Tien jaar na de val van de Berlijnse Muur wordt de Poolse politiek nog steeds gedetermineerd door het verleden. De wet op de doorlichting van gezagsdragers is daarvan een duidelijke illustratie.

Verdeeldheid in een samenleving is normaal: industriearbeiders hebben nu eenmaal andere belangen dan landbouwers, handelaars, nieuwe zakenlui. In Polen gaat het verder dan dat: de samenleving is verscheurd. En dat heeft alles te maken met het verleden. Je bent anticommunist of postcommunist. Dat zegtAndrzej Paczkowski, politoloog aan het Instituut voor Politieke Studiën in Warschau en een veelgevraagd commentator van de Poolse actualiteit.

“In de stabiele westerse democratieën vind je ook nog wel eens een spoor van ‘de last van het verleden'”, zegt Paczkowski. “Denk bijvoorbeeld aan onthullingen over het Vichy-regime, die de Franse politiek nog af en toe verstoren. Maar in Polen determineert de tweedeling tussen anticommunisten en postcommunisten nog altijd de politiek: ze is doorslaggevend voor de mogelijkheden van coalitievorming, de beslissingen inzake wetgeving, het hele politieke discours.”

Is die verscheurdheid tussen anticommunisten en postcommunisten een probleem van de politiek alleen of bepaalt ze ook het leven van de gewone man?

Andrzej Paczkowski: Het dagelijkse leven niet. Maar het stemgedrag van de Polen wordt nog altijd voor een groot deel bepaald door het verleden.

Is het ontslag van vice-premier Tomaszewski daar een voorbeeld van?

Paczkowski: Tomaszewski was te sterk geworden. Dat was het eigenlijke probleem. Hij had binnen de AWS (de rechtse alliantie rond de vakbond Solidariteit, CA) een eigen, niet-officiële fractie gecreëerd. Het was voor president Kwasniewski en premier Buzek heel moeilijk geworden om hem op een zijspoor te rangeren. Toen kwam plotseling de onthulling dat hij onder het communistische regime met de veiligheidspolitie zou hebben samengewerkt. Hij ontkent, maar het Bureau dat de dossiers van alle hoogwaardigheidsbekleders moet screenen, heeft verklaard dat de verdenking gefundeerd is. En dat is voldoende.

Het is een rare affaire, want alle leden van de regering zijn bij het aantreden van het nieuwe kabinet doorgelicht. Waarom is Tomaszewski toen niet verwijderd? Het is in de politiek natuurlijk altijd nuttig bezwarende documenten over een rivaal achter de hand te houden, om ze op het juiste moment op tafel te gooien. Is dat wat er gebeurd is? De verdenkingen kunnen natuurlijk ook nog ongegrond blijken.

Tomaszewski is niet de eerste die is moeten gaan.

Paczkowski: Eerder waren al twee vice-ministers opgestapt, onder wie de vice-minister van Defensie, die bevoegd was voor de contacten met de NAVO. De man had van de NAVO een top level clearance gekregen, en in Warschau wordt hij ervan beschuldigd medewerker te zijn geweest van de geheime politie! Er worden politieke spelletjes gespeeld. Dat ontslag viel een week voor dat van Tomaszewski: wellicht hebben diens vijanden het terrein willen voorbereiden door eerst iemand met een lagere rang aan te pakken.

Sinds eind vorig jaar is er in Polen een wet van kracht die de doorlichting regelt van alle gezagsdragers.

Paczkowski: Volgens die wet moeten de hele juridische wereld – rechters, advocaten, procureurs: ongeveer 20.000 mensen – en alle politieke gezagsdragers, parlementsleden, ministers, gouverneurs, burgemeesters, alles samen nog eens 2000 personen, een individuele verklaring ondertekenen dat ze nooit in dienst zijn geweest bij of samengewerkt hebben met de vroegere geheime dienst. Een Bureau dat ‘het publiek belang’ vertegenwoordigt, verifieert alle 22.000 verklaringen. Wanneer iemand ervan verdacht wordt over zijn verleden te hebben gelogen, wordt zijn dossier doorgestuurd naar het Hof van Beroep; de raadsheren oordelen. Wie schuldig wordt bevonden, wordt voor tien jaar uit alle juridische en openbare functies ontzet.

Wie uit eigen beweging erkent dat hij een informant is geweest, krijgt geen sanctie. Maar zijn verklaring wordt wel, en dat is uit moreel oogpunt dubieus, in het Staatsblad gepubliceerd. Zijn overste komt het dus te weten en het staat hem vrij zijn werknemer wel of niet te straffen. Veel succes heeft deze formule niet: tot nu toe zijn er 300 verklaringen gepubliceerd en de minister van Justitie heeft drie of vier procureurs die bekend hebben, gedegradeerd. Dat is voorlopig alles.

