Parijs en Londen. De kwaliteit allerminst.

Een populaire vakantiebestemming zal Lagos derhalve niet snel worden, maar toch is de stad vrijwel onvermijdelijk voor eenieder met ambitieuze plannen in Afrika. In Lagos en Nigeria geldt namelijk de wet van de getallen. De stad vormt het hart van een stedelijke zone met zo’n twintig miljoen inwoners en is daarmee de grootste stad van Afrika. Het nationale inwonertal loopt inmiddels op richting 180 miljoen en daarmee is het eveneens verreweg het grootste land van het continent. Nu Nigeria langzaam maar zeker stabiliseert en welvarender wordt, betekent dat enorme potentiële consumentenmarkten.

Lagos is een van de schaarse Afrikaanse steden met een complex netwerk van snelwegen, maar toch staat het verkeer vrijwel altijd vast. Ervaren Lagosgangers plannen hun afspraken per dag uitsluitend in dezelfde buurt, anders verlies je telkens minstens twee uur en mag je blij zijn twee gesprekspartners op één dag te kunnen ontmoeten.

Tussen de files door verkopen jongens dvd’s met de laatste producties uit Nollywood, de bijnaam van de bloeiende Nigeriaanse filmindustrie. Langs de weg vind je filialen van de lokale fastfoodketens Mr. Biggs en Chicken Inn, waar hamburgers en gefrituurde kippenpoten te koop zijn.

Nigeria is booming, maar kampt nog steeds met een slecht imago. In Zuid-Afrika staan Nigerianen te boek als criminelen en drugsdealers en in Europa kennen we ze vooral van hun pogingen westerlingen op te lichten met valse e-mailberichten.

Bij aanvraag van een visum voor Nigeria word je trouwens ook naar een (vrij obscure) website verwezen, waar je online 88 dollar (65 euro) moet betalen voor het indienen van een aanvraag. Het zal toch niet…, denk je automatisch. Het blijkt echter het begin van een vrij eenvoudige en vlotte procedure, waardoor contant geld op wereldwijde Nigeriaanse consulaten niet in de verkeerde zakken kan verdwijnen. Ook binnenlandse vliegtickets van de grootste landelijke compagnie Arik Air kun je probleemloos online met creditcard aanschaffen.

Vanuit een kantoortje met tralies op Lagos Island, het oudste gedeelte van de stad en het financiële hart van Nigeria, kijkt Alhayi Yussuf Rasheed uit over een snelweg met lange files. Aan de overzijde van het eiland ligt de haven Apapa, waar honderden containers met goedkope producten uit China wachten op verspreiding in het land.

‘We maken een fenomenale groei door in Nigeria’, zegt de directeur van Trust Yield Securities Limited, dat advies geeft en effecten verhandelt op de Nigeria Stock Exchange. Die beurs behoorde de afgelopen twee jaar tot de snelst groeiende ter wereld. Rasheed: ‘De middenklasse stijgt snel en de koopkracht neemt toe. Lagos groeit als kool. En het krioelt hier van de Europeanen en Amerikanen die een graantje mee willen pikken.’

Maar Rasheed waarschuwt voor euforie. ‘Ons land kent nog steeds een wankel evenwicht’, zegt hij. Hij wijst op de aanhoudende aanslagen van de moslimfundamentalistische terreurgroep Boko Haram, waarbij in het noorden met regelmaat tientallen doden tegelijk vallen te betreuren.

Economisch blijft het land, zoals zoveel Afrikaanse landen, zeer afhankelijk van inkomsten uit grondstoffen, vooral olie. ‘Onze maakindustrie blijft erg zwak door gebrek aan opleiding en de concurrentie van goedkope smokkelwaar. Ook de stroomvoorziening blijft een groot probleem’, zegt hij.

Terug op de snelweg vertelt taxichauffeur Jerry hoe hij het lokale elektriciteitsbedrijf NEPA noemt: ‘Never Ever Power Again.’

4. ADDIS ABEBA

Na Nigeria is Ethiopië met bijna 90 miljoen inwoners het tweede land van Afrika. Het heeft de snelst groeiende economie van het hele continent, en is na China en India de derde groei-economie ter wereld. Het Britse weekblad The Economist verwacht tot 2015 een gemiddelde economische groei van ruim 8 procent, nadat de regering in de hoofdstad Addis Abeba de afgelopen jaren steevast ‘dubbele cijfers’ presenteerde.

In het straatbeeld van Addis, zoals de stad met ruim vier miljoen inwoners vaak wordt afgekort, is de tendens direct waarneembaar. Overal in het centrum staan betonnen geraamtes met steigers van houten takken: de kantoren van de toekomst. Wegen worden verbreed en van rioleringen voorzien en een Chinese constructiemaatschappij legt een netwerk aan van meerdere tramlijnen, die deels over een viaduct door het centrum lopen. Hernieuwde ingebruikname van de spoorlijn naar het kuststaatje Djibouti, ooit aangelegd door de Fransen, moet de hoofdstad van het kustloze land binnen enkele jaren eveneens extra adem geven.

