Misschien worden de inlichtingendiensten wel voortdurend overschat. Hun technische middelen zijn enorm – de nummerplaat van Bin Ladens auto in de Afghaanse bergen kan makkelijk worden ontcijferd. Maar toch blijft er veel zo goed als onmogelijk. Infiltreren bijvoorbeeld. Dat stelt Cees Wiebes, docent aan de universiteit van Amsterdam en intelligence-expert.

Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Tienduizenden mensen werken voor de Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Miljoenen dollars vloeien er jaarlijks naar FBI en CIA. Ze wisten ook al twee maanden dat er ‘iets’ op til was, en nog slaagden ze er niet in om de aanslagen van 11 september te verhinderen…

Cees Wiebes (Universiteit Amsterdam) bestudeert al jaren de inlichtingendiensten. Hij schreef boeken (onder meer) over vijftig jaar CIA en over de opgedoekte Nederlandse buitenlanddienst. Wiebes vindt het veel te vroeg om een oordeel te vellen. Uitgebreid onderzoek moet eerst uitwijzen wie wat wanneer wist. Pas dan kunnen verantwoordelijkheden worden vastgelegd – en die kunnen evengoed bij de beleidsmakers liggen.

Was u verrast door de aanslagen van vorige week?

Cees Wiebes: Ik ben natuurlijk ontzettend geschrokken door de omvang van de ramp, het gemak waarmee de aanslag werd gepleegd, de mensenlevens die het gekost heeft, de materiële schade, de consequenties voor de wereldinfrastructuur, de impact op de samenleving. Maar de actie kwam voor mij niet helemaal onverwacht. Al sinds juli van dit jaar werden waarschuwingen geuit dat er íéts zat aan te komen. Maar je denkt dan veeleer aan een aanslag op een militaire basis, een ambassade, of een schip.

Hebben de Amerikaanse inlichtingendiensten gefaald?

Wiebes: Dit had voorkomen moeten worden, en degenen die hadden moeten ingrijpen, beschikten blijkbaar niet over voldoende informatie. In dat opzicht heeft men gefaald. Maar anderzijds – het is een beetje rare vergelijking, maar het feit dat wij al jaren strijden tegen kanker en nog steeds geen oplossing hebben voor allerlei vormen van kanker, betekent toch niet dat de medische wetenschap heeft gefaald? Met terrorismebestrijding is het net zo: men zet alle middelen in die men heeft om dit kwaad aan te pakken. Alleen moet je soms vaststellen dat terroristen vaak methodes gebruiken waarop westerse inlichtingendiensten nog niet voldoende geëquipeerd zijn.

Wat bedoelt u precies?

Wiebes: Eigenlijk worstelen inlichtingendiensten nog met de erfenis van de Koude Oorlog. Omdat het bijzonder moeilijk was om achter het IJzeren Gordijn te penetreren, is men zich gaan toeleggen op technische middelen: er werd gespioneerd vanuit de ruimte, vanuit de lucht, vanuit grondstations die enorme afluistercapaciteiten hadden. Dat werkte zeer goed, men wist ontzéttend veel. Waar de vijand zat. Wat de vijand deed. Men kon ook heel goed voorspellen hoe de vijand zou opereren. Als een Russische tankdivisie zich van A naar B verplaatste, wist men automatisch dat een logistieke eenheid ook van B naar A zou gaan, en welke beweging van de ondersteunende luchtstrijdkrachten daarbij hoorde. De Warschaupactdoctrine was vrij rigide, men werkte bepaalde procedures af. Er waren dus eigenlijk geen verrassingen mogelijk.

Maar door zich te concentreren op de technische middelen is men de meer klassieke middelen, namelijk agenten, bronnen, spionnen, informanten, gaan verwaarlozen. Op die delen is, met name in de Amerikaanse intelligencegemeenschap, ontzettend gekort, zowel qua budget als qua personeelssterkte. En dit is typisch: georganiseerde misdaad, terrorisme, drugshandel kun je bijna niet meer met technische middelen bestrijden. Daar moet je mensen, human intelligence zoals dat in het jargon heet, tegenaan plakken.