Bent u voorstander van zo’n doorlichting?

Paczkowski: Ja. In elk land, zelfs het meest democratische, worden gezagsdragers doorgelicht. Dat is de normaalste zaak van de wereld. In de postcommunistische landen is de situatie natuurlijk wat gecompliceerder. Je kunt dit beter bij de wet regelen dan een informele heksenjacht te laten ontstaan. Maar er heerst hierover grote verdeeldheid in Polen. Vele mensen zijn ronduit tegen de wet.

Drijft deze wet de verscheurdheid van de Poolse samenleving, waarover u het net had, niet op de spits?

Paczkowski: De wet is veeleer het resultaat van die verscheurdheid dan dat ze de verscheurdheid zou verergeren. Maar een wet op de decommunisering hebben de Polen nooit aangenomen. In tegenstelling tot de Tsjechen, die alle functionarissen van de voormalige communistische partij voor vijf jaar – later verlengd met nog eens vijf jaar – uit alle openbare en semi-openbare functies hebben geschrapt. Volgens de opiniepeilingen is er in Polen geen meerderheid te vinden voor decommunisering. Nee, zelf ben ik er ook niet zo voor. Ik denk dat dit op natuurlijker wijze moet kunnen verlopen.

Is het tien jaar na de val van de Berlijnse Muur ook niet wat laat om gezagsdragers door te lichten?

Paczkowski: Misschien wel. Maar dat is nu eenmaal de geschiedenis. De omwenteling in Polen is zeer evolutief geweest. Na de Rondetafelgesprekken tussen Solidariteit en het communistische regime in 1989 is er een coalitieregering aan de macht gekomen; de portefeuilles van Defensie en Binnenlandse Zaken waren nog in handen van communisten. In zo’n situatie kun je moeilijk een doorlichting uitvoeren. Bovendien was er ook in het kamp van Solidariteit een sterke stroming die tegen het straffen van de vorige bewindvoerders gekeerd was. Sterke mannen als Adam Michnik, de huidige hoofdredacteur van de Gazeta Wyborsza, en Jacek Kuron behoorden daartoe. En dat er in de vier jaar dat er een linkse coalitie aan het bewind was (1993-1997, CA) op dit gebied niets is ondernomen, spreekt vanzelf.

De eerste niet-communistische premier, Tadeusz Mazowiecki, pleitte er ook voor een ‘dikke streep’ onder het verleden te trekken.

Paczkowski: Mazowiecki bedoelde daar niet mee dat de beulen maar ongemoeid gelaten moesten worden. De ‘dikke streep’ betekende voor hem dat wij vanaf dag Eén van het postcommunistische tijdperk verantwoordelijk waren voor wat er in Polen gebeurde, maar dat wij niets te maken hadden met het verleden. In de interne strijd die begin jaren negentig in Solidariteit woedde, is die uitspraak van hem misbruikt om de evolutieve politiek te hekelen: het stond zogenaamd symbool voor het akkoord dat de gematigde vleugel van Solidariteit had gesloten met de gematigden binnen de communistische partij, om die laatsten de kans te geven een plaatsje te vinden in de nieuwe samenleving.

Is een ernstige doorlichting wel mogelijk? De belangrijkste bron voor zo’n onderzoek zijn de documenten van de voormalige geheime dienst zelf…

Paczkowski: Ja, en die kunnen vervalst of vernietigd zijn zeker? Het antwoord is het volgende: dat het niet mogelijk is alle criminelen te pakken, betekent nog niet dat je niet langer moet proberen ze op te sporen. Het staat vast dat men niet alle geheime agenten zal kunnen ontmaskeren, maar dat is geen reden om niets te doen. Wat de problemen met de documenten betreft: het behoort toch tot het metier van een rechter om na te gaan of een document vervalst is of niet?

Hebben niet zo ontzettend veel Polen moeten meewerken met de geheime dienst dat het onmogelijk is om een oordeel over hen te vellen?

Paczkowski: Het was hier niet zo erg als in het voormalige Oost-Duitsland of in Tsjechoslowakije.

Maar zelfs Lech Walesa, de grondlegger van Solidariteit, heeft gecollaboreerd.

Paczkowski: Ja, Walesa heeft in zijn memoires zelf verklaard dat hij na de rellen van 1970 in Gdansk, toen hij lid was van het stakingscomité, benaderd is door de geheime politie. Hij werd gedwongen om een verklaring te ondertekenen dat hij als informant zou fungeren. Hij heeft enkele gesprekken gehad met zijn verbindingsofficier, maar heeft het contact zeer snel weer verbroken.

