Op 14 oktober krijgt Jürgen Habermas de Vredesprijs overhandigd op de boekenbeurs in Frankfurt. Het filosofisch geweten van Duitsland is altijd blijven geloven in de rationele kracht van de westerse debatcultuur.

Habermas werd na zijn studie filosofie opgemerkt door Theodor Adorno en Max Horkheimer, de coryfeeën van de zogenaamde kritische theorie. Beiden probeerden op hun manier aan maatschappijkritische analyse te doen en riepen daarvoor de hulp in van het marxisme. Adorno en Horkheimer maakten kort na de Tweede Wereldoorlog naam met een essay dat de ontsporing van het nobele verlichtingsdenken _ vertrouw alleen op je eigen verstand _ in de barbarij van de holocaust probeerde te achterhalen. De dialectiek van de Verlichting (1947) schoof de schuld van het nazisme in de schoenen van een zelfverblind subjectivisme. De mensonterende logica van de gaskamers was een direct gevolg van het klakkeloos gehoorzamen aan een op hol geslagen nuttigheidsdenken dat met Descartes’ ‘Ik denk, dus ik ben’ aan zijn triomfmars was begonnen. Het kwam erop aan om dit ontaarde rationalisme in goede banen te leiden. Adorno en Horkheimer stelden de diagnose, maar vonden geen remedie. De jonge en ambitieuze Habermas wilde beter doen dan zijn ontgoochelde leermeesters en ging op zoek naar de roots van de Verlichting.

SALONGESPREKKEN VAN BURGERS

Hij maakte als prille dertiger een studie over de manier waarop het ontstaan van de publieke opinie in de verlichte, achttiende eeuw tot de democratisering van de westerse samenlevingen leidde. Het openbaar debat dat zo typisch is voor parlementaire democratieën gaat terug op de geanimeerde salongesprekken van burgers onder elkaar. In de negentiende eeuw wordt dit debat geleidelijk aan monddood gemaakt door de argumentatievijandige logica van politieke partijen en marktmechanismen die zich verschansen in het eigen gelijk. De mondige burger wordt in de loop van de negentiende eeuw een consument en de openbare opinie is slechts een schim van de levendige debatten van weleer. Hoeft het te verwonderen dat de jonge, briljante auteur van Strukturwandel der Öffentlichkeit (1962) _ de structurele verandering van de openbare ruimte _ door de studenten op handen werd gedragen? Ook zij voelden zich in de jaren zestig de erfgenamen van een debatcultuur waarin iedereen zijn zegje moest kunnen doen en waarin alles mogelijk moest zijn. Toen de studenten Habermas niet alleen om woorden vroegen maar ook om revolutionaire daden, trok hij zich in 1971 terug in een onderzoeksinstituut te Starnberg, ten zuiden van München.

Hij verdiepte zich steeds meer in de finesses van de argumentatietheorie en zocht daarbij hulp in alle mogelijke wetenschappen. Het marxisme bood voor Habermas onvoldoende perspectief omdat het onderdeel was van de ziekte die Adorno met zijn kritische theorie wou bestrijden. Marx legde alle eieren in de korf van nieuwe arbeids- en productieverhoudingen en koos in de ogen van Habermas voor een te eenzijdige, economistische oplossing. Het kwam erop aan, zei Habermas, het verlichte rationalisme in te bedden in een bredere vorm van redelijkheid. Hij vond zijn inspiratie in de salongesprekken van de verlichte encyclopedisten. Redelijkheid komt pas tot stand in een dialogische, intersubjectieve relatie tussen gesprekspartners. Het is zaak om de dynamiek van die argumentatieve uitwisselingen door te lichten. Tien jaar lang doorploegde Habermas de uithoeken van diverse wetenschappelijke disciplines _ van taalkunde en taalfilosofie tot sociologie en cognitieve psychologie _ om in 1981 met zijn ‘blauwe monster’ op de proppen te komen. In twee kloeke boekdelen van samen 1167 bladzijden dik en voorzien van een blinkend blauwe omslag, schetste hij een theorie van het communicatieve handelen ( Theorie des kommunikativen Handelns).

