De dioxinecrisis en het groene verkiezingssucces: de Boerenbond is dubbel getroffen. Een gesprek met BB-voorzitter Noël Devisch.

Er was een tijd dat de Boerenbond almachtig leek. Hij was stevig ingebed in een economische groep met bank, verzekeringsmaatschappij en aan- en verkoopcentrales. Met de steun van de CVP en de zegen van de bisschoppen bepaalde het boerensyndicaat ’s lands landbouwbeleid. Die tijd is voorgoed voorbij. De landbouwsector is veranderd, Europa kreeg het voor het zeggen, de grenzen staan open voor invoer, de voeding is een industrie geworden, de stadsmens vlucht naar het platteland en milieu en natuur zijn moderne maatschappelijke waarden geworden.

De Boerenbond van voorzitter Noël Devisch is nu een echte vakbond, die zestig procent van de landbouwers vertegenwoordigt en nog iets meer in de Duitstalige regio – de Alliance Agricole bezet het Waalse landsdeel. De organisatie heeft zich aangepast aan het dalende belang van de landbouw in de economie. Ze is bovendien een schietschijf voor alle groenen. Zo viel de dioxinecrisis de Boerenbond op zijn dak. En dubbel getroffen was de organisatie na de verkiezingen, met het eclatante succes van de groene partijen. Noël Devisch, die ook voorzitter is van het Europees Groen Front, is er niet goed van.

Noël Devisch: Ongelooflijk, de dioxinecrisis leek onze schuld. Wij werden haast als gifmengers voorgesteld. Hoewel wij helemaal niet op de hoogte waren van wat er was gebeurd.

Dat gelooft niemand.

Devisch: Nee. Het kan toch niet Devisch dat gij dat niet wist, zeggen zij mij. Ik kan het maar niet duidelijk maken. Het is ook niet normaal dat wij het niet wisten. Maar de pluimveehouders dachten dat zij een ziekte in de stallen hadden en lopen daar niet mee te koop. Het verbaasde ons dat minister Karel Pinxten noch zijn administratie ons hebben ingelicht – wij hadden in een vroeg stadium misschien mee voor een oplossing kunnen zorgen. Ik viel uit de lucht toen de radio mij om een commentaar vroeg.

De kritiek slaat niet zozeer op de dioxine-affaire zelf als wel op het feit dat u een landbouwsysteem steunt dat zulke incidenten mogelijk maakt.

Devisch: Ik voel mij daar persoonlijk door geraakt. De verkiezingsuitslag, die in het teken staat van de dioxinecrisis, is ook een protest tegen de productiemethodes in de landbouw en aangezien wij die verdedigen, ook tegen ons. Men zegt nu dat wij geen controle in de landbouw wensen. In 1992 al heb ik samen met Paul De Keersmaeker, die toen voorzitter was van de voedingsfederatie, eerste minister Jean-Luc Dehaene een ontwerp voorgelegd voor een eengemaakt controlesysteem. De socialisten wilden het toen niet, omdat ze vreesden hun traditionele Volksgezondheid te verliezen. Na de vleescrisis in 1997 ben ik opnieuw bij de premier geweest, met een voorstel voor een onafhankelijk controlesysteem voor de hele voedingsindustrie. Wij steunden ook het wetsvoorstel-Brouhns. Er moet één controledienst komen, onder het gezag van de eerste minister, en een internationaal iso-controleorgaan moet over de kwaliteit van het werk waken. Wij gaan dat opnieuw vragen in ons memorandum aan de nieuwe regering. De controle is zeer belangrijk, het imago van onze producten hangt ervan af.

Door de nauwe contacten met de CVP wordt u ervan verdacht het landbouwbeleid te sturen.

Devisch: De CVP is onze bevoorrechte partner, dat is juist. Maar met de vakbond en het ziekenfonds is de verzuiling bij de socialisten veel sterker. Wij infiltreren de kabinetten niet, wij hebben slechts één halftimer, op het kabinet van de Vlaamse minister Theo Kelchtermans. Natuurlijk ontmoeten wij de minister van Landbouw geregeld en hebben we goede contacten met de administratie, zoals alle landbouworganisaties. Wij werken immers voor dezelfde cliënteel. Bovendien heeft de overheid onze technische kennis nodig.

