Presidentskandidaat George W. Bush schrijft het succes van zijn campagne toe aan het enthousiasme van de gewone man. Maar bij nader toezien spelen rijke blanke zakenlui een belangrijke rol als fondsenwervers en ‘kingmakers’. Een blik achter de schermen.

U hebt waarschijnlijk nog nooit van Heinz Prechter gehoord. De kleine 57-jarige Beierse immigrant maakte fortuin met de uitvinding van het schuifdak voor de auto-industrie. Hij staat bij zijn vrienden bekend om zijn goed humeur en zijn dure Duitse sportwagens, waarmee hij door de straten van Detroit scheurt. De naam Brad (Fargo) Freeman klinkt u wellicht evenmin bekend in de oren. Freeman verdiende miljoenen dollars als handelsbankier in Los Angeles. Hij is een bon vivant die in Beverly Hills modellen het hof maakt en graag allerlei gekke streken uithaalt – zoals het plaatsen van TE KOOP-bordjes op de keurig gemaaide grasperken van zijn zakenvrienden.

Prechter en Freeman en een half dozijn andere rijke Republikeinse zakenlui verdienen het beter bekend te zijn – als potentiële kingmakers. Als George W. Bush zijn uitdager John McCain voor weet te blijven en vervolgens in november wint, zou de belangrijkste reden daarvoor weleens geld kunnen zijn. In de loop van 1999 heeft Bush het duizelingwekkende bedrag van 67 miljoen dollar ingezameld, viermaal meer dan McCain en meer dan zijn twee Democratische rivalen, Al Gore en Bill Bradley, samen. Daardoor kon Bush het zich ook permitteren te bedanken voor federale subsidies, zodat hij in zijn campagne niet gebonden is aan uitgavebeperkingen. Bush zal dus ook na de voorverkiezingen zonder enig probleem op televisie reclame kunnen blijven maken, tot de partijconventies van deze zomer.

Zijn campagnemedewerkers beweren dat de gouverneur van Texas kan rekenen op het spontane enthousiasme van de gewone Amerikaan. Volgens de laatste gegevens hebben meer dan 170.000 mensen een cheque uitgeschreven, die wettelijk niet meer dan 1000 dollar mag bedragen. “Dit is een individuele inspanning geweest van gewone mensen, verspreid over heel Amerika”, zegt Don Evans, de zilverharige olieman uit Texas, die toezicht houdt op Bush’ fondsenwerving. “Mensen spreken van speciale belangen,” zegt Freeman, Bush’ topfinancier in Californië, “maar hoe kun je speciale belangen hebben als je 170.000 donors hebt?” Het antwoord is: door te weten hoe je de regels kunt manipuleren.

100 X 1000

Bush’ geldmachine is zorgvuldig ontworpen door een kleine groep mensen die zeer bedreven zijn in het ‘bundelen’ van duizend-dollarcontributies. Alle presidentiële campagnes bedienen zich van dergelijke technieken, maar profiterend van de welvarende tijden heeft het team van Bush het spel naar een nieuw niveau opgetild. Het relaas hoe deze geldinzamelingskampioenen Bush gekozen hebben als hun vaandeldrager, kan weleens het belangrijkste verhaal van de campagne zijn. Het onthult in hoeverre de gouverneur profijt heeft getrokken van een machtig netwerk van rijke zakenlui, die wellicht het oor van de president zullen hebben als Bush verkozen wordt. Hun gemeenschappelijke band is geld verdienen, geld geven aan de Republikeinse partij en ‘mannelijke’ bezigheden als jacht en golf.

Zo’n honderd vijftig topfondsenwervers zijn door het Bush-campagneteam tot Pioniers uitgeroepen. Zij hebben ieder meer dan 100.000 dollar in giften van 1000 dollar ingezameld, en velen hebben persoonlijk honderdduizenden dollars in ‘zacht geld’ aan de Republikeinse partij geschonken.

De meeste van Bush’ belangrijke financiers zullen hem wellicht niet om een baan of expliciete gunsten vragen. “Ik heb hier geen bijbedoelingen mee – het interesseert me geen lor om in de regering te zitten”, zegt Prechter. “Hij doet het omdat hij graag mee aan de touwtjes trekt en deel heeft aan de actie”, zegt een van zijn vennoten.

Deze geldmachine kwam al op snelheid nog voor Bush verklaard had (zelfs niet privé) dat hij kandidaat was voor het presidentschap. Sommige mannen achter het geld worden minder gedreven door hun persoonlijke loyaliteit aan Bush dan door de noodzaak om een verkiesbare kandidaat te vinden – een conservatief zonder al te scherpe randjes. Prechter, die jarenlang de belangrijkste fondsenwerver was van John Engler, de gouverneur van Michigan, merkte Bush in het midden van de jaren negentig op bij vergaderingen van de Republikeinse gouverneursvereniging. Het viel hem op hoe de aanwezigen uiteenweken wanneer de gouverneur van Texas de kamer binnenkwam. “Ik voelde het gewoon”, herinnert hij zich. “Hij was een winnaar. Ik ging meteen aan het netwerken.” Prechter begon rond te telefoneren en hoog op te geven van Bush’ star quality tegen de andere partijfinanciers. Een van hen herinnert zich hoe hij door Prechter werd aangesproken in het toilet, staande voor het urinoir.

