Op 3 december 1967 transplanteerde Christiaan Barnard voor het eerst een menselijk hart. De ingreep was niet zo revolutionair als werd gedacht, maar hij bezorgde de Zuid-Afrikaanse “snydokter” (lees: chirurg) wel een acute aanval van wereldroem.

Het was zomer in Kaapstad. De zon scheen, het was een prachtige dag. Ze zat te zingen op de achterbank. Toen ze trek kreeg in een stukje cake, parkeerde haar vader de auto langs Main Road. Kon ze snel even naar de bakker aan de overkant.

Maar die wagen had ze niet zien aankomen. De klap was fataal: haar bekken verbrijzeld, haar hersens onherstelbaar beschadigd. Alleen het hart van de 24-jarige Denise Darvall klopte nog. Dat deed het de volgende ochtend nog steeds: in de borstkas van de 55-jarige Louis Washkansky.

De hele nacht hadden Christiaan Barnard en zijn dertigkoppige team doorgewerkt. Toen de snydokter het “schenkhart” uiteindelijk had overgeplant, werd het stil in de operatiezaal. Er waren een paar elektroshocks nodig voor het begon te pompen. Barnard verbrak de stilte met de woorden: “Jezus, dit gaan werk!”. Het was zondag 3 december 1967, acht minuten voor zes in de ochtend.

Louis Washkansky stond al weken ten dode opgeschreven. Zijn hart kon het elk moment begeven. Maar dokter Barnard was klaar voor de eerste menselijke harttransplantatie, hij wist hoe het moest. En hij wilde de primeur. Het wachten was op een donor. Toen die zaterdag het telefoontje kwam – dat een jonge vrouw met de juiste bloedgroep hersendood was, maar in “leven” werd gehouden aan het beademingstoestel -, wist hij dat zijn moment gekomen was. Om middernacht gaf vader Darvall zijn toestemming: “Als u mijn dochter niet meer kunt helpen, probeer dan iemand anders te redden.” Barnard had al heel wat ervaring met openhartoperaties. Ook het transplanteren had hij in de vingers. Maandenlang had hij de nieuwste technieken uitgeprobeerd op tientallen straathonden, waarvan overigens geen enkele zijn experimenteerzucht had overleefd. In de VS zat dokter Norman Shumway, bij wie Barnard zich tijdens zijn opleiding tot chirurg was gaan bekwamen, op hetzelfde spoor. Maar Shumway verloor de race van zijn beste leerling: hij deed “het” voor het eerst op 8 januari 1968.

In medisch opzicht was de ingreep niet het huzarenstukje dat de pers ervan maakte. Nieren werden al sinds 1954 met succes overgeplant. Ook de eerste levertransplantatie was al geschiedenis. Maar met deze operatie schrééf Barnard geschiedenis. “Omdat het hart nu eenmaal een speciale betekenis heeft”, relativeerde hij zelf. “Je kunt zeggen: ik hou van je met hart en ziel. Maar niet: ik hou van je met lever en ziel. Hoewel het enige verschil is, dat we het hart voelen reageren op emoties. Terwijl het gewoon een pomp is.”

Op zaterdag was Barnard nog gewoon een chirurg. Op maandag was hij wereldberoemd. En de verlosser in wie terminale hartpatiënten hun hoop stelden. De wachtlijsten waren lang, de vraag naar donorharten groeide recht evenredig. Waar men reed langs Zuid-Afrikaanse wegen, kwam men de stichtende boodschap tegen: “Rijd voorzichtig, Barnard wacht!” De kritiek bleef niet lang uit. Oké, Barnard had een knap kunstje vertoond, maar – oordeelden sommige van zijn vakbroeders – het was te vroeg. Er werden niet alleen ethische vragen gesteld omtrent de “jacht op donors” en het moment waarop iemand officieel “dood” mocht worden verklaard; Barnard had, zo luidde het, ook valse verwachtingen geschapen. De ingreep op zich was weliswaar een stap vooruit, maar een langer leven kon Barnard niemand garanderen.

Louis Washkansky kreeg met zijn nieuwe hart welgeteld achttien dagen uitstel van executie. Hij stierf nog voor hij het Groote Schuur Ziekenhuis kon verlaten. Doodsoorzaak: longontsteking.

