De nieuwe paus wordt beschreven als een hardliner, voor wie iedereen bang moet zijn. Maar hoe ver strekken de pauselijke bevoegdheden werkelijk? Een gesprek met Luc De Fleurquin.

Wat weten we eigenlijk echt over Benedictus XVI? Stel dat alles wat over hem geschreven werd, waar is: wat kwaads kan de man doen? Of neutraler: hoeveel macht heeft de paus? Professor Luc De Fleurquin, specialist kerkelijk publiekrecht aan de KU Leuven. ‘We moeten het toch nog eens zeggen. De Kerk is essentieel gestructureerd in bisdommen. De paus is in de eerste plaats bisschop van Rome, een stadsbisdom van 2.600.000 katholieken en 335 parochies. Dat is zijn eerste taak.’

Voor de wereld is hij paus en dus de leider van de 1,1 miljard gelovigen.

LUC DE FLEURQUIN: Dat is zijn tweede taak. Hij is de ‘behoeder van de universele communio‘, de broederband tussen de 2800 bisdommen wereldwijd. Die taak komt vandaag over als een zeer uitgebreide en sterk uitgebouwde juridische bevoegdheid.

Maar oorspronkelijk bestond die pauselijke macht niet. De lokale Kerk en de bisschop van Rome werden wel vanaf de tweede eeuw al gezien als de behoeders van een sterk en origineel getuigenis over Jezus. De apostelen Petrus en Paulus zijn niet de stichters van de lokale kerkgemeenschap in Rome; die bestond al toen ze er aankwamen. Maar beiden hebben er geleefd, ze zijn er als martelaar gestorven en liggen er begraven. Bovendien was de lokale Kerk van Rome gevestigd in de hoofdstad van het Romeinse Rijk. Zo kreeg Rome en niet Jeruzalem een natuurlijke eerste plaats.

Rome werd dus al snel beschouwd als ijkpunt van het geloof. In communio zijn met die Romeinse gemeenschap werd het synoniem van correct zijn en dus legden lokale Kerken hun conflicten voor aan de bisschop van Rome. Dat ging allemaal geleidelijk, de grote wending kwam in het begin van het tweede millennium toen de Kerk de benoeming van de bisschoppen en vooral die van de bisschop van Rome uit handen van de keizers en koningen loswrikte.

We zien dus dat lokale Kerken pausen de macht geven om te oordelen, maar pausen hebben die macht ook zelf uitgebreid. Al in de vierde en vijfde eeuw laten pausen duidelijk weten: ‘Ik ben de paus, ik beslis.’

Zo groeide doorheen de geschiedenis vanuit een natuurlijk prestige een feitelijk moreel gezag dat zich ontwikkelde naar bestuurlijk overwicht en uiteindelijk naar een macht die niet meer te contesteren viel.

Een macht die niet te contesteren is, dat klinkt dreigend.

DE FLEURQUIN: Er is geen scheiding van machten binnen de Kerk, ook niet in een bisdom trouwens. Bij een bisdom wordt die macht in zekere zin gecorrigeerd omdat de bisschop bij belangrijke beslissingen bepaalde raden moet raadplegen, ook al beslist hij nadien alleen. Zo kan hij bijvoorbeeld geen parochie afschaffen zonder overleg met de priesterraad.

De paus kan door geen enkele instelling of persoon ter verantwoording worden geroepen of voor de rechtbank gedaagd. Dat staat ook in het kerkelijk wetboek: ‘De eerste zetel – dat is de bisschopszetel van Rome – kan door niemand beoordeeld worden.’ Bijgevolg is tegen een beslissing van de paus geen beroep mogelijk. Voor gewoon strafrecht en civiele zaken geniet hij bovendien immuniteit omdat hij staatshoofd is van Vaticaanstad. Hij is ook diplomatiek onschendbaar.

Benedictus XVI had het over een bijzonder zware taak.

DE FLEURQUIN: Een paus is in de eerste plaats bisschop van Rome en in die functie heeft hij de helpers en structuren die elke bisschop heeft. Voor de universele Kerk wordt hij geholpen door de mensen en diensten van de Romeinse Curie. Dat bestuursapparaat is een historisch gegroeid complex geheel van instellingen en rechtbanken. Het kerkelijk recht benadrukt zeer sterk dat de Curie werkt ‘in naam van de paus en onder zijn gezag’.

