Een politica van deze generatie, geen migranten- gekozene. Zo ziet Nahima Lanjri zich in haar boek “Zonder omwegen”.

In niets beantwoordt Nahima Lanjri (30) aan het clichébeeld van de allochtone vrouw. Zelfs haar voornaam verschilt van de andere Naïma’s; bij de geboorte was haar vader te lang op stap om zijn kind aan te geven en de katholieke aalmoezenier begreep maar half wat de net bevallen moeder hem in het Marokkaans toefluisterde. Naïma werd Nahima, maar de analfabete ouders vonden het best zo: zij hadden geleerd om nederig te zijn. Niemand had hen trouwens gevraagd om Nederlands te leren: ze moesten hier werken, niet kletsen.

Dochter Nahima is niet kansarm, structureel werkloos, analfabeet of laaggeschoold. Ze draagt geen hoofddoek en leeft niet eens in Borgerhout, al werd ze daar wel geboren. Lanjri woont in Wilrijk, is universitair geschoold en mondig. Ze zetelt al vier jaar in de Antwerpse gemeenteraad, geldt als een van de politieke talenten in de metropool, is kandidaat-schepen en werkt op het kabinet van Vlaams minister van Begroting Wivina Demeester (CVP). Erger nog: ze publiceerde onlangs een boek.

Lanjri heeft er een hekel aan om uitsluitend op het migrantendossier te worden vastgepind. Op het kabinet volgt ze de dossiers over werkgelegenheid. Dat laat haar toe erop te hameren dat sociaal-economische achterstelling de belangrijkste oorzaak is van wat iedereen zo graag het migrantenprobleem noemt. Toch besteedt de Antwerpse in haar boek vooral aandacht aan de niet zo riante positie van de gekleurde medemens.

“Zonder omwegen” wisselt persoonlijke getuigenissen af met maatschappelijke analyses en politieke pleidooien. Lanjri is kritisch voor de eigen gemeenschap én voor de “Belgische” samenleving – haar CVP incluis. Ze houdt Vlaanderen een spiegel voor. Het beeld is bijwijlen schrikwekkend, maar de discriminatie of het almaar openlijker beleden racisme kunnen het optimisme van Lanjri niet temperen.

WIE BEDENKT DIE NONSENS?

De politica gelooft in de emancipatie van de kinderen van de gastarbeiders en weigert zich neer te leggen bij de idee dat de allochtone adolescenten van vandaag een verloren generatie zouden zijn. Zo denken, vindt ze “fatalistisch en pervers”. Maar de twijfel zit onderhuids. In haar boek smeekt ze bijna: Geef deze generatie een kans, voor het te laat is. “Migrantenjongeren zijn geen migranten-jongeren: ze zijn nooit geëmigreerd en hebben veelal de Belgische nationaliteit. Wij moeten ze in deze maatschapij opnemen, omarmen en opvoeden. Anders gaan ze er buiten lopen. En dat wil niemand”, schrijft ze.

Lanjri staat niet alleen. Een almaar groeiende groep doorgaans beter geschoolden geeft de Marokkaanse en Turkse gemeenschap de jongste jaren een stem. De meesten zijn hier geboren en voelen zich Antwerpenaar, Brusselaar of Gentenaar. Ze treden naar buiten en willen het beleid leren om minder over en meer met allochtonen te spreken.

Het verlenen van stemrecht is een andere manier om naar allochtonen te luisteren. De CVP is daar niet voor. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 wil de partij onderzoeken of niet-Europese “vreemdelingen” eventueel in 2006 zouden mogen meestemmen. Lanjri noemt de CVP-visie “noch mossel, noch vis”. Ze bijt van zich af en begrijpt niet waarom CVP-voorzitter Marc Van Peel uitgerekend over migranten zo nodig de basis wilde raadplegen. “Voor zover ik weet, heeft de CVP haar basis nooit om raad gevraagd in belangrijke dossiers zoals de Maastrichtnorm, loonmatiging of belastingen.”

Als de partijtop de discussie wil aanzwengelen met een verplicht spreidingsplan voor kansarmen en migranten, vraagt Lanjri aan haar voorzitter: “Wie bedenkt zulke nonsens?” De voorzitter draait een beetje naar links, een beetje naar rechts en komt er niet uit.

GEWEERD WEGENS VREEMD

Het boek verhaalt ook over de familie Lanjri. Gelokt door het Belgische bedrijfsleven, verkocht vader midden jaren zestig zijn kleine garage in Tanger. Hij ging, met “drie warme truien, enkele sokken en een ticket”. Vader werkte eerst even bij de spoorwegen en dan, zoals zoveel landgenoten, bij Metallurgie Hoboken.