Moet iedere voormalige medewerker van de geheime dienst moreel veroordeeld worden?

Paczkowski: Nee. Er is geen collectieve verantwoordelijkheid. Sommige mensen werden gedwongen en zijn ermee gestopt zodra ze konden. Anderen hebben wel een papier ondertekend om geen moeilijkheden te krijgen, maar hebben nooit inlichtingen verstrekt. Je moet dossier per dossier bekijken. Het is niet zo dat iedere zogenaamde medewerker van de geheime dienst voor het leven moet worden gebrandmerkt als een verachtelijke persoon.

U bent ook lid van het Instituut voor Nationale Herinnering. Wat is de precieze opdracht van dat insituut?

Paczkowski: Het Instituut is nog in oprichting. De lijst met de kandidaten voor het voorzitterschap gaat nu naar het parlement – de voorzitter zal door de politiek worden benoemd. Het Instituut zal onderzoek verrichten naar nazistische en stalinistische misdrijven. Het kan onder meer voormalige beulen van de Gestapo en leden van de communistische geheime politie formeel in beschuldiging stellen. Het Instituut neemt daarmee de taken over van de Centrale Commissie, die al sinds 1945 nazi-misdaden en sinds 1989 ook communistische misdaden onderzoekt.

De tweede belangrijke taak van het Instituut is de mensen die ooit door de communistische geheime dienst zijn gevolgd, toegang te verlenen tot hun persoonlijke dossier. Vergelijk het met het Gauck-instituut, dat in Duitsland de archieven van de Stasi beheert. Volgens opiniepeilingen is 40 procent van de Polen geïnteresseerd in zijn dossier. Hoeveel dossiers er echt bestaan, weet ik niet.

Het Instituut zal ten slotte ook verantwoordelijk zijn voor de bewaring van alle archieven van de voormalige geheime dienst, zowel de burgerlijke als de militaire. Het zal ook wetenschappelijk onderzoek verrichten en aan voorlichting doen over geheime diensten, terreur en aanverwante thema’s.

Een Nederlandse krant schreef onlangs dat Polen op sociaal-economisch gebied wel redelijk presteert, maar dat de verwerking van het verleden erg moeizaam verloopt. Klopt dat?

Paczkowski: Nee. Er is al heel wat gebeurd. De Centrale Commissie heeft goed werk geleverd. Natuurlijk zijn er moeilijke dossiers, zoals dat van de negen mijnwerkers in Silezië die zijn vermoord tijdens de staat van beleg in de jaren tachtig. Dat proces is nog steeds niet afgelopen. Maar er zijn al tussen de veertig en de vijftig veroordelingen geweest, vooral van stalinistische beulen – van voor het jaar 1956. Die hebben gevangenisstraffen gekregen van drie tot acht jaar. Het is ook niet gemakkelijk om in dit soort dossiers voldoende materiële bewijzen te vinden, of goede getuigen – het is allemaal al lang geleden gebeurd: de mensen weten nog wel dat ze mishandeld zijn, maar waar, wanneer en door wie?

Zal de opening van de persoonlijke dossiers van de geheime dienst geen nieuwe verscheurdheid met zich brengen? Heel wat Polen zullen ontdekken dat ze door familie of vrienden verraden zijn.

Paczkowski: De Duitse en de Tsjechische ervaringen leren dat er geen grote trauma’s worden opgelopen. Dominee Gauck heeft mij verteld dat er in de leeszaal van zijn instituut, waar de persoonlijke dossiers kunnen worden ingekeken, een arts en een psychiater klaarstaan. Tot nu toe is er nog nooit een beroep op hen gedaan. Natuurlijk zullen er delicate gevallen zijn. Maar het is altijd de betrokkene zelf die beslist wat hij met zijn informatie doet, of hij ze bekendmaakt of niet; alleen hij weet ervan.

Moet Polen, om uit de greep van het verleden te raken, op een volgende generatie wachten?

Paczkowski: Misschien wel, ja. Bepaalde zaken kun je nu eenmaal niet met een wet regelen. Je kunt de mensen moeilijk verbieden door het verleden getekend te zijn. Maar het is belangrijk dat wij nu proberen af te rekenen met dat verleden. Als wij het niet doen, als wij nu gewoon proberen te vergeten, zullen onze kinderen er opnieuw mee te maken krijgen. Kijk maar naar de zaak-Papon in Frankrijk: mensen kunnen nog worden veroordeeld vijftig jaar na de feiten. De geschiedenis eist altijd haar tol.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content