Deze week wordt de concretisering van de besluiten van Tampere geëvalueerd. Die besluiten moeten van Europa een vrije, veilige en rechtvaardige plek maken. Maar de dingen lopen niet altijd zoals ze zouden moeten.

Op 16 november 2001 gaan die ministers in Brussel nog eens na hoe de 62 besluiten van Tampere geconcretiseerd worden en hoe de Europese top van Laken die evolutie op het einde van het Belgische EU-voorzitterschap halverwege december nog kan bespoedigen. Want dat zal nodig zijn. Zowel de immigratie- en de asielpolitiek als de visa- en douaneprocedures van de EU-leden vertonen nog veel lacunes en raken moeilijk op elkaar afgestemd.

Ook de pogingen om het burgerlijk recht onder een Europese gemeenschappelijke noemer te brengen, wachten op nieuwe politieke impulsen. Die zijn nog dringender om de samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten (én de kandidaat-lidstaten) te bevorderen. We zijn immers nog ver verwijderd van de espace judiciaire européen, die tegen 2004 gerealiseerd zou moeten zijn. Zo zijn er nog grote meningsverschillen tussen de lidstaten over de bevriezing van mogelijke criminele vermogens, over het Europese aanhoudingsmandaat, over het principe dat de feiten (bij uitlevering) zowel naar Belgisch recht als naar dat van de staat die om de uitlevering verzoekt strafbaar zijn (dubbele incriminatie), en over ieders nationale controle op de gerechtelijke beslissingen van andere lidstaten. Het strafrecht blijft dus het domein bij uitstek van de nationale soevereiniteit.

Dat probleem wordt nog groter nu professor Chris Van Den Wyngaert (UIA) in samenwerking met de dertien EU-kandidaten op 19 september in Trier een rapport heeft voorgesteld waaruit blijkt hoe hun rechtssystemen onderling én ook met die van de vijftien EU-lidstaten verschillen. En hoe zelfs de EU-regelgeving die de EU-kandidaten moeten overnemen een hodgepodge is. In hun 25 aanbevelingen vragen de rapporteurs dan ook meer klaarheid en samenhang in de Europese regelgeving. Dat staat echter _ vooralsnog? _ niet op de agenda van Laken. Zo’n schoonmaak zou nochtans ook een goede zaak zijn voor de Europese politiesamenwerking. Dat zegt ook Patrick Zanders, voorzitter van de raad van bestuur van Europol.

Patrick Zanders: Europol krijgt in vele gevallen geen politieel vertrouwelijke _ zogenaamd ‘zachte’ _ informatie. Interpol krijgt die zeker niet. Zodra ergens bijvoorbeeld belangrijke informatie over een verzetsbeweging beschikbaar is, zullen heel wat landen aarzelen om die informatie aan Interpol over te maken. Precies om te vermijden dat de politie van het betrokken land die informatie voor eigen politieke doeleinden zou misbruiken. Tegenover Europol is zo’n aarzeling theoretisch overbodig. Europol wisselt alleen informatie uit met staten die gegevensbescherming garanderen, zoals is bepaald in de conventie van 1981 van de Raad van Europa.

Als Europol dan toch informatie van buiten de EU nodig heeft, kan die via Interpol gevraagd worden. Maar dan moet eerst nagegaan worden welk nadeel de burger daardoor kan ondervinden in het land waaraan de vraag gericht wordt. Daarom vrees ik dat Interpol, waarmee Europol op 5 november nochtans een samenwerkingsakkoord sloot, van weinig nut kan zijn bij de uitwisseling van informatie in de strijd tegen terrorisme en zware georganiseerde criminaliteit.

Het blijft wel nuttig om een organisatie zoals Interpol te hebben die aan het andere eind van de wereld kan laten nagaan of iemand daar al dan niet verblijft. Maar het natrekken van zachte informatie via Interpol is meestal te delicaat.

U verwijt Interpol een gebrek aan externe controle, maar u wijst er al jaren op dat ook de gerechtelijke en parlementaire controle op Europol tekortschiet.

Zanders: Daar blijf ik bij. De toenadering tussen de nationale parlementen en het Europese parlement om Europol te controleren, is een stap in de goede richting. Voor de gerechtelijke controle op Europol blijft het wachten tot Eurojust, een Europees magistratenkorps dat de bestrijding van criminaliteit binnen de EU moet coördineren, volgend jaar definitief van start gaat. Dat wordt een heel moeilijke oefening. In tegenstelling tot in België is de enige gerechtelijke controle op het politiewerk in de meeste EU-lidstaten _ net als in de Verenigde Staten _ de controle die achteraf door de rechtbank gebeurt bij de behandeling van een zaak. Vermits Europol een intergouvernementele en geen Europees communautaire organisatie is, moeten de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaten, en dus niet Eurojust, de eerste controle op het werk van Europol uitoefenen. In de praktijk zal de Belgische federale procureur volgend jaar de rol van de nationale magistraat overnemen. Op beleidsniveau overleggen wij in België vooralsnog om de drie maanden met de procureur-generaal die voor de internationale politiesamenwerking bevoegd is.

