Op zaterdag 5 juli wordt in het Britse Leeds de 101e Tour de France op gang geschoten. Zonder Bradley Wiggins bij Team Sky, maar wel met Chris Froome in een hoofdrol. De start aan de andere kant van het Kanaal past in een bredere beweging: de Britten zijn fietsgek geworden.

Groot-Brittannië leert fietsen. En dat is geen mooi gezicht. In steden als Londen is fietsen iets voor mensen die hun leven moe zijn, of die stijf van de testosteron denken dat ze de strijd tegen de auto kunnen winnen. Maar de trend is onmiskenbaar: de Britten hebben de fiets ontdekt. Kijk maar naar de ongewone opwinding over de start van de Tour de France op 5 juli in het Noord-Engelse Yorkshire. ‘De grootste race ter wereld in het grootste graafschap’, heet het.

Ruim drie miljoen Britten (van de 64 miljoen inwoners) springen minstens twee keer per week in het zadel. Bijna de helft van de bevolking heeft een fiets, en 750.000 mensen fietsen naar hun werk – in 2001 waren dat er amper 90.000. Daar kunnen we op het vasteland wat lacherig over doen, maar voor Groot-Brittannië is dat dus een doorbraak. Je ziet het overal. In winkelpanden waar vroeger de fish and chips-zaak of het gokkantoor zat, vind je nu een fietsverkoper. Het enorme verschil met vijf jaar geleden, zegt Marc Blood van Crown Cycles in de West-Londense buitenwijk Twickenham, is het aantal serieuze nieuwe fietsers. Hij heeft het niet over mensen die eerst op een tweedehands hebben geprobeerd of ze fietsen wel leuk vinden, maar over degenen die voor hun eerste behoorlijke fiets ‘minstens 2000 euro’ uitgeven. Er is een klassiek patroon, zegt Blood: ‘Ze beginnen op een stadsfiets, stappen over op een racefiets, raken daar verslingerd aan en schaffen dan een exemplaar van een paar duizend euro aan. ‘Ik verkocht er gisteren nog één voor 4000 euro.’

Het is oorlog

De Britse wielerwoede is aangedreven door geld en goud: flinke investeringen in baanwielrennen en recente olympische medailles. De Britten waren al lang bekend met fietswedstrijden – ze wonnen hun eerste gouden wielermedaille op de Olympische Spelen van 1920 – maar dat maakte thuis geen blijvende indruk. Wielrennen was iets voor Europeanen, voor mensen die rechts reden en in kilometers telden. Het fietstalent dat de Britten in huis hadden, werd genegeerd. Het was er wel, maar het zat in onverwachte hoek: amateur Beryl Burton, ‘de huisvrouw uit Yorkshire’, reed in 1967 277 mijl in twaalf uur. Het duurde twee jaar voordat een man daaroverheen ging; vrouwen is het nog altijd niet gelukt. Burton zou zeven wereldtitels en tientallen landskampioenschappen winnen. Elders werden er voor haar monumenten opgericht, maar in eigen land werd ze zo goed als vergeten.

Op de Olympische Spelen in Sydney in 2000 triomfeerden Britse baanwielrenners, maar de wegrenners waren nergens te zien. In 2004 en 2005 deed geen enkele Brit mee aan de Ronde van Frankrijk. Maar gedreven trainers, sponsors en getalenteerde renners begonnen het tij te keren. De Britten fietsten op de Spelen van 2008 acht gouden medailles bij elkaar. In 2010 werd Team Sky met zijn erg Britse Jaguar-volgwagens opgericht, dat (de in Gent geboren) Bradley Wiggins en (de in Nairobi geboren) Chris Froome naar eindwinst in de Tour zou leiden in 2012 en 2013.

De prestaties van de huidige generatie profs en medaillefietsers werkten inspirerend. Fietsen werd een participatiesport. De fiets, lang een stuk speelgoed voor kinderen of voor oude vrijsters die er, volgens een gedicht van George Orwell, door de ochtendmist mee naar de kerk reden, werd een trendgevoelig hebbeding. Volgens de volkstelling van 2011 bleef het percentage Britten dat met de fiets naar het werk gaat ongewijzigd op 2,8 procent. Maar in de grote steden schoot het aantal fietsende pendelaars met 80 procent omhoog. In Londen zelfs met 144 procent.