Later volgde de moeder – toen droeg ze een flirterig minirokje, nu een hoofddoek. De opvang was minimaal. Over de taal en de gewoonten in het verre westerse land kwamen haar ouders niets te weten. Een mogelijke terugkeer naar Marokko leefde vooral in de hoop van de gastarbeiders zelf, niet in de visie van de Belgische autoriteiten.

Haar oudste zus was een populaire rariteit in het stadsschooltje van Borgerhout en Nahima was een van de schaarse Marokkaanse meisjes in haar middelbare school. Zoals nu stuurden ook toen de meeste PMS-centra migrantenkinderen bijna stelselmatig naar te lage opleidingen. Met leergierige Nahima ging het niet anders. Ze begon in de afdeling snit-en-naad en ging dan over naar de afdeling secretariaat-moderne talen. Aangemoedigd door haar leerkrachten maakte ze de overstap van het technisch naar het hoger onderwijs. Ze ging Spaans, Frans en Engels studeren aan de tolkenschool. Ze werkte bij om haar studies te betalen.

Thuis was er weinig enthousiasme. Haar moeder was bang dat haar dochter na de keurige, niet-gemengde katholieke school met verderfelijke jongens in contact zou komen. Conflicten bleven niet uit, maar Nahima werd de eerste Lanjri met een universitair diploma.

Vandaag weigeren (katholieke) kleuterscholen de kinderen van haar broer in te schrijven. ” Ilias, mijn neefje met de blonde krullen, mag de instelling niet in wegens migrant. Daar stond mijn broer met al zijn dromen over een beloftevolle toekomst voor dat kleine ventje.” Het kind heeft de Belgische nationaliteit, is van de derde generatie en zijn ouders spreken perfect Nederlands. Maar de schooldirectie vindt dat er “voldoende migranten” zijn.

“De genen van de voorouders ontzeggen hen de toegang tot het onderwijs”, schrijft Lanjri. “Het is ironisch. Uitgerekend die generatie allochtonen die meer vertrouwd is met de Belgische maatschappij, wordt er des te meer uit geweerd wegens vreemd.” De jongen werd pas toegelaten in de school die op het keuzelijstje van zijn vader op de derde plaats stond.

De politica beschrijft de wanhoop van de ouders die de schoolpoort op de neus kegen. Voor velen blijven er alleen de concentratiescholen waar ze geen behoorlijk Nederlands, maar een soort Tarzantaaltje krijgen aangeleerd. “In de plaats van hogere eisen, gelden lagere verwachtingen”. Tachtig procent belandt in het technisch of beroepsonderwijs.

DIE MAKAKKEN KWEKEN ALS KONIJNEN

Openhartig vertelt Lanjri over haar gedwongen verloving die ze slechts met veel koppigheid, ruzie en wat geluk van zich kon afschudden. Ze verhaalt over haar net gehuwde en ingeweken nichtje Samira die ze hielp bij haar zoektocht naar een huurwoning. “Niet één eigenaar wilde een Marokkaanse huurder. Die kweken als konijnen, sisten ze. Of: Makakken? Nooit. De racistische uitlatingen werden zonder gêne gedaan.”

Lanjri verdedigt de hoofddoek waarover (te) veel te doen is. Ze vindt die doek niet bedreigend of discriminerend. Integendeel: hij helpt jonge vrouwen die in een hen afwijzende maatschappij op zoek zijn naar zichzelf. Soms overtuigt de hoofddoek de vaders om hun dochters verder te laten studeren. “Hij is het symbool van de deugdelijkheid.”

De auteur begrijpt de heisa niet. “Ik kan me niet voorstellen dat een meisje van dertien met een hoofddoek, ’s nachts in haar bedje – waarboven wellicht posters van de Spice Girls hangen – plannen smeedt om het westerse democratiemodel omver te werpen en een islamitische theocratie te installeren. Dat is je reinste onzin.”

Ondanks de omstandigheden gelooft Lanjri in een betere toekomst, waaraan de allochtonen kunnen bijdragen. Ze vraagt een aangepaste aanpak van de relatief kleine groep probleemjongeren, “zonder betutteling en met duidelijke richtlijnen”. Veel ouders bepleiten trouwens een repressievere aanpak, omdat ze zichzelf aan de kant geschoven voelen.

Behalve voor de bestrijding van het racisme (arbeidsmarkt, huisvesting, onderwijs) betoogt Lanjri vooral voor toekomstkansen voor de jongeren. Onderwijs en werk zijn de sleutels voor de integratie. “Dingen kunnen veranderen”, gelooft ze.

Met meer Lanjri’s en minder Dewinters mag de Antwerpse politiek straks gerust een bruin tintje behouden.

Nahima Lanjri. Zonder omwegen. Uitgeverij Icarus, Antwerpen. 1998. 175 blz., 595 frank.

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content