Een van Europols problemen zit echter in het initiatierecht, zoals het verdrag van Amsterdam bepaalt. Als Europol bijvoorbeeld aan de hand van een misdrijfanalyse een verdachte in beeld krijgt die in een lidstaat woont die helemaal niet bij die analyse betrokken is en die zijn financiële verrichtingen in nog een andere lidstaat verricht, zal Eurojust moeten beoordelen waar het gerechtelijke onderzoek wordt opgestart. Dat soort beslissingen komt niet aan politiediensten of aan Europol toe, maar aan een gerechtelijke instantie.

Hoe moet het verder met Europol nu het almaar nieuwe taken toegewezen krijgt?

Zanders: Wij moeten ons durven af te vragen of de structuren van Europol en Interpol nog aan de realiteit van het dagelijkse politiewerk beantwoorden. Is het nog verantwoord een centrale eenheid voor informatieverwerking te hebben die door nationale verbindingsbureaus wordt gevoed?

Als Europol en Interpol na al die jaren nauwelijks 10 procent van de vereiste inlichtingen krijgen, is dat grotendeels te wijten aan de anonimiteit van die organisaties. Het is immers veel boeiender én efficiënter om via telefoon en e-mail rechtstreeks contact te hebben met buitenlandse collega’s die met dezelfde zaak bezig zijn. Vroeger was ik tegen dat soort bilaterale onderonsjes gekant omdat die zonder controle verliepen. Europol bracht daar echter meer klaarheid in. En als er bij Europol pilootprojecten, gemeenschappelijke speurdersteams en databanken onder de rechtstreekse controle van de gerechtelijke autoriteiten worden opgestart, kunnen politieoperaties wel gedecentraliseerd verlopen.

Begin oktober leek het soms alsof Europols ‘High Impact Operation’ de grensposten van de kandidaat-lidstaten in Centraal-Europa streng controleerde terwijl de grenzen van enkele lidstaten in Zuid-Europa door vluchtelingenstromen overspoeld werden.

Zanders: De High Impact Operation bewees dat Europol wel degelijk grootschalige operaties en analyses aankan, op voorwaarde dat alle betrokkenen alle informatie ter beschikking stellen. Zo weten wij nu beter hoe en waar mensen de EU worden binnengesmokkeld. Voor het eerst weten wij nu ook hoe die smokkelfilières doordacht aangepakt kunnen worden. De High Impact Operation is ook een les voor de lidstaten. Zo is nu duidelijker dan ooit dat Oostenrijk het centrale invalspunt is voor mensenhandel vanuit Centraal- en Oost-Europa naar de EU. Ik weet niet of de Oostenrijkse regering dat voordien besefte of wou toegeven.

De mondialisering van de georganiseerde criminaliteit en van het terrorisme dwingt ons tot wereldwijde politiesamenwerking. Of wij dat nu willen of niet. Zo houdt het verdrag van Schengen in dat er binnen de Schengengrenzen nog steeds discrete én opvallende identiteitscontroles uitgevoerd mogen worden. Maar dat gebeurt bijna nooit omdat de procedures zo complex zijn. Bovendien moeten wij in het vernieuwde Schengen Informatie Systeem (SIS II) misschien ook zachte informatie durven in te voeren.

Welk bezwaar kan er zijn om _ onder gerechtelijke controle _ een minimum aantal bewijzen of aanwijzingen in het systeem op te nemen en zo bepaalde verdachten, zoals vermoedelijke leden van Bin Ladens netwerk, te volgen? Dan zouden we kunnen nagaan waar, hoe en met wie zij zich verplaatsen. Voor zo’n proactieve recherche bestaat er echter nog geen Europees kader. Ook op dat vlak kan Eurojust zich nuttig maken. De internationale politiesamenwerking kan immers verbeterd worden zonder de burgerlijke vrijheden te beknotten. En wie kan nu bezwaar hebben tegen de invoering van een Europese visumgegevensbank met de foto en vingerafdrukken van de aanvrager?

Deze week wordt de concretisering van de besluiten van Tampere nog eens geëvalueerd. Nu is al duidelijk dat die op verzet stuiten.

Zanders: De boodschappenlijst die de lidstaten midden oktober 1999 meekregen, is zeer gedetailleerd. Nu rest echter de vraag of de lidstaten de politieke wil hebben om er werk van te maken. Precies die wil wordt op 16 november in Brussel andermaal afgetast. En als u het mij vraagt, moeten de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken ook voor ogen houden dat veel EU-kandidaten voor en tijdens de High Impact Operation bewezen hebben dat zij betere Europeanen zijn dan sommige lidstaten.

Frank De Moor

‘Ik vrees dat Interpol weinig nut heeft bij de uitwisseling van informatie in de strijd tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content