‘De euro heeft de crisis nog verscherpt’

Griekenland mag dan wel niet meer dagelijks vooraan in het nieuws zitten, van de eurocrisis zijn we nog niet af. Financieel expert David Marsh waarschuwt in Europa’s impasse zelfsvoor een langdurige patstelling.’Iedere mogelijke uitweg wordt geblokkeerd door de incompetentie van onze politieke leiders.’

David Marsh zit tegen het middaguur van een kop koffie te genieten in de lege ontbijtzaal van het Ambassade Hotel, een statig grachtenpand uit de 17e eeuw. Het is mooi lenteweer en in de gezellige, modieuze winkelstraatjes in de Amsterdamse binnenstad laten toeristen hun euro’s rollen. Hoezo, eurocrisis?

David Marsh schrijft voor de Financial Times en The New York Times en heeft een vaste column in The Wall Street Journal. Hij publiceerde vijf boeken over de euro. Onlangs was hij in Amsterdam voor de promotie van de Nederlandse vertaling van zijn laatste boek: Europa’s impasse, een uitwerking van zijn stelling dat de eurocrisis op dit moment eigenlijk fundamenteel onoplosbaar is.

Dat is het gevolg van ‘ontwerpfouten in het eurostelsel’ aan de ene kant, en van onverenigbare politieke en economische culturen in de verschillende eurolanden aan de andere kant. ‘Het was een fetisj te denken dat de zuidelijke lidstaten tot elke prijs bij de euro moesten’, zegt Marsh. ‘De euro had van start moeten gaan als een kleine, noordelijke muntunie, met landen als Duitsland, Nederland, België, Luxemburg en Oostenrijk. Niet met landen die qua concurrentievermogen aan beide uiteinden van de schaal inmiddels dertig procent van elkaar verschillen.’

De euro verving in 2002 met veel feestgedruis de nationale munten van twaalf Europese lidstaten. Inmiddels gebruiken achttien EU-landen de euro, die een mijlpaal moest zijn richting de politieke en economische integratie van Europa, als wettig betaalmiddel. De eerste jaren na de invoering van de euro ging alles goed. Maar in 2007 en 2008, na het uitbreken van de kredietcrisis, kwam de kwetsbaarheid van de euro aan het licht. ‘Toen bleek dat de zuidelijke landen jarenlang boven hun stand hadden geleefd’, aldus Marsh. ‘Met de komst van de euro werd de rente op leningen verlaagd en kunstmatig laag gehouden. Daardoor stapelden onhoudbare schulden zich op in de private en de publieke sector, waarmee speculatieve zeepbellen, denk aan de vastgoedsector in Spanje, werden gefinancierd. Toen dat aan de oppervlakte kwam, smolt de bereidheid van kredietlanden om nog langer geld tegen een lage rente te verstrekken aan de tekortlanden als sneeuw voor de zon. Het werd helemaal dramatisch toen de schuldeisers plots allemaal tegelijk hun geld terug wilden.’

En de onaangename waarheid, aldus Marsh, is dat de gezamenlijke Europese munt de crisis niet heeft verzacht maar juist danig heeft verscherpt. De zuidelijke landen konden niet langer grijpen naar het wapen van de devaluatie om de tekorten op hun betalingsbalans te doen krimpen en hun economieën te stimuleren. Zwalpend Europees leiderschap zorgde voor het uitblijven van radicale beslissingen die nodig zijn om de euro naar een veilige haven te voeren.

‘Hadden de Europese politici en ambtenaren in februari 2010 de verbeelding, de capaciteiten en de politieke wil gehad om het virtueel failliete Griekenland een stevige reddingsboei toe te werpen, had men de crisis misschien kunnen beperken. Maar de nieuwe Griekse eerste minister George Papandreou, die nog maar net aan de macht was, wilde vooral het geld van alle anderen uitgeven. En dus hebben de Duitsers een hard standpunt ingenomen om Griekse politici niet verder aan te moedigen in hun economisch wangedrag.’