Kennis is macht.

Devisch: Daar hoeven wij ons niet voor te schamen. Alle Europese collega’s werken op dezelfde manier. Met landbouw gaat dat niet anders dan met de middenstand, die ook met de minister en de administratie samenwerkt. Men stelt het soms voor alsof wij onze macht gebruiken ten nadele van de samenleving, uit eigen corporatistisch belang. Dat is verschrikkelijk, dat kan toch niet de roeping van de Boerenbond zijn.

De belangen van de commerciële nevenorganisaties zouden zwaarder kunnen wegen dan die van de boeren.

Devisch: Ik ben hier tien jaar, in die periode bestaat er geen enkel voorbeeld van iets waar wij tegen de boeren zouden hebben gekozen. Wij worden wel door die ondernemingen gesteund, gelukkig maar, anders zouden de bijdragen voor onze leden onbetaalbaar zijn. Maar onze structuren zijn zo aangepast dat er geen belangenvermenging kan zijn. Van de 22 leden in het hoofdbestuur zijn er 19 boer of boerin. Dat was vroeger inderdaad wel anders.

De Boerenbond beweerde dat de politieke behandeling van de dioxinecrisis meer onheil veroorzaakte dan de crisis zelf.

Devisch: Het dioxineprobleem is ongelooflijk overdreven. Er is niemand gestorven, zelfs niemand is ziek geworden. Aan de vooravond van de verkiezingen hebben de media dat fel uitvergroot. Men was geschokt omdat de indruk bestond dat het niet aan het licht mocht komen. De politiek volgt natuurlijk. Ook de Europese Commissie had het probleem iets rustiger kunnen aanpakken. Commissaris Emma Bonino voor Consumentenzaken, die in Italië herkozen moest worden, is echt uit de bol gegaan. Vergelijk het met de aanpak van het probleem bij Coca-Cola. Er was bij de kippenboeren inderdaad een probleem. Maar alle analyses nu zijn gunstig en bij varkens en melkvee zal men geen problemen vinden. De schade die aan de sector is toegebracht, is enorm. Europese landen weigeren zelfs Belgische tomaten en aardbeien en nog andere producten die helemaal niets met de dioxinecrisis te maken hebben.

Niettemin zit de landbouw in het defensief. De bevolking is ongerust na de gekke koeien, de antibioticavarkens en nu de dioxinekippen.

Devisch: Het is een paradox. Voedsel was nog nooit zo veilig, de mensen leven trouwens veel langer dan vroeger. Hetdioxineprobleem is ontdekt omdat wij over betere meetmethodes beschikken, vijf jaar geleden zou dat niet het geval geweest zijn. Of het vroeger voorkwam? Het kan niet anders dan een ongeval geweest zijn. Er is toch geen voederleverancier die de dieren van zijn klanten wil doden. Ons vak kent geen zero-risico. Een ongeval kan gebeuren. Maar een betere controle moet ons in staat stellen het probleem te ontdekken en te neutraliseren voor het in de voeding komt. Wij hebben bovendien een crisismanagement nodig, dat is er nu niet.

De boer verliest zijn zelfstandigheid. Kippenkwekers en varkensboeren werken in dienst van de voederindustrie.

Devisch: Die integratie is niet de schuld van de Boerenbond. Wij hebben daar kritiek op. De greep van de voederindustrie op de landbouw is te groot. Er mogen prijsafspraken zijn, maar dat de boer loonwerker wordt voor de industrie gaat té ver. Wij blijven vechten voor het zelfstandige bedrijf. Integratie van de boer in de voedselindustrie om kwaliteitsredenen – de integrale ketenbewaking – is iets heel anders. Die integratie komt de consument ten goede en heeft niks te maken met de veevoederfabrikanten, die alleen zoveel mogelijk voer willen verkopen.

Zal het groene signaal van de kiezer het leven van de Boerenbond bezwaren? Men zal voortdurend met milieu-eisen komen aandragen.