KIEZEN TUSSEN KOGEL EN STROP

Het lichaam wordt niet straffeloos om de tuin geleid. Toch is dat precies wat na een orgaantransplantatie gebeurt. Een vreemd orgaan wordt als “vijandig” weefsel geïdentificeerd, en dus treedt het afweersysteem in actie. Om te voorkomen dat het nieuwe orgaan wordt afgestoten, moet dat immuunsysteem worden onderdrukt. Dat betekent: levenslange medicatie. En dus: een verhoogde kans op allerlei infecties – zoals die longontsteking bij Washkansky.

De tweede patiënt van Barnard hield langer stand: de zestigjarige Philip Blaiberg werd enkele weken na de operatie in goede gezondheid uit het ziekenhuis ontslagen. Maar twintig maanden later was het voor hem ook afgelopen. “Natuurlijk is een harttransplantatie maar een lapmiddel”, verdedigde Barnard zich. “Maar als men zegt dat ik er daarom beter mee kan stoppen, word ik ‘baaie boos’. Mijn doel is niet het leven te verlengen, maar de kwaliteit ervan te verhogen.” Hij meende het. Al heette zijn andere, minstens even belangrijke doel: scoren. Hij was de eerste geweest, en hij wilde ook de beste zijn. In 1975 bekende hij zelfs: “Soms vraag ik me wel eens af wat ik nu het belangrijkste vind: de patiënt of mijn totaalresultaat. Thuis kreeg ik vroeger altijd op mijn donder als ik niet de beste van de klas was. En nu vind ik het verschrikkelijk om een patiënt te verliezen. Maar er komt nog iets anders bij: het haalt mijn zakelijke totaalresultaat naar beneden en dat kan ik niet verwerken.”

Na Louis Washkansky zou Barnard nog 57 mensen van een nieuw hart voorzien. Eind 1977 hanteerde de toen 54-jarige hartsnydokter voor het laatst het scalpel. Artritis: de handen wilden niet meer mee. Maar hoewel de transplantatie overal ter wereld vrij snel een routineklus was geworden, heeft hij – behalve de primeur – ook nog altijd de “recordpatiënt” op zijn naam staan: Dirk Van Zyl, goed voor welgeteld 23 jaar en 57 dagen met een ruilhart.

Dat moet een gelukstreffer geweest zijn, want de gemiddelde levensverwachting na een operatie bedroeg aanvankelijk niet meer dan vier maanden. De levenslange medicatie om het afweersysteem te onderdrukken, maakte het lichaam te kwetsbaar. Pas in 1983 zorgde het product cyclosporine, dat veel “gerichter” werkte, voor een doorbraak en namen de overlevingskansen op lange termijn spectaculair toe. Tussen 1967 en 1999 zijn al tienduizenden harten van eigenaar verwisseld. De gemiddelde extra levensduur is sinds 1983 met ruim tien jaar toegenomen.

Geconfronteerd met de belabberde “scores” uit de beginjaren, vergeleek Barnard de keuze voor een harttransplantatie met het volgende dilemma: “Iemand staat op het schavot met de strop al rond zijn nek. Nu zeg je tegen hem: we zullen je niet ophangen. Je mag tweehonderd meter verderop gaan staan en we zullen iemand vragen om één kogel op je af te vuren. Veel kans om dat te overleven heb je niet, maar het is alleszins beter dan de strop.” Toen een journalist hem eens vroeg hoe ver de medische stand kon, en mocht, gaan in het spel met leven en dood, zei hij: “De enige beperking van de mens is zijn fantasie.”

Eerzucht, prestatiedrang, altijd de beste willen zijn: het was Barnard met de paplepel ingegoten. Vader was een gereformeerde dominee die in het dorre dorpje Beaufort West de boodschap verspreidde onder de plaatselijke kleurlingen. Moeder was lerares en bespeelde tevens het orgel tijdens de diensten van haar man. De armoede die het gezin leed, moest en zou de drie zonen later bespaard blijven. De jonge Christiaan was niet alleen de primus perpetuus; hij won, onder druk van zijn moeder, ook de tenniskampioenschappen op school. Bij wijze van kleurrijk detail voegde Barnard daar later graag aan toe dat hij speelde met karton in zijn schoenen, om de gaten in de zolen te dichten.