Er was ook de beruchte ‘no bail-out-clausule’, de afspraak dat de Europese Centrale Bank (ECB) en de regeringen van de eurolanden de schulden van een ander euroland niet kunnen overnemen. ‘Het is een illusie gebleken, maar alle eurolanden moeten volgens die clausule op eigen benen kunnen staan’, zegt Marsh. En dus aarzelde en talmde Europa – nefast uitstelgedrag waardoor de Griekse problemen de hele eurozone gingen besmetten.

De euro was een politiek project van de Fransen en de Duitsers, die elk om hun redenen de euro wilden invoeren. De vaders van de muntunie wisten dat die onvermijdelijk met een politieke unie, met onder meer verregaande bevoegdheidsoverdrachten op begrotingsvlak aan een centraal Europees gezag, moest worden aangevuld. Maar de euro is, in de woorden van Marsh, nog steeds een munt op zoek naar een staat. ‘Het is alsof de bouwwerkers hebben besloten om er tegen lunchtijd mee op te houden. Maar zonder een politiek kader valt een monetaire unie meestal weer uit elkaar.’

Doemprofetieën

En toch. De euro is, in weerwil van alle doemprofetieën, niet in elkaar gestort. De eurozone raakt stilaan uit de economische recessie. Zuidelijke landen kunnen hun overheidsschuld weer tegen een betaalbare rente financieren. Zelfs de situatie in Griekenland is verbeterd. Het land keerde, ruim vier jaar na het uitbreken van de eurocrisis, met succes terug op de kapitaalmarkt om geld op te halen bij internationale beleggers. Hebben we het ergste van de eurocrisis dan niet gehad?

‘Een heel strenge fase van de eurocrisis ligt misschien achter ons’, geeft David Marsh toe. ‘Maar de crisis gaat gewoon door en het zou best kunnen dat het ergste nog moet komen. We zijn nog niet tot aan de rand van de afgrond gegaan en wereldwijd pakken economische onweerswolken zich opnieuw samen. Er is dus geen enkele reden tot zelfgenoegzaamheid. De inwoners in de perifere eurolanden zullen moeten wennen aan blijvend zwakke economische groei. De goede dagen van vóór de eurocrisis komen niet terug. En kredietlanden zoals Duitsland zullen moeten wennen aan het idee dat het geld dat ze hebben uitgeleend, in de vorm van noodkredieten en bankgaranties, niet zal worden terugbetaald. De staatsschuld van een land als Griekenland is immers onhoudbaar.’

Landen als Griekenland, Spanje en Portugal kregen in ruil voor reddingsoperaties door Europa straffe bezuinigingsmaatregelen opgelegd, waarvoor hun bevolkingen een hoge prijs betalen. Maar er is weinig licht aan het eind van de tunnel. De werkloosheid onder de beroepsbevolking in Spanje en Griekenland loopt op tot 27 procent. ‘Er is vandaag in die landen gigantische crisismoeheid’, zegt Marsh. ‘Mensen geven Berlijn en Brussel de schuld voor nationale economische tegenslagen die voornamelijk het resultaat zijn van slecht binnenlands beleid. Er heerst een sterk anti-Europees sentiment, dat de verkiezingsuitslag van 25 mei zal bepalen. Ik ben bang dat de centrumpartijen in die landen nadien nog meer met de rug tegen de muur komen te staan, waardoor het nog moeilijker wordt om de broodnodige economische hervormingen en bezuinigingen door te voeren.’

Machtsvacuüm

Maar de voornaamste reden waarom het weinig waarschijnlijk is dat de eurocrisis wordt opgelost, is het ontbreken van politiek leiderschap. ‘We zitten met een gevaarlijk machtsvacuüm’, vervolgt Marsh. ‘De euro is een munt waarvoor niemand echt verantwoordelijk is. Ze wordt in de dagelijkse praktijk beheerd door de ECB, maar die heeft geen politieke tegenhanger – alleen een kakofonische groep lidstaten. De eurocrisis vereist radicale beslissingen, maar iedere mogelijke uitweg wordt geblokkeerd door de incompetentie van onze politieke leiders. Frankrijk en Duitsland, de enige twee die er in dit verhaal echt toe doen, hebben geen gezamenlijk doel voor de monetaire unie. Erger nog, ze groeien steeds verder uit elkaar, nu de gemeenteraadsverkiezingen de positie van de Franse president François Hollande nog hebben verzwakt. Kortom: ik denk dat er nog een monumentale crisis zit aan te komen.’