In de buurten waar de nieuwe middenklasse woont en werkt, floreren goedkope restaurantjes en koffietentjes. Ethiopië kent een zeer levendige koffiecultuur, waarbij vooral macchiato en sterke kopjes espresso met veel suiker gretig aftrek vinden. Als enige land in Afrika ten zuiden van de Sahara is Ethiopië nooit gekolonialiseerd geweest, maar een kortstondige bezetting (1936-1941) onder de fascistische Italiaanse leider Benito Mussolini heeft wel sporen nagelaten.

Ethiopië moest van ver komen. Na de val van de despotische keizer Haile Selassie in 1974 viel het ten prooi aan een minstens even autoritair communistisch regime, dat de economie vrijwel integraal nationaliseerde. Honderden rammelende blauwe Lada-taxi’s en een sociaal-realistisch monument met rode ster in het hart van de stad herinneren aan die periode. Ethiopië groeide in de jaren zeventig en tachtig uit tot hét symbool van slecht bestuur, honger en ellende in Afrika.

De afgelopen twee decennia is de economie langzaam geopend. Onder toeziend oog van een speciaal overheidsagentschap worden elk jaar tientallen staatsbedrijven per veiling te koop aangeboden aan private klanten uit binnen- en buitenland, wat de staat vele miljarden heeft opgeleverd.

Alleen enkele strategische sectoren, zoals het bankwezen, telecom en de succesvolle luchtvaartmaatschappij Ethiopian Airlines zijn nog niet vrijgegeven. Als gevolg daarvan is het voor onder-nemers buitengewoon lastig om aan krediet te komen en ligt het mobiele netwerk van de nationale aanbieder regelmatig vele uren achter elkaar plat.

Ondanks dergelijke obstakels voor verdere groei heeft Ethiopië het buurland Kenia recentelijk verdrongen als vijfde economie van het continent en geldt het nu juist als boegbeeld van ‘opkomend Afrika’.

‘Het is de eerste keer dat we zelf kunnen kiezen met wie we samenwerken’, zegt Abiy Demilew Tefera, een journalist die werkt aan een boek over globalisering vanuit Afrikaans perspectief. ‘In de Koude Oorlog was de keuze tussen Oost en West, maar met die keuze kwam een hele formule. De dominantie van ideologie heeft nu plaatsgemaakt voor economie en het menu is à la carte. De ene keer kiezen we voor China, de andere keer de Europese Unie en dan weer de Verenigde Staten of Brazilië.’

Om echt verder te komen in de vaart der volkeren zal het land snel moeten veranderen van een overwegend agrarische samenleving in een geïndustrialiseerd land. Plannen in die richting zijn verder gevorderd dan elders in Afrika, maar vooralsnog vertegenwoordigt de industrie slechts vier procent van het nationaal product.

De Koreaanse technologiegigant Samsung overweegt echter in de nabije toekomst een fabriek te openen en de Zweedse textielreus H&M heeft eveneens vergevorderde plannen. Lokale media melden dan ook trots dat Ethiopië met slechts drie andere Afrikaanse landen op een lijst prijkt van zestien landen die naar verwachting industriële arbeidsplaatsen van China kunnen overnemen, nu de lonen daar snel stijgen.

Addis Abeba leeft. ’s Ochtends vroeg, nog voor zonsopgang, is de stad het terrein van honderden joggers, van wie sommigen ongetwijfeld de droom koesteren in de voetsporen te treden van de levende hardlooplegende Haile Gebreselassie, tegenwoordig gevierd zakenman. Niet veel later nemen mannen in pak en vrouwen op hakken de stad over, op weg naar hun kantoor. Vaak laten de mannen nog even hun schoenen poetsen bij de talloze jongens die dat op de stoep aanbieden.

Bij het vallen van de avond staan er rijen bij de verschillende theaters en bioscopen in de binnenstad, net als in de hoger gelegen buurt die bekendstaat als Piazza. Even verderop doen cafeetjes en dansclubs goede zaken.

Welkom in het moderne Afrika.

DOOR OLIVIER VAN BEEMEN

‘De ene keer kiezen we voor China, de andere keer de Europese Unie en dan weer de Verenigde Staten of Brazilië.’

‘Deze markt opent zich nu vanuit Kinshasa naar een land zo groot als West-Europa. You’re part of history.’

Een populaire vakantiebestemming zal Lagos niet snel worden, maar de stad is vrijwel onvermijdelijk voor eenieder met ambitieuze plannen in Afrika.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content