Een leven als een weekendfilm, kortom. Met – jazeker – functioneel naakt. Want van de sensationele wending die zijn bestaan weldra zou nemen, kan Barnard die bewuste decembernacht aan de operatietafel zelfs in zijn wildste fantasieën niet hebben gedroomd.

VAN HARTCHIRURG TOT HARTENBREKER

Pas op 11 februari 1990, bij de vrijlating van Nelson Mandela, streek de wereldpers nog eens zo massaal neer in Zuid-Afrika als toen die week in december 1967. De krantenkoppen ronkten om ter hardst, Time zette hem op de cover en ook voor de boulevardpers kon het niet op. Dat ze dat nog mochten meemaken: deze “briljante hartchirurg” had niet alleen een “historische medische doorbraak” geforceerd, hij zag er bovendien uiterst patent uit. “Tja, als ik een kalend oud mannetje was geweest met dikke brillenglazen, zou ik nooit die aandacht hebben gekregen”, zei Barnard ooit. “Maar ik was 45 en een man in de bloei van zijn leven.”

Van overal ter wereld stroomden de uitnodigingen binnen: lezing hier, interview daar, audiëntie bij de paus, te gast bij het vorstenpaar in Monte Carlo… Barnard werd geadopteerd door de jetset en gooide zich voluit in het betere partycircuit; een cocktailglas in de ene, een schoonheid (v) aan de andere hand. Toen zijn vrouw Louwtjie na drie jaar van liederlijkheid de scheiding aanvroeg wegens “kwaadwillige verlating”, kopte ’s werelds roddelpers vrijwel unaniem: “Van hartchirurg tot hartenbreker!”. Zelden lag een titel zo voor het oprapen.

Barnard was een vette kluif voor de bladen. Hij “danste urenlang met prinses Gracia“, hij werd “gesignaleerd aan de zijde van Sophia Loren“, hij “rookte marihuana met Peter Sellers“. En hij “beleefde een passionele nacht met Gina Lollobrigida“. Vooral dat laatste verhaal is te mooi om onverteld te laten. Voor wat het waard is, dat spreekt vanzelf.

Barnard was in Rome te gast op een party te zijner ere. La Lollobrigida was er ook. Het “klikte meteen” tussen de diva en de dokter. Ze nam hem mee naar haar flat, trakteerde hem eerst op een bord spaghetti en daarna op haar lichaam. ’s Ochtends wekte ze hem met een glas champagne en voerde ze hem terug naar zijn hotel. Tijdens die rit droeg ze een bontjas met daaronder – wij citeren de roddelkolommen: niets. Over wat volgde, spreken de bronnen elkaar tegen. Volgens Lollobrigida zou Barnard haar een aanzoek hebben gedaan, dat zij beleefd maar beslist van de hand wees. Volgens Barnard zou Lollobrigida hem nog vele maanden zijn blijven bestoken met smachtende brieven en telefoons. Maar, zoals de in glamour badende dokter destijds placht te verklaren: “Als ik een vrouw veroverd heb, schrijf ik haar af. Echt sentiment is mij vreemd.” In 1988, toen “de onverbeterlijke rokkenjager” – zoals hij in de gespecialiseerde pers heette – “het geluk en de rust had gevonden in de armen van zijn derde vrouw”, vatte hij zijn jaren van plezier als volgt samen: “Ik was als een kerel die zijn hele leven honger had geleden en plotseling voor een met voedsel gevulde tafel zat. Ik ben ook maar een mens en ik ben zeer, zéér heteroseksueel. Ik hou van vrouwen, zij zijn het mooiste wat God ooit heeft geschapen.” Maar terzake: ook in die swingende periode bleef Barnard zijn medische scheppingsdrang botvieren.

HET SIAMESE EXPERIMENT

Toen het hart van Denise Darvall werd weggenomen, had de dood een nieuwe definitie gekregen. Voordien trad de dood officieel in bij hartstilstand. Sindsdien is het stilvallen van de hersenfuncties het criterium: een donorhart moet immers nog kloppen wanneer het wordt verwijderd. Probleem is dat het precieze moment waarop een patiënt gevoeglijk mag worden opgegeven, niet altijd zo duidelijk was eind jaren zestig. Sommigen pleitten voor een wachtperiode van een etmaal. Barnard vond dat overbodig. Ging hij zogezegd overhaast te werk? Barnard tilde er niet zwaar aan.