Het enige land dat volgens Marsh op dit moment voor dat Europese leiderschap in aanmerking komt, is Duitsland. Maar Europa’s sterkste economie bedankt feestelijk voor die rol.

‘Door de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog wil niemand dat de Duitsers de leiding nemen in Europa, en zij willen het zelf ook niet. Bondskanselier Angela Merkel kan eigenlijk alleen maar teleurstellen. De mensen in Duitsland vinden dat ze te veel heeft gedaan om de Grieken te helpen, de mensen in Griekenland te weinig. Duitsland is een verdeeld land als het op de euro aankomt. De Duitsers willen offers brengen voor Europa, maar er zijn grenzen. In een echte politieke unie moeten ook de lasten worden gedeeld en zouden de Duitsers de noodlijdende zuidelijke naties financieel te hulp moeten schieten. Maar Duitsland wil zijn economie niet op het spel zetten om die landen uit het economische slop te halen.’

Er werd in de Duitse pers op het hoogtepunt van de eurocrisis heftig gefulmineerd tegen de zogenaamde ’transferunie’. Maar tot dusver is er nauwelijks rechtstreeks geld van de Duitse belastingbetalers naar de Grieken of de Italianen gegaan, geeft ook Marsh toe. De beschikbaar gemaakte middelen zitten voorlopig allemaal in noodkredieten en bankgaranties. ‘Slechts een paar honderd miljoen euro is ook echt van de Europese belastingbetalers naar Griekenland gevloeid. Nog een reden waarom je kunt zeggen dat de eurocrisis nog geen acute fase heeft bereikt. We zijn de Rubicon nog niet overgestoken. Maar ik denk dat dit in de toekomst wel zal gebeuren. Negentig procent van de Griekse schuld is nu in handen van Europese overheden en publieke hulpfondsen. Vijf jaar geleden waren de crediteuren vooral private banken. Aangezien de Grieken hun schulden nooit helemaal zullen kunnen terugbetalen, zullen staten hier uiteindelijk geld aan verliezen.’

Waarheidscommissie

Niemand heeft tot nu toe rekenschap moeten geven van de fouten die in de eurocrisis zijn gemaakt. Als het van David Marsh afhing, kwam er een – ruime – beklaagdenbank. Hij pleit voor de oprichting van een waarheids- en verzoeningscommissie, waar de verantwoordelijken van de eurocrisis zouden moeten verschijnen. Dat zijn er nogal wat. De Grieken om te beginnen, maar ook de financiële instellingen in de goed presterende economieën die hen lichtzinnig geld hebben geleend. De ambtenaren van de Europese Commissie ook, die beter de geflatteerde Griekse cijfers hadden moeten bestuderen – ‘het was overduidelijk dat er een enorme kredietcrisis zat aan te komen’. De politieke beleidsmakers en de ECB, die met hun ‘ongebreideld optimisme’ de ogen hebben gesloten voor de steeds groter wordende problemen. Verder ook de nationale toezichthouders die niet zagen dat de solvabiliteit van de banken in gevaar kwam, en ga zo maar door.

Wat de toekomst betreft, is het probleem dat we wel weten wat er moet gebeuren om de euro te redden, maar dat de politieke wil en het democratische draagvlak ten enenmale ontbreken. Dat is het doodlopende steegje waarin de Europese politieke leiders het continent volgens Marsh hebben vastgereden.

‘De nood aan politieke integratie is groter dan ooit’, legt hij uit. ‘Maar de mogelijkheid om die te realiseren, is kleiner dan ooit. Bevolkingen hebben nu al het gevoel dat de beslissingen over hun hoofden heen worden genomen. Ze willen echt niet dat de Duitsers, of wie dan ook, de baas worden van een soort Europees superministerie, dat vanuit Brussel of Luxemburg het economische beleid en de begrotingen zou controleren. Het is al moeilijk genoeg om een land als België samen te houden. Het is nog veel moeilijker om dat te doen met landen die helemaal geen culturele banden hebben.’