Maar die zogenaamde ‘HUMINT’ heeft toch ook zijn beperkingen: het is blijkbaar onmogelijk voor een inlichtingendienst om bijvoorbeeld in een Afghaans trainingskamp van Bin Laden te infiltreren.

Wiebes: Dat is bijna niet te doen, nee. Daarvoor moet je Afghanen rekruteren, en die zul je niet makkelijk vinden. Je moet in de oppositiekringen, bij de troepen van de zopas overleden Shah Massoed, gaan zoeken. Maar dat zijn oude vijanden, die de Verenigde Staten actief heeft bestreden. Of je moet iemand vinden die meent dat Bin Laden te ver gaat. Daar kun je jaren naar zoeken. Je botst ook vaak op het eeuwige morele dilemma van de inlichtingendiensten: Hoe ver ga je? Kun je een agent laten meewerken aan aanslagen en moorden? De wet staat dat niet toe.

En de inlichtingendienst moet zelf ook mensen hebben die zo’n agent kunnen runnen. Je moet de taal spreken – in heel Florida is bijvoorbeeld niet één FBI-medewerker die Arabisch spreekt. Dat is inderdaad waanzinnig. Maar hoe kom je zo snel aan iemand die Arabisch spreekt? Daar moet je mensen voor opleiden. Daaraan merk je weer hoe langzaam de omslag van koudeoorlogdenken wordt gemaakt. Dat is niets unieks Amerikaans, dat gebeurt ook nog in België, in Nederland en in andere landen. Men telt bij wijze van spreken nog steeds het aantal tanks in Algerije, terwijl het volstrekt geen relevantie heeft.

Hoe ver reiken de technische mogelijkheden van de inlichtingendiensten nu? Kan ieder dorpje in Afghanistan in kaart worden gebracht?

Wiebes: Zeer zeker. Als Bin Laden in een auto rondrijdt, kunnen de spionagesatellieten de nummerplaten lezen. Men is ook in staat om alle berichtenverkeer te onderscheppen: telefoon, gsm, e-mail, telexverkeer, elektronisch dataverkeer… .Als je gsm aanstaat, kunnen ze vanuit een satelliet je positie tot op vijf meter nauwkeurig bepalen. Dat is niet zo raar, want die gsm zendt om de zoveel minuten een signaal uit om te zoeken naar de dichtstbijzijnde mast.

De aanslagen in Israël waarbij Israëlische helikopters Palestijnse terroristen in auto’s of in huizen uit de weg ruimen, zijn alleen gebaseerd op het gebruik van gsm’s. De Tsjetsjeense rebellenleider Doedajev hebben de Russen ook op die manier kunnen lokaliseren. Vervolgens hebben ze die coördinaten ingevoerd in een MIG-raket en die heeft het huis getroffen waar Doedajev zat te bellen.

Hoe kan het dan dat Bin Laden al zovele jaren onvindbaar blijft?

Wiebes: Bin Laden verplaatst zich voornamelijk ’s nachts en verblijft overdag in grotten. Hij zet ook neptentenkampen op, zo is gebleken, louter om verwarring te zaaien. Over het algemeen communiceert hij ook niet per telefoon of per e-mail. Hij gebruikt zeer moderne technieken zoals de steganografie, waarbij beeldmateriaal wordt overgezonden waarin bepaalde boodschappen verborgen zitten. En hij doet ook een beroep op negentiende-eeuwse methodes: de koerier, de post. Tegen geen van beide werkwijzen valt veel te ondernemen. Daarnaast bemoeilijkt de losse structuur van dit soort terroristische organisaties, die met hele kleine cellen werken die weinig van elkaar afweten, de taak van de inlichtingendiensten.

‘Word wakker. Dit is Wereldoorlog III’, schreef Thomas L. Friedman van ‘The New York Times’ vorige week.

Wiebes: Het is vreselijk wat er is gebeurd, maar ik ben het er absoluut niet mee eens dat dit oorlog zou zijn. Een oorlog wordt uitgevochten tussen staten, voor een oorlog heb je partijen nodig.