De ethische commissies moesten nog worden uitgevonden. En de toestemming van de ziekenhuisdirectie had Barnard al evenmin nodig: “Ik maakte zelf uit wat ik deed. Als er toen een ethische commissie was geweest, had ik die eerste transplantatie nooit mogen uitvoeren. Zodra het achter de rug was, ben ik de directeur gaan vertellen wat ik gedaan had. Zo ging dat toen.” Hij citeerde graag Confucius: “Elke reis begint met de eerste stap. Wie die niet zet, vertrekt nooit.” In 1974 zette Barnard een volgende stap: hij plantte het hart van een 10-jarig meisje in de borstkas van een 58-jarige man in. Maar het hart van de man bleef op zijn plaats: een deel van de zieke linkerwand werd weggehaald en wat overbleef, verbonden met de linkerboezem van het ruilhart. Deze zogenaamde “heterotrope” operaties leverden letterlijk dubbelhartige patiënten op. In 1984 ging Barnard nog een stap verder: onder zijn supervisie (zijn handen stonden inmiddels stijf van de reuma) werd het hart van een zeven maanden oude baviaan verbonden met dat van een pasgeboren baby. Het kind overleefde de ingreep maar drie weken.

De Siamese operaties deden de kritiek nog aanzwellen: Barnard bedreef “experimentele geneeskunde” en was veel te “eigengereid”. De Zuid-Afrikaanse Maatschappij voor Geneeskunde heeft hem zelfs een paar keer willen schorsen, ook al omdat Barnard volgens sommigen de medische geheimhouding schond door te veel details te verschaffen aan de pers. De pers: het was zijn natuurlijke bondgenoot. Journalisten beschouwden – en beschouwen – hem als een orakel.

Vraag (in De Standaard Magazine, oktober 1996): of hersentransplantaties ooit zullen kunnen? Antwoord: “Nee. En overigens zou niet degene die de hersens levert de donor zijn, maar wel degene die het lichaam levert. Het resultaat zou niet een mens zijn met een nieuw stel hersens, maar een mens met een heel nieuw lichaam.”

Vraag (in De Huisarts, januari 1997): of hij heil ziet in het gebruik van dierlijke organen, om het nijpende donortekort op te vangen? Antwoord: “Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat we binnen enkele jaren harten van transgene varkens zullen gebruiken.”

Vraag (aan zichzelf gesteld in zijn autobiografie The Second Life, 1993): hoe hij nu terugkijkt op zijn baviaanexperiment? Antwoord: “Ik zou zelfs geen hogere primaat meer doden om een menselijke patiënt te redden.”

Christiaan Barnard: erg schrander, maar consequentie is nooit zijn grootste deugd geweest.

APARTHEID ALS EEN HONDENSTAART

“Ik heb dan wel geprotesteerd waar ik kon, maar ik heb mijn nek niet uitgestoken”, zei Barnard in De Standaard Magazine van 18 oktober 1996. “Dat kun je op het negatieve conto van mijn leven schrijven.” Barnard en apartheid: een hoofdstuk – euh – apart. Talloze keren heeft hij zich in de loop der jaren uitgesproken over het voormalige regime in Zuid-Afrika. Aanvankelijk ontweek hij alle vragen in die richting, maar uiteindelijk moest hij voor de bijl.

Allereerst: de praktijk. Barnard is altijd een tegenstander geweest van medische apartheid: hij redde blanke levens met zwarte harten en omgekeerd. Het voorschrift dat zwart en blank in aparte zalen moesten liggen, lapte hij eveneens aan zijn laars.

Maar dan: de theorie. Dat lag iets moeilijker. Een goed systeem was het niet, gaf hij begin de jaren zeventig al toe, maar hij zag niet zo meteen een beter alternatief. In 1975 zei hij in Parijs: “Vrijheid is een voorrecht, geen noodzaak. Daarom mag vrijheid niet gegeven worden aan enkelingen of groepen van enkelingen als zij nog niet rijp genoeg zijn om ze welbewust te gebruiken.” Een democratie naar westers model vond hij geen oplossing. Tot in 1982 verzette hij zich tegen het “één man, één stem”-systeem.