Devisch: Er komen nieuwe accenten. Wij zijn zelf redelijk bezig met biologische landbouw. Maar dat biedt geen oplossing, het is slechts een marktsegment. Nu is vijf procent van de productie biologisch, dat kan naar vijftien procent groeien. Naarmate de welstand stijgt, is er een grotere bevolkingsgroep die zich selectief wil voeden. Het zou verkeerd zijn als de traditionele productiemethodes van de landbouw ter discussie worden gesteld. Bovendien is de economische draagkracht zeer beperkt. Vlaanderen kan de landbouw geen strengere eisen opleggen dan elders in Europa, het gaan om één markt.

De groene opstoot is niet typisch Belgisch. In de Duitse en de Franse regering zitten groene ministers. Krijgt dat gevolgen op het Europees landbouwbeleid?

Devisch: Er komt een kentering, vooral omtrent strengere controlesystemen. Een wijziging in de productiemethodes van de landbouw komt er niet zo snel.

Nochtans spreekt Europa zich uit voor extensieve natuurlijke landbouw, terwijl Vlaanderen intensief boert.

Devisch: De toegevoegde waarde per hectare in Vlaanderen ligt vijf keer zo hoog als het Europees gemiddelde. Door glastuinbouw, kippen- en varkensbedrijven en intensieve productie. Dat hoeft het milieu niet zwaarder te belasten. Varkens zijn niet milieuonvriendelijk als er een goeie mestverwerking is. In landen met een grote oppervlakte is extensieve landbouw mogelijk, maar Vlaanderen is te klein voor grote boeren.

Intussen schrikken vele mensen dat al die kippen in zulke kleine hokjes zitten in de legbatterijen. Ook de varkens hebben weinig Lebensraum.

Devisch: De mensen denken antropomorf. Amaai dat beestje, hoe zou ik mij voelen? Maar de kip voelt zich ongetwijfeld kiplekker, want ze legt veel eieren en dat doet ze alleen als ze zich goed voelt. In de zeugenstallen was er eerder centrale verwarming dan in de woning van de boer. Wij hebben geen enkele aanwijzing dat er een probleem van dierenwelzijn zou zijn.

De tendens groeit om de landbouw een maatschappelijke rol te geven als beschermer van het platteland en de natuur. De boer als parkwachter.

Devisch: Er komt een grotere integratie van landbouw en milieu, natuur en landschapsbehoud. Europa schenkt in zijn Agenda 2000 veel aandacht aan het platteland, waar de boeren al lang niet meer de meerderheid uitmaken en een nieuwe samenlevingsopbouw nodig is. Dat is geen slechte evolutie. Ik ben vragende partij voor een minister van Landbouw en Platteland… en Voeding. Maar de groenen moeten niet conservatief doen, alle landschappen zijn door de mens gemaakt en moeten met de mens en de landbouwtechniek mee evolueren. Bomen zijn nodig, maar niet per se elke boom. Via onze vereniging Groene Ruimte sluiten wij beheersovereenkomsten met de overheid. In ruil voor vrijwillige beperkingen, het laten staan van hagen en wilgen bijvoorbeeld of het niet bemesten langs grachten, krijgt de boer een vergoeding. Het dekt zijn productieverlies. Maar hij levert een andere toegevoegde waarde aan de samenleving – ook natuur is toegevoegde waarde.

De subsidies voor de landbouw zijn al hoog. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid slorpt de helft van de Europese begroting op.

Devisch: Men wijst ons inderdaad met de vinger als steuntrekkers. De landbouw staat voor vier procent van de Europese toegevoegde waarde, vijf procent van de werkgelegenheid en 50 procent van de begroting, klaagt Europa. Dat klopt alleen maar omdat alle landbouwuitgaven naar Europa zijn overgeheveld – het Belgische ministerie van Landbouw geeft nauwelijks geld uit. Het is dus zichtbaar. Maar indien men alle begrotingen, die van Europa, van de lidstaten en van de regio’s meerekent, dan krijgt de landbouw maar twee procent. De subsidies zijn nodig omdat de prijzen artificieel laag worden gehouden. Dertig jaar geleden kostte het graan 5 frank per kilo en een brood 7 frank, in prijzen van toen. Nu kost graan 4 frank en een brood 55 frank. Voor de bakker is het graan niet meer de grondstof, de broodprijs bestaat uit loonkosten en energie. Als het graan tot 6 frank zou gaan, had de boer geen subsidie nodig. Maar Europa kan dat niet doen omwille van de principes van de vrije wereldhandel. Europa is benadeeld in de internationale wereldhandel, door zijn kleine boerderijen en hoge lonen. Ik ben er nog niet van overtuigd dat de wereldhandel in landbouwproducten en voedingswaren volledig vrij moet zijn. Maar aangezien het zo is, krijgt de boer compensaties.

