De problemen bij de Britse autogroep Rover bewijzen wat de meeste waarnemers al langer wisten: private kapitaalfondsen kunnen bedrijven redden, maar je moet ze wel nauwgezet in de gaten houden.

Ex-premier Maggie Thatcher zal wel stilletjes in haar vuistje lachen: een kwarteeuw nadat zij net niet haar tanden op de Britse auto-industrie heeft stukgebeten, vecht het grootste autobedrijf van de eilandstaat nog maar eens verbeten voor zijn leven. In 2000 had de eigenaar van het concern, de Beierse autobouwer BMW, zijn Britse dochter Rover ook al bij het vuilnis gezet. Toen al maakte een lichte paniek zich van de Labour-toppers meester: zó kort voor de verkiezingen konden ze zich geen massaal verlies van banen veroorloven.

Dus verzetten ze zich tegen de komst van Alchemy, een groep durfkapitalisten die het vooral op MG gemunt had, de sportkarrenpoot van de Rover-groep. Alchemy wilde tienduizend banen doen sneuvelen, een plan waar de politici in het pluche van het House of Parliament zich niet zonder slag of stoot in wilden schikken. ‘Alchemy’, krijste Labour, was een kapitalistische roofridder, die enkel geïnteresseerd was in het breken van de Rover-groep voor zijn eigen gewin. Ze kwamen ook met een alternatief aandragen: Phoenix Venture Holdings, een andere private kapitaalverstrekker die het bedrijf van de BMW-top overnam voor 10 Britse ponden. Maar vijf jaar later blijkt Phoenix precies dát te hebben gedaan, wat Labour van Alchemy had gevreesd. De toplui van de Rover-groep, de zogenaamde Phoenix four, hebben de voorbije jaren een slordige 40 miljoen pond uit de ondernemingskas weggesleept. Bovendien is de groep opgesplitst in een ondoordringbaar kluwen van wel 28 vennootschappen, waardoor het vrijwel onmogelijk wordt om te kijken waar het geld naartoe is gesluisd, laat staan wie er nu eigenlijk de landhuizen, het leasebedrijf of de gegeerde merknamen – Austin en Morris, bijvoorbeeld – van de groep controleert.

Het is niet eens verwonderlijk dat er zich zulke debacles voordoen. Wie de voorbije jaren de greep van de private kapitaalfondsen op de wereldwijde economie heeft zien groeien, kon zo voorspellen dat de nieuwe koningen van het kapitalisme zich vroeg of laat zouden misdragen. Toen ze in de jaren ’80 voor het eerst opdoken als geldschieters voor de industrie, lieten ze een nieuwe wind waaien. De verstrekkers van privé-kapitaal deden bedrijven focussen op cashflow, ze initieerden een efficiënter schuldenbeheer, ze maakten dat onhandelbare conglomeraten splitsten om zich meer op hun kernactiviteiten terug te plooien. Maar naarmate de privé-miljoenen hun controle op het bedrijfsleven vergrootten, kwamen de problemen. De nieuwe koningen van het kapitalisme beheersten de bedrijven uit het lommer en het schemerduister, ver van elke controle. En de Carlyles, de Blackstones of de Kohlbergs gingen zich steeds meer gedragen als de verlengstukken van de grootindustrie en de politiek. Het was maar een kwestie van tijd voor er eentje zichzelf zou ontmaskeren als de op winst beluste asset stripper die hij in zijn binnenste altijd gebleven was.

Frank Demets

Naarmate de privé-miljoenen de bedrijven meer beheersten, kwamen de problemen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content