Barnard herzag zijn mening toen het ancien regime van Pik Botha begon te kraken. In 1989 vergeleek hij de afschaffing van apartheid met het inkorten van een hondenstaart: “Dat moet niet stukje voor stukje, maar in één keer. Aan de apartheidswetten kan niet hier en daar worden gesleuteld, ze moeten voor het oog van de wereld in één keer worden afgeschaft.” Toch noemde hij Mandela aanvankelijk “een fanatiek staatsman en daarom een slecht politicus”.

Vandaag staat Barnard in eigen land, samen met Nelson Mandela, bovenaan de lijst met populairste Zuid-Afrikanen aller tijden. De ex-president noemde hem onlangs “een van de beroemdste ambassadeurs van Zuid-Afrika” en gaf Barnard zelfs een belletje toen die twee jaar geleden 75 werd. “Typisch Mandela”, lachte Barnard. “Mensen die tijd nemen voor de kleine dingen in het leven, zijn de enigen die grote zaken kunnen verwezenlijken.”

EEN STERK VERHAAL NA DE JACHT

De Nobelprijs voor geneeskunde heeft hij – terecht – nooit gekregen. En die voor literatuur zit er ook niet in: de medische thrillers (zie onder meer: “De Donor”, Bzztôh, 1996) die hij de laatste jaren schrijft, stellen niet veel voor. In zijn non-fictionele geschriften verdedigt hij steeds nadrukkelijker het recht op genadedood (lees: euthanasie): “Ik geloof niet dat zinloos lijden deel uitmaakt van Gods definitie van het leven. Een terminale patiënt die dag en nacht in zijn bed ligt te kronkelen van de pijn, leidt een leven gecreëerd door de geneeskunde – niet door God.” Naar eigen zeggen heeft hij zich vooral om financiële redenen aan de schrijverij begeven. Want echt rijk heeft het scalpel hem niet gemaakt: als chirurg in het Groote Schuur Ziekenhuis heeft Barnard er nooit een privé-praktijk op na gehouden. En in het lezingencircuit heeft hij nooit de Kissinger-status bereikt. Had hij maar moeten ingaan op het voorstel dat de vermaarde en succesvolle sportmanager Marc McCormack hem in 1969 deed: “Ik zorg ervoor dat je rijk wordt.” Barnard dacht: daar zorg ik zelf wel voor.

Met alle gevolgen van dien. In 1986 schudden velen meewarig het hoofd toen hij zijn naam verbond aan Glycell, een gamma antiverouderingsproducten dat na een jaar van de markt werd gehaald wegens totaal geen effect. Inzake beleggingen struikelde hij ook geregeld over zichzelf: hij kocht twee verliesgevende boerderijen en dito restaurants. Voor de handschoenen die hij nu bijna 32 jaar geleden droeg, werd hem ooit 50.000 dollar geboden. Helaas: hij had ze na de operatie meteen in de vuilnisemmer gekieperd.

Anno 1999 runt Barnard (76, getrouwd, twee jonge kinderen uit zijn derde huwelijk) een lucratieve “game farm” en “hunting lodge” in zijn Zuid-Afrikaanse geboortestreek. Met de slogan “A Unique African Adventure” heet hij u welkom op zijn website (http://www.christiaanbarnard.co.za/home.html). U kunt er logeren en – voor zover u daar zin in zou hebben – een dier naar keuze doodschieten. De prijslijst (niet op de website, wel verkrijgbaar voor wie zich voordoet als geïnteresseerde) vermeldt onder andere: 200 dollar voor een impala, 700 dollar voor een wildebeest, 820 dollar voor een zebra. Let wel: alle prijzen zijn exclusief 14 procent BTW. De dagprijs voor de huur van een geweer: 45 dollar. En mocht u de droom koesteren om ooit een van de Big Five (leeuw, luipaard, buffel, olifant, neushoorn) neer te leggen, kan ook dat geregeld worden. Uiteraard voor zover de “jaarlijkse quota” dat toelaten.

Als u het treft, is dokter Barnard zelfs hoogstpersoonlijk aanwezig. En dan vertelt hij u bij het knetterende haardvuur zijn sterkste verhaal. Het begint op zaterdagmiddag, 2 december 1967. Het was zomer in Kaapstad.

Volgende week: Chili.

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content