Het verdrijven van de Taliban uit de Afghaanse steden schakelt deze militie niet uit als militaire of politieke factor.

Eerst was het maandag, dan werd het dinsdag. Eerst ging het in Bonn gebeuren, dan in Berlijn en vervolgens toch in Bonn. De verwarring tekent het onderwerp van wat daar moet gebeuren: gesprekken voeren over een nieuwe politieke toekomst voor Afghanistan. Niemand mag hopen dat dit overleg een democratisch bewind zal opleveren. Als het al enigszins representatief uitvalt, mag het al een succes heten. Want in Afghanistan zijn het traditioneel de militaire krachtsverhoudingen die bepalen wie de politieke macht controleert.

Nadat de zogeheten Noordelijke Alliantie midden deze maand met een grootschalig offensief een succesvolle opmars tegen de Taliban-machthebbers begon, bleek allengs de precieze aard van dit bondgenootschap. Het is een allegaartje van door war lords geleide milities, gevormd rond stammen en clans, die eigenlijk maar één ding gemeen hebben: dezelfde vijand, de Taliban. Zodra die vijand is verslagen, dreigt de Alliantie aan onderlinge rivaliteiten ten onder te gaan. De eerste tekenen daarvan waren al merkbaar bij de belegering van Kunduz, de laatste stad in noordelijk Afghanistan die nog in handen was van de Taliban.

Tot nu toe toonde de Noordelijke Alliantie zich nuttig voor de internationale coalition of the willing die de strijd heeft aangebonden tegen het terrorisme en zijn beschermheren in Afghanistan. Ze leek op te treden als de infanterie die het vuile werk op de grond verricht, terwijl de Amerikanen instaan voor de luchtsteun. Dat was ook zo het afgelopen weekend toen een eind kwam aan een wat bizarre gevangenisopstand in het noordelijke Mazar-i-Sharif _ bizar, omdat het maar de vraag is wat de Amerikaanse soldaten die in de opstand betrokken raakten daar aan het uitrichten waren.

Maar de Alliantie is dus wel degelijk een slechts tijdelijke bondgenoot van de coalitie. De samenstellende delen ervan hebben vooralsnog alle baat bij de Amerikaanse bombardementen, omdat ze hen helpen bij hun eigen militaire machtsambities. Maar is de Taliban inmiddels geheel in het defensief gedrukt en hield ze dit weekend alleen nog het zuidelijke Kandahar als bolwerk over, een verovering van de steden volstaat niet om de Taliban zelf uit te schakelen. Het verklaart wellicht waarom Amerikaanse special forces zich zondag actief begonnen te bemoeien met de grondoorlog rond Kandahar.

Onder meer de weer opgelaaide gevechten rond de hoofdstad Kabul eind vorige week toonden aan wat van in den beginne te vrezen viel: dat de Taliban zouden overschakelden op een guerrilla-oorlog. Daardoor blijven ze een gevaarlijke factor van instabiliteit in het land _ te meer omdat de meest gemotiveerde elementen ervan nu blijven doorvechten _, en vormen ze een context waarin ook de militie rond het terroristische al-Qaeda-netwerk actief kan blijven. Bovendien dreigen deze fundamentalistische guerrillero’s een gevaar te vormen voor Afghanistans buurlanden. In hun gelederen tellen ze overigens niet weinig buitenlandse ‘huurlingen’, onder meer uit Pakistan, Tsjetsjenië en China.

De Verenigde Staten en hun bondgenoten staat met de oorlog in Afghanistan een helder doel voor ogen: ervoor zorgen dat het land niet langer kan dienen als uitvalsbasis voor de internationale terreur. Dat is dus heel wat anders dan wat de lokale strijdende partijen willen. Het zal een veel actievere en riskantere betrokkenheid op het terrein vergen, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat de Pathanen _ de grote bevolkingsgroep waaruit de Taliban de meesten van zijn volgelingen rekruteerde _ kunnen rekenen op hun part in de macht. En dat zal een complex politiek compromis vergen. Dat is sinds gisteren in Bonn in de maak, maar het maakt geen kans zolang de milities te velde kunnen hopen dat de politieke macht uit de loop van hun geweer komt.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content