Marsh licht in zijn boek een tienstappenplan toe voor het behoud van de euro. ‘Niet bijster origineel, hoor’, lacht hij. ‘Wat ik bepleit, is al eerder gezegd en geschreven.’ Maar het lijstje oogt indrukwekkend. Zo moet er een volledige politieke unie komen, met een rechtstreeks gekozen Europese president die verantwoording aflegt aan het Europees Parlement. Voorts pleit hij voor gecentraliseerde, echt onafhankelijke Europese controle over nationale begrotingen, met bindende regels in verband met overheidsuitgaven en -inkomsten. Een echte centrale bank ook, waar overheden in laatste instantie terechtkunnen voor een lening. En euro-obligaties, zodat de hele publieke sector van de eurolidstaten kan lenen onder gezamenlijke kredietgaranties. Leden van de muntunie moeten beloven andere landen of hun bankennetwerk te redden wanneer die in de problemen komen en een groter deel van hun belastinginkomsten aan Europa afstaan dan nu het geval is. Behoorlijk ambitieus dus, en zoals Marsh betoogt: het zou best kunnen dat doen wat nodig is, simpelweg onhaalbaar is binnen de komende tien jaar.

Elke stap die Marsh beschrijft, duwt Europa immers richting meer centralisatie en neemt macht weg van nationaal verkozen regeringen, wat erg moeilijk ligt in veel landen. ‘Lidstaten hebben weliswaar een stuk soevereiniteit met Europa gedeeld, maar ze zijn niet bereid die helemaal op te geven in bepaalde sleutelgebieden van hun beleid. Dat is de reden waarom de Britten niet bij de euro zijn gegaan. Maar in een muntunie is het opgeven van nationale soevereiniteit cruciaal.’

Kiest Europa de weg naar politieke integratie, dan ligt de weg naar herstel open. ‘Doet Europa dat niet, dan is het, met de woorden van een belangrijke Duitse beleidsmaker met wie ik onlangs sprak, afgelopen met de euro’, aldus Marsh.

De bittere ironie van de gemeenschappelijke munt is dat de euro het Europese continent juist onderling meer heeft verdeeld. Stereotypen over luie Grieken en oorlogszuchtige Duitsers – in Griekse protestdemonstraties werden borden met Angela Merkel en nazisymbolen meegedragen – steken door de eurocrisis opnieuw de kop op.

Dat we toch blijven ‘aanmodderen’ met de euro komt volgens Marsh omdat iedereen bang is voor de mogelijke gevolgen van een volledige ineenstorting. Bovendien is het opdoeken van de euro behalve een ongetwijfeld pijnlijke ook een moeilijk te bevatten operatie. ‘Je kunt je een Europa indenken dat nooit de euro had, maar het is heel moeilijk om je een Europa in te denken dat ooit de euro heeft gehad. Het is zoals een kind verliezen. Het zou een tragedie zijn.’

Maar doorgaan met de euro is volgens Marsh ook een recept voor tragedie. Op een gegeven moment zullen we de fase bereiken waarin de kosten van het aanmodderen met de euro hoger liggen dan die van het liquideren ervan. Al kan de huidige verlammende impasse nog wel even doorgaan. ‘Uit de geschiedenis blijkt dat periodes met een wankel evenwicht heel lang kunnen duren. De Ottomaanse overheersing van Griekenland heeft vier eeuwen geduurd’, besluit Marsh, bij een allerlaatste slok koffie.

Europa’s impasse, hoe de eurocrisis kan worden opgelost en waarom dat niet gebeurt van David Marsh, 168 blz., uitgegeven bij De Bezige Bij.

DOOR HAN RENARD

‘Zonder een politiek kader valt een monetaire unie meestal weer uit elkaar.’

‘Het is heel moeilijk om je een Europa in te denken dat ooit de euro heeft gehad. Het zou een tragedie zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content