Een wereldoorlog is de allergrootste veiligheidsbedreiging die een mens zich kan voorstellen. Misschien neemt die bedreiging in deze tijd de vorm van terrorisme aan.

Wiebes: Maar zijn de mensen dan München 1972 vergeten? Zijn ze alle vliegtuigen vergeten die in de lucht of op de grond werden opgeblazen? De bomaanslag in Beiroet? De boeings 747 die of boven de Pacific of boven de Atlantische Oceaan door de Sikhs werden opgeblazen? Zijn de mensen de gasaanval in Tokio vergeten? Ik kan zo nog wel een uur doorgaan met het opsommen van terroristische aanslagen. Terrorisme is al heel lang een bedreiging. Alleen wordt het steeds moeilijker om terrorisme onder controle te houden. Dat heeft te maken met de mondialisering en de technologisering van de wereld. Het aantal mogelijke rampscenario’s is groot. De CIA heeft onlangs nog een rapport gepubliceerd over bacteriologische oorlogsvoering. Het agentschap heeft er ook ernstig rekening mee gehouden dat groepen als die van Bin Laden bewust de mond-en-klauwzeer-epidemie in de Verenigde Staten zouden invoeren.

Europa heeft zich solidair verklaard met de Verenigde Staten. We willen helpen. Maar hebben de Europeanen de Amerikanen wel iets te bieden?

Wiebes: De beslissing van de NAVO om het befaamde artikel V ( waarin de bondgenoten verklaren dat een aanval tegen een van hen als een aanval tegen allen zal worden beschouwd en zij zich verbinden samen op te treden) in te roepen, vind ik wat declaratoir. Het is een politiek gebaar, maar ik zie Belgische vliegtuigen nog niet naar Afghanistan vliegen. Maar op gebied van intelligence kunnen we zeker wat doen.

Terrorisme is toch vaak een legpuzzel van honderd stukjes. De Amerikanen zijn tot veel in staat. Van die honderd stukjes kunnen ze er misschien zestig of zeventig zelf leggen. Maar daarmee heb je niet altijd het complete beeld. Kleinere diensten, zoals de Europese, kunnen soms een, twee, drie stukjes aandragen die cruciaal blijken te zijn. Dat is in het verleden ook gebeurd. Nederlandse diensten hebben in de jaren zeventig PLO-aanslagen op Israëlische doelen en personen weten te voorkomen. Kleine diensten zijn op bepaalde punten soms sterker dan grote diensten.

Op welke punten dan?

Wiebes: Ik zal u een voorbeeld geven. De Amerikanen waren altijd heel slecht in het opereren in het Midden-Oosten. Waarom? Omdat een Amerikaan in het Midden-Oosten per definitie als een CIA-spion werd beschouwd. Nederlanders opereren veel gemakkelijker in de regio. Want Nederlanders, dat zijn geen spionnen, dat zijn handelaren, bankiers, zakenlui. Altijd. Kortom, de Nederlanders hadden het makkelijker wat betreft agenten en bronnen. Ze kregen soms ook informatie binnen die de Amerikanen niet binnenkregen.

Hetzelfde geldt ook op het gebied van het berichtenverkeer. De Amerikanen onderscheppen veel. Maar door de hoeveelheid kunnen ze hooguit tien à twintig procent van de onderschepte berichten analyseren. Er glippen dus dingen tussen de mazen van het net. Kleine diensten, zoals de Denen, de Noren, de Belgen, de Nederlanders, zien niet alles, maar kunnen weleens wat men een golden nugget noemt, hebben.

Valt terrorisme eigenlijk efficiënt te bestrijden?

Wiebes: Als iemand vanuit een fanatieke religieuze of politieke achtergrond vastbesloten is om een aanslag te plegen, ja, wat kun je daartegen doen? Ik ben daar vrij somber in. Terrorisme is er altijd geweest en ik vrees dat het er nog heel lang zal blijven.

Wordt ‘intelligence’ het belangrijkste wapen in de strijd tegen het terrorisme?