Brokkelt het gewicht van de landbouw in de voeding niet af?

Devisch: Ja, en juist omdat het aandeel van de grondstof in de prijs van het eindproduct zo gering is, zouden de landbouwprijzen kunnen stijgen zonder dat de consument het merkt. Trouwens, de consumentenprijzen dalen nooit als de landbouwprijzen dalen. De boer verkoopt nu zijn varken voor de helft van de prijs van enkele jaren geleden, dat valt de consument die varkensvlees koopt niet op. De frieten blijven even duur als de aardappelprijs daalt. De winst blijft onderweg hangen.

Vroeger had de boer iets sacraals. Nu geniet de landbouw minder aanzien. Het wantrouwen tussen de stadsmens en de boer is groot.

Devisch: Ze verstaan mekaar niet, zelfs de mensen op het platteland begrijpen de landbouw niet meer. Als de haan kraait om vijf uur ’s ochtends moeten ze daar niet over klagen. Dat sacrale verdwijnt. De landbouw verliest zijn prestige. Wij zijn de jongste jaren negatief in beeld gekomen met fraude in Europa, vervuiling, overschotten en kosten. Vroeger vond iedereen dat de boer een nobele taak vervulde, hij zorgde voor voedsel. De band tussen landbouw en voeding is verbroken. De consument trekt naar het warenhuis, koopt aardbeien op Kerstmis en asperges uit Portugal en gelooft dat de Vlaamse landbouw niet meer hoognodig is. Melk komt van bij Delhaize – kinderen die ons zuivelcentrum bezochten, wilden geen vieze melk meer drinken omdat het uit de uier van de koe kwam. De breuk is in de jaren zestig ontstaan, toen er als gevolg van de stijgende productiviteit voedseloverschotten ontstonden. Voedsel lijkt niet meer belangrijk en is spotgoedkoop. In de jaren zestig, niet eens zo lang geleden, gaf het Belgisch gezin 50 procent van zijn inkomen aan voeding uit, nu nog slechts 14 procent, inbegrepen de dure wijn. Het aandeel van de landbouwproducten in het gezinsbudget is ontzettend geslonken. Natuurlijk gaat de waardering voor de landbouw dan verloren.

Zou het niet beter zijn de landbouw te behandelen als een gewone economische sector, net zoals de textiel bijvoorbeeld?

Devisch: Maar landbouw is geen gewone economie en de boer werkt anders dan een KMO’er. Hij werkt met levend materiaal, op grond waarop ook anderen aanspraak maken en met vele beperkingen.

Zit de nieuwe Vlaamse regering straks opnieuw met een mestprobleem? De Europese beslissing over de vergoeding van de landbouwers kan tegenvallen.

Devisch: Het is de zwaarste vergissing die de groenen ooit hebben gemaakt. Ze onderhandelen mee over het Mest Actieplan (MAP) en als alles rond is, dienen zij bij Europa een klacht in omdat de boer zogezegd met zijn vergoeding een concurrentievoordeel geniet op collega’s elders. De vervuiler betaalt, daarmee gaan wij akkoord, maar als men om milieuredenen van de boer speciale inspanningen vraagt, in waterwinningsgebieden bijvoorbeeld, dan moet daar een vergoeding tegenover staan. Wij begrijpen niet dat de groenen de boer zijn vergoeding niet gunnen. Temeer omdat ze zelf royaal worden gesubsidieerd, 20.000 frank per hectare voor het onderhoud van natuurgebieden. Als Europa onze vergoedingen betwist, stelt de Boerenbond het MAP zelf opnieuw ter discussie.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content