Het wordt tijd, vond Habermas, om de redelijkheid van mensen niet langer te situeren in het individuele verstand van afzonderlijke subjecten. Ook de arbeidspraktijk van zelfbewuste burgers doet tekort aan onze redelijkheid. Rationaliteit is teamwork. Ze is een product van de intermenselijke verhoudingen, zoals die tijdens het actieve samen spreken tot uiting komen. Twee eeuwen geleden lag dit samen redelijk spreken aan de basis van het ontstaan van de westerse democratie. In een ingenieuze en vaak uitputtende analyse probeert Habermas zijn communicatief gelijk te bewijzen. Als een nieuwerwetse Kant wijst hij de weg naar het paradijs van de ideale gesprekssituatie dat echter nooit kan worden bereikt, maar dat wel onze taaldaden bevleugelt. Wie zonder strategisch eigenbelang met andere mensen zich onderhoudt, ontplooit volgens Habermas altijd een drietal geldigheidsaanspraken. Je wil met hetgeen je zegt iets waars vertellen, je wil de andere overtuigen en je wil jezelf uitdrukken. Cognitieve, morele en expressief-esthetische aspecten zijn alledrie broederlijk verenigd in het authentieke gesprek, aldus Habermas. De sociale status van de partners, laat staan ras en kleur, speelt in deze ideale gesprekssituatie geen rol. De zachte dwang van het betere argument is tenslotte de grote overwinnaar.

MONETAIR-BUREAUCRATISCH COMPLEX

De utopische werkwijze van de communicatieve rationaliteit kan alleen benaderd worden in ons dagelijks doen en laten. Het politieke en economische spreken, aldus Habermas, dat vooral op het eigenbelang is gericht, verminkt deze communicatieve rationaliteit echter meer en meer. Habermas richt zijn pijlen op het ‘monetair-bureaucratisch complex’ dat met zijn onpersoonlijke imperatieven van geld en macht het menswaardige leven zelf meer en meer onmogelijk maakt. Hij heeft het over ‘de kolonisering van de leefwereld’ door economie en politiek. Het leven wordt verpest door de almacht van commercialisering en bureaucratisering en moet dringend zuurstof toegediend krijgen door zich te bezinnen op de oervorm van de moderne redelijkheid, zoals die tijdens de achttiende eeuw zichtbaar werd. Habermas zag dergelijke communicatieve correcties aan het werk in de sociale basisbewegingen van milieuactivisten, alternatieve democraten en feministen tijdens de jaren zeventig en tachtig. Zelf ging hij herhaaldelijk als democratisch profeet te keer in parlementen en op openbare fora om de oorspronkelijke magie van de communicatieve redelijkheid opnieuw aan te boren. Uiteraard hebben de media hierin een voortrekkersrol te spelen, maar dan mogen ze niet aan de leiband lopen van commercie en politiek. Veertig jaar na zijn pilootstudie over het belang van de openbare opinie in het tot stand komen van nationale democratieën hamert Habermas op dezelfde spijker waar hij het heeft over een toekomstig Europa. De euro en een Europese regering volstaan niet voor een volwaardig Europa. Een grensoverschrijdende publieke opinie daarentegen staat garant voor een echt Europa van de volkeren.

Uiteraard wekt dergelijk vertrouwen in een onvervalst democratisch en rationeel spreken de achterdocht van degenen die weinig of geen vertrouwen koesteren in de mensheid. Habermas’ theorie werd gediskwalificeerd als Teutoons, politiek correct denken. De postmoderne filosoof Jean-François Lyotard had het over ’totalitarisme van het verstand’. Hij vond dat Habermas geen oog had voor het steekspel van opinies die helemaal niet willen harmoniëren in een ideale gesprekssituatie, maar integendeel alleen maar willen schitteren in de verblindende kracht van hun retorische argumenten. Habermas riposteerde droogjes dat Lyotard en zijn postmoderne collega’s van het deconstructiekamp de werkelijkheid esthetiseerden tot een spel terwijl er toch meer aan de hand is. Voor al wie tegen de verzuring is, biedt Habermas’ visie een houvast om te blijven geloven in collectieve inspanningen om het democratisch gehalte van onze samenlevingen op te drijven.

Frank Hellemans

Een grensoverschrijdende publieke opinie staat garant voor een echt Europa van de volkeren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content