Ga in de buurt van een grote Londense verkeersader op de stoep staan en de nieuwe Britse pendelaar dringt zich vanzelf aan je op (en laat je, als je geluk hebt, ongedeerd). Degenen die op hun sportfietsen voorbijracen, tussen taxi’s doorslingeren en daarbij vaak de verkeerslichten negeren, behoren grotendeels tot de soort van de Mamil: Middle Aged Men in Lycra. In de hoofdstad zijn zij het die het straatbeeld domineren en de fietswoede aanwakkeren. Hun tempel heet ‘Look Mum No Hands!’. In dit fietscafé in Noordoost-Londen wordt ’s avonds Belgisch bier getapt. In de etalage hangen kunstig opgehangen fietsframes en achterin is er een reparatiewerkplaats. In de wc hangt trots een quote van schrijver Daniel Behrman: ‘De fiets is een vehikel voor revolutie.’ De clientèle is overwegend mannelijk (80 procent van Londense fietsers zijn mannen), stads en welgesteld. Ze hebben niet alleen een dure fiets, maar ook de ‘juiste’ uitrusting. Strak, kort, transpiratiewerend en afgezet met hogezichtbaarheidskleuren. En een camerahelm, dat spreekt vanzelf: de strijd tegen de brute dominantie van de auto wordt nauwgezet vastgelegd. Voor hen is de fiets meer dan een alternatief vervoermiddel. Het is een wapen. Want buiten op de wegen is het oorlog. Fietsen is dan wel populairder geworden, de veiligheid op de Britse wegen is die trend niet gevolgd. De meeste wegen zijn niet op fietsen ingesteld. Elke maand wordt in Londen een fietser doodgereden, meestal door een vrachtwagen.

Fietswalhalla

Britse politici jubelen over ‘de fietsrevolutie’. Premier David Cameron zegt dat hij ze wil stimuleren ‘om de volksgezondheid te bevorderen en de files tegen te gaan’. De Londense burgemeester Boris Johnson, die net als Cameron geregeld op een fiets gesignaleerd wordt, trok honderden miljoenen euro’s uit voor een nieuwe, fietsvriendelijke infrastructuur in de stad. Hij legde hier en daar gescheiden fietspaden aan en een paar fietsvriendelijke ‘mini-Hollandjes’ in de buitenwijken. Het plan is Londen ‘even fietsvriendelijk te maken als Amsterdam’. De Britse hoofdstad zou alle ingrediënten voor een fietswalhalla bezitten, gelooft Johnson: ‘Vlak terrein, minder heuvels dan Parijs, meer parken dan welke andere Europese stad ook, en een perfect, gematigd klimaat.’

Maar het is niet voldoende. Sterker, deskundigen waarschuwen dat als fietsen niet snel veilig gemaakt wordt de revolutie zal verstikken in het enthousiasme van het eerste uur. Een van ’s lands grootste fietsfabrikanten, Halfords, vroeg 4500 volwassenen wat hen zou overhalen op het zadel te springen. ‘Aparte fietspaden’, was het antwoord. Gescheiden wegen voor fietsers zouden een eerste vereiste moeten zijn, maar zijn een luxe. De meeste Britten moeten het stellen met geel- of blauwgeverfde stroken op de weg. Volgens verkeersacademici moet er 1,25 miljard euro per jaar worden geïnvesteerd om Britse steden, het platteland en provinciewegen fietsvriendelijk te maken. Maar zelfs al zou het Verenigd Koninkrijk maar 4 procent van de verkeersbegroting (720 miljoen per jaar) uitgeven aan fietsen, dan nog zou de veelbesproken revolutie wortel kunnen schieten, berekende de vaste Kamercommissie voor Verkeer. ‘Doen!’ moedigden de automobilistenvereniging en de Britse wielerbond aan. Maar Cameron gaf niet thuis. Ook de suggestie om een jaarlijkse fietsuitgave in te lassen in de verkeersbegroting werd van de hand gewezen.

Dat de Britten de fiets ontdekt hebben, zou alleen al vanwege de volksgezondheid aangemoedigd moeten worden. Groot-Brittannië is het dikste land van de EU; bijna twee derde van de bevolking heeft overgewicht. De Britten zitten ook in de top van de categorie ‘meest luie Europeanen’. En toch wordt jaarlijks amper 1,60 euro per inwoner uitgegeven om fietsen veilig en aantrekkelijk te maken.

Hoe groot de Britse wielergekte is, zal tijdens de eerste drie dagen van de Tour blijken. Maar de kans dat de Britse fietsrevolutie tot een subcultuur beperkt zal blijven, is nog altijd behoorlijk groot.

DOOR LIA VAN BEKHOVEN

Wielrennen was iets voor Europeanen, voor mensen die rechts reden en in kilometers telden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content