Het grote Van Abbemuseum voor moderne en actuele kunst confronteert zijn collectie met een selectie uit de Biënnale van Istanbul. ‘EindhovenIstanbul’.
INFO : Tot 29.1., Van Abbemuseum, Bilderdijklaan 10, Eindhoven. Dins. t/m. zon. 11-17 u. Do. open tot 21 u.
Honderdtweeëntwintig biënnales op de wereld telt de opvolger van directeur Jan Debbaut. ‘Dat zijn er meer dan twee per week die opengaan’, zegt Charles Esche van het Van Abbemuseum in Eindhoven. De kunstwereld kickt op biënnales. Het museum kan er nooit mee concurreren. Niet als platform voor het jonge en het nieuwe. En ook niet als instrument voor variabele tentoonstellingsvormen. Een museum moet niet alleen tonen maar ook bewaren, aankopen, bouwen en verbouwen. Het favoriseert een diachronische blik. Actuele kunst krijgt daar minder armslag. Anderzijds lijdt het niet onder de vluchtigheid van biënnales, waar het synchronische kijken aan de orde is.
In het Van Abbemuseum heeft Esche een considerabele collectie moderne en actuele kunst onder zijn hoede gekregen. Maar hij leidt ook, samen met Vasif Kortun, de huidige editie van de Istanbul Biënnale (tot 30.10). Hij is dus in staat om de Eindhovense collectie op eigen terrein te confronteren met een keuze uit achttien jaar Biënnale van Istanbul. Dat gebeurt via de grote tentoonstelling EindhovenIstanbul.
Het Van Abbemuseum heeft de vuurtorens van het internationale modernisme in huis, aangevuld met kwaliteitsvolle particularismen. Ook het hedendaagse luik bevat vooral toonaangevers, aanvaard in West-Europa en de Verenigde Staten. Niet toevallig duiken hun namen vaak op in de annalen van de stokoude Biënnale van Venetië (het stilaan steriele forum voor westerse kunstactoren om tot een consensus over een actuele artistieke canon te komen). Een rode draad doorheen de collectie van het Van Abbemuseum is – zoals in de andere westerse grote kunstmusea – de waarde die aan het autonome kunstwerk toegekend wordt.
Smeltkroes Istanbul, kruispunt tussen Oost en West, streefde in zijn jongste geschiedenis gulzig naar openheid op de wereld. De stad profileert zich als een globale speler. De recente edities van de Biënnale weerspiegelen die positie op een kritische manier. De overwegend jonge kunstenaars tonen betrokkenheid bij politieke, sociale en menselijke kwesties. Het meest gebruikte medium is video (dvd), een belangrijk werkmiddel het document. Niet al te zeer bezorgd om de status van het autonome kunstobject, maken ze intense beelden. Ze tonen persoonlijke betrokkenheid en bekijken de wereld van onderin. Ze kiezen de kant van het leven, kwetsbaar, glippend en op de dool. In de geest sluiten ze goed aan bij de Europese Manifesta-biënnale voor jonge kunstenaars, die net als Istanbul duchtig in de Balkanlanden rekruteert.
Gelukkig samenspel
Hoe ongelijk moet een koppel zijn eer elke tweespraak onmogelijk wordt? Volgens Charles Esche maken niet de praatjes van de curator maar de verhouding van de tentoongestelde werken onderling, zin of onzin van de koppeling uit. Om die tot een goed einde te brengen had hij beweegbare wanden nodig. En de architectuur in de nieuwbouw van het Van Abbemuseum heeft vele verdiensten, maar mobiliteit is daar niet bij. Alle muren zijn vast.
Op voorstel van de Oostenrijkse kunstenaar Heimo Zobernig werden lichte, neutrale wanden in het midden van de zalen geplaatst. Daarop belandden de werken van de gastheer. De vaste muren bleven de gasten uit Istanbul voorbehouden. In een handvol gevallen kwam het tot een echte dialoog, een gelukkig samenspel. Wonderlijk om te zien hoe sereen de oude expressionistische pastorales van Constant Permeke, Gust de Smet, Herman Kruyder en Max Beckmann zich koesteren in het fijne oriëntaalse stadsinterieur, gecreeerd door Lukas Duwenhögger. Deze in Istanbul levende Duitse kunstenaar houdt van licht subversieve allusies, die hij ook verstopt in nostalgische schilderijtjes als Mimar Yücel 1962 : zichzelf als popperig kindje onder de hoede van de befaamde Turkse architecte met haar zelfbewuste air en kledij.