Wiebes: Dat is het al. Wat kan een gewoon leger doen? Niet veel toch? Ze kunnen enkel wraak nemen achteraf of, als ze over voldoende informatie beschikken, in de voorbereidende fase toeslaan. Intelligence heb je nodig om te zoeken en te vinden. Maar ook de inlichtingendiensten hebben vele beperkingen. Het is hen bijvoorbeeld bij wet verboden om Amerikanen in Amerika af te luisteren. Daar hebben ze de toestemming van de rechter voor nodig. Dat werkt niet soepel, natuurlijk. Misschien zullen de diensten na de gebeurtenissen van vorige dinsdag meer bevoegdheden krijgen. De vader van de huidige president, George Bush senior, heeft al gezegd dat men het recht op privacy maar eens moest herbekijken.

De Amerikaanse inlichtingendiensten zijn de voorbije jaren vaak het voorwerp van zware kritiek geweest. Is dat volgens u terecht?

Wiebes: Het is moeilijk om daar een juist oordeel over te vellen, omdat we geen volledig beeld hebben van hun activiteiten. Je hebt geen zicht op alle succesvolle operaties die ze hebben uitgevoerd. Je kunt alleen vaststellen dat men de laatste jaren toch redelijk in staat is gebleken dit soort gebeurtenissen in de Verenigde Staten onder controle te houden.

Bent u niet erg vriendelijk?

Wiebes: Laten we het omdraaien: wat valt hen te verwijten? Om te oordelen dat ze in dit dossier gefaald hebben, vind ik het veel te vroeg. Als je de theorievorming over zogenaamde intelligence failures bestudeert, merk je trouwens dat die eigenlijk maar heel zelden voorkomen. De inlichtingendienst heeft altijd wel informatie. Neem de Jom Kippoeroorlog in 1973, de inval in Koeweit – er was altijd informatie. Maar de vraag is vaak ook: zijn de beleidsmakers bereid om de intelligence te accepteren?

Ook nu zie je dat fenomeen weer opduiken. De Amerikaanse diensten waarschuwden al van in juli dat er iets op til was. Je krijgt vaak een soort crying wolf-effect. ‘Daar heb je ze weer.’ ‘Maar geef dan eens harde aanwijzingen.’ ‘We weten nog niks.’ ‘Ja, dat is bij jullie altijd hetzelfde.’ Het zou niet de eerste keer zijn dat inlichtingendiensten wel degelijk concrete signalen hadden afgegeven, maar dat de beleidsmakers er niets mee deden.

De inlichtingendiensten zijn, als er wat misloopt, vaak kop van Jut?

Wiebes: Misschien worden de capaciteiten van die diensten wel voortdurend overschat. Het is natuurlijk in hun eigen belang dat ze een ijzersterke reputatie hebben. Maar het kan zich ook tegen hen keren. En het is helemaal niet zo dat ik vriendelijk wil zijn voor de inlichtingendiensten. Alleen beschouw ik inlichtingen- en veiligheidsdiensten helaas wel als een noodzakelijk kwaad. Ik ben het volstrekt oneens met mensen die nu roepen dat we ze beter kunnen opdoeken omdat we er toch niks aan hebben. Wie gaat het dan doen? De politie? Dan creëer je inlichtingendiensten binnen de politie. Dan kun je beter de bestaande diensten houden.

Na de val van de Berlijnse Muur, in 1989, werd er in Amerika al betoogd dat die diensten niet meer nodig waren. Maar we hebben kunnen vaststellen dat sindsdien de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alleen maar spectaculair zijn gegroeid. Zowel wat de personele bezetting aangaat als wat de financiële middelen betreft. De diversiteit van de dreigingen is alsmaar groter geworden. Vroeger had je een duidelijke tegenstander: de Sovjet-Unie. Nu heb je talloze deelrepublieken. En een aantal ervan – kijk maar naar de Oekraïense president Aleksandr Loekasjenko – worden gewoon geregeerd door de georganiseerde criminaliteit. Het werk is alleen maar toegenomen. Het is ook complexer geworden door de onderlinge dwarsverbanden. Afghanistan biedt niet alleen onderdak aan ’s werelds meest gezochte terrorist, het is ook een van de belangrijkste heroïneproducenten ter wereld.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content