Bush zelf liet zich bidden om zich in de race te werpen. Bij de opening van de George Bush Presidential Library in november 1997 waren de geldschieters teleurgesteld dat Bush jr. aarzelde om hen een teken te geven dat ze aan het ernstige werk konden beginnen. De gouverneur zei dat hij zich er zorgen over maakte zijn tienerdochters bloot te stellen aan de hardheid van een presidentiële campagne en dat hij eerst nog herverkozen moest worden in Texas, in november 1998. Maar Bush zei ook niet nee. In februari 1998 nodigde Prechter een dozijn van de zwaarste kanonnen van de Grand Old Party (GOP), zoals de Republikeinen ook worden genoemd, uit op zijn 4000 hectare grote veeboerderij net buiten het kleine Wheeler, Texas. De bijeenkomst werd bekend als The Hunt en was, achteraf bekeken, een keerpunt. Met reusachtige hoeden op en cowboylaarzen aan keken de geldmannen hoe Bush enkele Eagle Scouts en hun ouders toesprak in het auditorium van de plaatselijke middelbare school. Ze zaten rond de open haard bij Prechter en bestookten Bush met vragen, waarop iedereen zijn camouflagekleren aantrok en op vogeljacht ging. De grote jongens waren verkocht. Bush’ plagerige, mannelijke manier van doen stelde de zakentycoons, allemaal succesvolle blanke mannen van middelbare leeftijd, gerust. Het hoge woord kwam eruit: als Bush bereid was de handschoen op te nemen, zouden de grote geldschieters ervoor zorgen dat hij de middelen had om te winnen.

EEN MAN, TIEN VRIENDEN

In de loop van dat jaar breidden de financiers Bush’ financiële armslag kalmpjes verder uit – door in Los Angeles en Washington galadiners voor hem te geven. Dan, vanaf 1999, begonnen kleine groepen bankiers en bedrijfsmagnaten naar Austin te vliegen voor privé-lunches in de woning van de gouverneur. De financiële basis van de Republikeinse partij – informaticaondernemers uit Silicon Valley, leiders van chemiebedrijven, Wall Street-bankiers – kreeg stilaan vaste vorm terwijl Bush zich nog altijd niet uitgesproken had. Toen hij zich uiteindelijk kandidaat stelde, op 12 juni 1999, had hij al 15 miljoen dollar in kas. Politieke experts staan paf van Bush’ geldmachine. “Is fenomenaal het juiste woord? Ik denk niet dat dat recht doet aan wat er gebeurt”, zei Stan Huckaby, een consultant die politieke financiering onderzoekt.

Met de steun van vaders nationale netwerk begon George W. Bush in Texas met een geldmachine die 41 miljoen dollar opbracht voor de campagnes van zijn gouverneurschap. Zijn campagnestrategen steunden ook op de geldinzamelingsacties van de Republikeinse gouverneurs die loyaal zijn aan Bush, onder meer die van Michigan, Oklahoma en Pennsylvania.

Maar de echte sleutel tot het nooit eerder geziene succes van Bush’ fondsenwervingscampagne, zijn de Pioniers geweest. Zij brachten via hun contacten een kettingreactie op gang: één man rekruteert tien vrienden die bereid zijn om het maximumbedrag van duizend dollar bij te dragen. Die tien spreken op hun beurt ieder tien vrienden aan…

Volgens de federale wetgeving mogen bedrijven geen directe schenkingen doen aan een kandidaat. Maar door de bundelingstactiek omzeilden de Pioniers deze regel. Zo zorgden Joe Allen en Tom Marinis van het advocatenkantoor Vinson & Elkins ervoor dat hun partners, medewerkers en echtgenotes samen 185.000 dollar gaven voor Bush’ campagne. Ken Lay, de voorzitter van de energiegroep Enron, schreef het topkader van zijn bedrijf aan en verzocht hen het maximum bij te dragen; hij kreeg 92.000 dollar bijeen.

Zolang werknemers niet openlijk onder druk gezet worden, is ‘bundelen’ legaal, en het gebeurt trouwens in de campagnes van alle kandidaten. Maar de Pioniers hebben er veel sterker werk van gemaakt dan de meeste anderen. In de herfst, terwijl de pers John McCain volgde op zijn tocht door New Hampshire, ging Bush voort met het ontmoeten van bedrijfsleiders en andere patsers die hem door de Pioniers gezonden werden. Terwijl McCain verslaggevers in zijn bus probeerde te charmeren, bleef Bush ver op kop in de race om het geld – tussen september en januari haalde hij nog 10 miljoen dollar op, Mc Cain 6,1 miljoen. De volgende weken zullen duidelijk maken of Bush’ geldmachine het verschil maakt.

Copyright Knack/Newsweek

Vertaling: Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content