Een plek om te blijven is de kamer in het halfduister waarin de Sleepers (1999-2001) van Francis Alÿs verenigd zijn met de Licht-Ruimte Modulator (1922-30) van Laszlo Moholy-Nagy. Alÿs, een Antwerpse architect die zich in Mexico City als beeldend kunstenaar ontwikkelde, fotografeerde in deze stad zwervers en honden die languit op straat in slaap lagen. De 80 dia’s in de breedte worden laag op een muur dicht bij een hoek van de kamer geprojecteerd. Het uitgestrekte lichaam van de solitaire slaper bevindt zich midden in het beeld, gezien vanuit een laag standpunt. De figuur ligt op de naakte stenen, in een uitgebalanceerde omgeving van muurdelen, sokkels of kolommen. Die zijn rood, geel, grijs, wit of hemelsblauw en baden in een helder licht. Zo wordt deze berooiden de hoogste eer betoond.
Vreedzame outcasts
Het moet de combinatie van dat mooie licht, de pure, strakke constructie en het fragiele aspect zijn, die deze ‘schilderijtjes’ van stadsnomaden verbindt met het wit metalen, constructivistische object van Moholy-Nagy. Dit ranke samenstel van transparante en reflecterende elementen kan langzaam rond z’n as roteren terwijl het rood en groen licht en schaduwen afwerpt op de wanden. Maar dat is het ouderwetse aspect eraan. Het is veel boeiender om zelf omheen het wit lichtende voorwerp te bewegen en in een van de ronde schijven de slapers van Alÿs weerspiegeld te zien. Zo ontstaat een lichte trance die een parallelle ervaring van licht- en ruimtemodulatie mogelijk maakt.
In de geest van de jaren twintig zag Moholy-Nagy in zijn volmaakte modulator waarschijnlijk een metafoor voor de wereld als een door mensenhand- en vernuft gebouwde utopie. Paradoxaal genoeg lijken de vreedzame outcasts in Mexico City deze ideale staat erg dicht te benaderen.
Kunst als specifiek handelen en het mentale overdragen van voorstellingen met minimale middelen vinden we terug bij de Amerikaanse kunstenaar Lawrence Weiner. Deze pionier van de conceptuele kunst is een van de discrete pijlers in de Van Abbeverzameling. Zijn melkwitte postkaartjes met de boodschap THE SALT OF THE EARTH MINGLED WITH THE SALT OF THE SEA (1984) lijkt de dertig jaar jongere Palestijnse Emily Jacir geïnspireerd te hebben in haar project Where do we come from (2002-2003), ook getoond in Istanbul. In het bezit van een Amerikaans paspoort, kan ze vrij in en uit de Palestijnse gebieden reizen. Aan een aantal minder fortuinlijke landgenoten vroeg ze of ze in hun plaats iets kon doen op de plek waar zij niet mochten komen. De uitvoering van hun wensen legde ze op foto’s vast, en lijstte ze in met de tekst van de vragen.
Een van de mooiste gerealiseerde wensen filmde Jacir op dvd. Een flakkerende kaars in het zand aan een kustlijn bij zonsopgang. Zo vervulde zij iemands schriftelijke wens: ‘Ga naar het strand van Haifa op het moment van het eerste licht, haal diep adem en ontsteek een kaars ter ere van al degenen die hun leven gaven voor Palestina. Ik vraag al een visum aan sinds 1995, maar werd altijd afgewezen.’ Was getekend: Mohannad. Geboren in Caïro, woonachtig in Riyad. Jordaans paspoort. Vader en moeder uit Jeruzalem (beiden verbannen in 1948.)
De meeste andere kunstwerken op EindhovenIstanbul zijn minder intens in elkaar verstrengeld. Sommige komen niettemin sterk tot hun recht. Uit de Van Abbecollectie zijn dat: tekeningen van Cobra-kunstenaar Asger Jorn en het getormenteerde schilderij Wege der Weltweisheit van Anselm Kiefer. Uit het Istanbul-aanbod: de bruegeliaanse schaduwprocessie van William Kentridge, de overbelaste Turk Truck van Hüseyin Alptekin en een installatie van Can Altay, gewijd aan de Istanbulse vuilbakzoekers. Voorts een video van Rosemarie Trockel over een circusnummer met een als leeuw vermomde hond ( Der Löwe) en de video Stairway van Gülsün Karamustafa waarin vier kleine kinderen accordeon spelen op de Kamondo-trap in de wijk Galata van Istanbul. Documentwaarde: Istanbul wordt overspoeld door Roemeense migrantjes die met een toeristenvisum binnenkomen en er zo goed als het gaat proberen te overleven.
Jan Braet