Hubert van Humbeeck

In dat soort van directe confrontaties met media, die altijd wel door een of ander televisiestation rechtstreeks worden uitgezonden, is iemand als Bill Clinton niet te kloppen. “Zie je wel”, antwoordde hij vorige week gevat op de stoute vraag van een journalist, die de bommen op Servië vergeleek met de minder fanatieke houding van de president toen die zelf dreigde te moeten gaan vechten in Vietnam. ” Zie je wel, dat ik niet zo’n oorlogszuchtig type ben. Dat is toch het beste bewijs dat de strijd om Kosovo goed is overwogen.” Clinton wordt permanent door een team van raadgevers op alle mogelijke lastige vragen voorbereid. Tot het lijkt alsof hij al die rake antwoorden ter plekke zelf bedenkt.

Toen de mediamachine van de Navo na de ongelukkige aanvallen op enkele burgerkonvooien even sputterde, stuurde de Britse premier Tony Blair prompt zijn eigen campagnechef naar Brussel. Om ze daar in Evere te leren hoe ze op de juiste manier peptalk moeten verkopen. Dat klinkt oneerbiedig, maar het kan ook anders worden begrepen. Per slot van rekening werd de Kosovo-actie van het voorbije weekeinde in Vlaanderen ook een gigantisch succes omdat de media de vlam in de pan hielden.

De gedachte aan de rol die media in de samenleving spelen, en de manier waarop politieke vaklui zoals Clinton en Blair daarmee omgaan, komt op bij het doorbladeren van de opiniepeiling die Knack enkele weken geleden liet uitvoeren. De enquête moet vanzelfsprekend met de nodige omzichtigheid worden benaderd. Zeer veel mensen hadden zich nog geen mening gevormd of wensten die niet uit te spreken. Het effect van de oorlog in de Balkan kon niet worden gemeten, omdat hij nog niet goed was begonnen.

Maar de cijfers zijn wat ze zijn; ze geven ten minste een tendens aan. Ze werpen enig licht op de manier waarop de Belgen dachten op het moment dat de campagne de laatste rechte lijn voor de verkiezingen van 13 juni indook. En misschien schrikt u net zo hard als wij van de omvang van de pandoering die de coalitie wordt beloofd, die het land de voorbije tien jaar heeft bestuurd.

Een vaststelling daarbij mag toch zijn dat het brede maatschappelijke ongenoegen maar moeilijk een andere bedding vindt dan die van de antipolitiek. Dat is merkwaardig, omdat zeker de Vlaming zo op het oog weinig te klagen heeft. Zijn regio behoort tot de rijkste van de wereld. Maar dat wil niet zeggen dat iedereen dat ook zo aanvoelt – of dat iedereen in dezelfde mate in de welvaart deelt. De man in de straat heeft geen boodschap aan de resultaten van een beleid als hij daar zelf in zijn wijk niets van merkt. Hij vormt zich tegenwoordig zelf een mening, zonder dat die hem door de pastoor, dokter, notaris of vakbondssecretaris wordt aangepraat. En hij moet dus ook anders worden aangesproken.

Er stelt zich dan, naast andere, ook een probleem van communicatie. Veel politici die het nu voor het zeggen hebben, gaven hun carrière vorm voor de dwingende wet van de kijk- en oplagecijfers de plas overstak. Ze weten niet hoe ze daar moeten mee omspringen, en hollen voortdurend achter het nieuws aan.

De voorbeelden van forse miskleunen op dat vlak waren de voorbije jaren niet te tellen. De meer dan aarzelende manier waarop de eerste minister reageerde op de golf van emoties die opstak bij het uitbreken van de Dutroux-zaak. De verwarring aan officiële zijde bij de dood van de Nigeriaanse asielzoekster Sémira Adamu. De afwikkeling van het Rwanda-drama. De hervorming van de politie, die totaal is vastgelopen in een twist over de verloning van de rijkswacht nieuwe stijl. Het cynisme van een partij als de SP, die vlakaf weigert om na afloop van het proces met een aantal welmenende militanten nog maar over de Agusta-zaak te praten.

Vlamingen, Walen en Brusselaars zijn het in deze enquête alvast hierover eens: pers en media hebben veel macht. Meer dan welke regering of welk parlement dan ook. Die perceptie geeft journalisten een zware verantwoordelijkheid. Maar ze vraagt ook van politici dat ze vooral duidelijkheid scheppen. Dat het er in het huis van de democratie niet altijd even fraai toegaat, kunnen ze toch niet meer verbergen. Zolang de mensen niet voor vol worden aanzien en als dusdanig worden behandeld, zullen ze zich balsturig gedragen waar dat kan. In het stemhokje.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content