Hubert van Humbeeck

Als zaterdag in Laken het licht wordt gedoofd, hebben we onze portie royalty gehad. De paleiswatchers mogen met vakantie, ze zullen die tegen die tijd dubbel en dwars hebben verdiend. Per slot van rekening zijn ze al in touw sinds midden september, toen de verloving van kroonprins Filip met Mathilde d’Udekem d’Acoz werd aangekondigd. Het kleine kransje Belgen dat zich republikein noemt, doet er ondertussen goed aan om nog even andere oorden op te zoeken waar geen klanken uit Brussel doordringen.

De Engelse koningin Elisabeth II kreeg er onlangs een medewerker bij. Een communicatiedeskundige uit de stal van premier Tony Blair, die het blazoen van de royals moet oppoetsen. Hij moet de Queen als het ware dichter bij de mensen brengen. Albert II van België heeft zo’n mediastrateeg niet nodig. De gekroonde hoofden uit heel Europa die zaterdag met veel pump and circumstances in Brussel verzamelen, bekijken de anders zo grijze Coburgs dezer dagen wellicht met enige afgunst. Buitenlanders snappen sowieso weinig van de ingewikkelde alchemie die ons merkwaardige landje bijeenhoudt en ondanks alles laat draaien. Het kost doorgaans al enige moeite om ze uit te leggen dat hier morgen nog geen burgeroorlog uitbreekt.

De peilingen die deze week in dit blad en in andere verschijnen, vertellen iets over de relatie tussen de koning en zijn land. De cijfers zijn zeker gekleurd door de charme van een nieuwe, mooie prinses. Maar als hoofd van de dynastie zal Albert II toch tevreden kennis nemen van de resultaten. Hij leert eruit dat zijn troon niet bedreigd is – daar is het een koning toch altijd in de eerste plaats om te doen. De onderdanen vinden het goed zoals het is; het voorzichtige, bedaarde België wenst niet veel aan de bestaande situatie te veranderen. Het is ook weer niet meteen grote liefde: de koning en zijn land hebben een verstandshuwelijk gesloten omdat het zo voor iedereen het beste uitkomt. Als de monarchie het niet te bont maakt, wordt ze ver boven elke andere staatsvorm verkozen.

In vergelijking met de meeste van zijn collega’s heeft Albert II in die situatie nog behoorlijk wat politieke macht, al merkt de burger daar doordeweeks weinig van. De koning is voor hem of voor haar iemand die aan de vooravond van de nationale feestdag of met Kerstmis wijze woorden spreekt op televisie, en die na verkiezingen in beeld komt om de politieke trein weer op gang te trekken. Het balletje dat door de kiezer is opgeworpen, wordt daarbij keurig in het juiste veld teruggekaatst.

Wie niet goed toekijkt, loopt vlug verloren in het subtiele spel tussen de gemeenschappen, de federale overheid en het paleis. Het is een spel waarvan de regels lang zijn verfijnd en bijgeslepen. De koning is daarin het sluitstuk in de boog van moeilijke Belgische structuren, waarin alleen een perfect neutrale figuur de rol kan spelen die hem constitutioneel is toegewezen. Een verkozen president, bijvoorbeeld, zou het daar in België moeilijker mee hebben: die brengt toch altijd een verleden en een achtergrond mee die hij niet als een gewaad kan afleggen.

Als hij zijn rol goed begrijpt, weet Albert II dat hij de aanhankelijkheid, die zijn familie dezer dagen wordt betoond, niet verkeerd mag inschatten. De Coburgs zullen uit deze eeuw toch zeker hebben geleerd dat een vorst een politieke strijd alleen maar kan verliezen. Het abortusstandpunt van koning Boudewijn wierp een smet op zijn, afgezien daarvan, bijna foutloze parcours als staatshoofd: hij zag zich genoodzaakt om zijn functie even neer te leggen.

Zeker op momenten dat het vertrouwen in de instellingen laag is, zoals dat de voorbije jaren in België kon worden vastgesteld, vraagt het koninklijke optreden om terughoudendheid. Als Wallonië – oh ironie – in de peilingen vandaag een voorkeur uitspreekt voor een sterkere monarchie, heeft dat op zichzelf weinig met een echt politiek verlangen te maken. Het kan worden begrepen als een signaal van een regio, die zich tot de koning wendt als toeverlaat. Tot het natuurlijke tegengewicht in het bestel dat tegelijk naast en boven het werkelijke leven staat.

Het is een voortdurende, moeilijke evenwichtsoefening. Het Hof viert eind deze week een feest waarop het lang heeft gewacht. Maar het blijft uitkijken voor de kater, want de danser mag niet van zijn koord vallen. Het is maandag immers weer vroeg dag.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content