Concreet wil dat zeggen dat alle grote beslissingen – benoemingen bijvoorbeeld – worden voorgelegd aan de paus, hij keurt die goed en tekent ze. De lopende zaken en de minder belangrijke zaken werken de instellingen van de Curie zelf af. Niet naar eigen goeddunken, maar volgens de 193 artikels die in een organieke wet – de apostolische constitutie Pastor bonus (Goede herder) van 1988 – zijn vastgelegd.

Elk van die instellingen heeft een aantal stafleden, niet eens zoveel trouwens. Dat zijn dus mensen die dag in dag uit documenten en beslissingen voorbereiden. Dan zijn er ook gewone leden, kardinalen die voor vijf jaar door de paus benoemd worden. Ze worden dan lid van de algemene vergadering van een congregatie of pauselijke raad, die als algemene vergadering minstens één keer per jaar bijeenkomt en de grote lijnen uitzet. En elke instelling heeft ook experts, veelal professoren of bisschoppen, die meestal schriftelijk geraadpleegd worden.

Als een paus sterft, verliezen de prefecten en leden hun ambt. De stafleden blijven doorwerken.

Over de macht van de Curie wordt altijd geheimzinnig gedaan.

DE FLEURQUIN: De meeste kardinalen die aan het hoofd van zo’n instelling staan, hebben elke week een persoonlijk onderhoud met de paus. Dat worden dus vertrouwensmensen en dat geeft macht.

Vele mensen denken dat elke Romeinse tekst rechtstreeks van de paus komt. Dat klopt niet. Er zijn – net als in het staatsbestuur van ons land – categorieën van documenten. In de Kerk zijn pauselijke documenten uiteraard de belangrijkste. Daarnaast zijn er ook brieven van de verantwoordelijken van elke Curie-instelling. Sommigen worden voorgelegd aan de paus, zoals meestal vermeld in de tekst zelf. Soms worden bepaalde stukken van een tekst door een paus expliciet goedgekeurd, alsof hij die zelf heeft geschreven. Die stukken zijn belangrijker en je mag er niet van afwijken, want de paus zelf heeft er zich over uitgesproken.

Concreet: welke macht heeft de paus?

DE FLEURQUIN: Je zou die kunnen onderverdelen in drie categorieën. Er zijn de exclusieve bevoegdheden die enkel de paus toekomen. Hij benoemt de nieuwe bisschoppen, hij benoemt de kardinalen. Hij verplaatst ook de bisschoppen, zoals kardinaal Danneels, die in 1979 van Antwerpen naar Mechelen-Brussel werd verplaatst. Hij kan uitzonderlijk ook bisschoppen bestraffen. Ook een beroep tegen beslissingen van een lokale bisschop wordt door de paus getrancheerd.

Ook de uitvaardiging van nieuwe wetten die voor de hele Kerk gelden en de zogenaamde laïcisering van priesters – priesters die priester blijven maar aan wie enkel nog de rechten en plichten van een leek toekomen – zijn exclusief aan de paus toegewezen. En het is ook de paus die beslist over verdragen tussen de Heilige Stoel en de staten.

Als de paus overleden is, liggen al die bevoegdheden stil. De Kerk kent geen structuur met een interimpaus.

Naast de exclusieve pauselijke bevoegdheden bestaan de gedelegeerde bevoegdheden die normaal door de Curie worden behandeld. Daar kan de paus ingrijpen, maar hij doet dat normaal niet.

De derde categorie omvat de vele vormen van occasionele samenwerking met de bisschoppen. Zo kan alleen de paus een concilie bijeenroepen. Dat is zo’n sterke bevoegdheid dat de wetgeving stelt dat dat concilie van rechtswege stilvalt als de paus sterft. Toen Johannes XXIII overleed, werd het Tweede Vaticaans Concilie geschorst. Zijn opvolger besliste het voort te zetten. Een ander voorbeeld is het bijeenroepen van bisschoppensynodes. Er zijn de laatste veertig jaar zo’n twintig bisschoppensynodes geweest die door de paus werden bijeengeroepen en voorgezeten. Ook daar valt alles van rechtswege stil als de paus overlijdt.

Een belangrijke occasionele samenwerking bestaat in de visitatio ad limina die alle bisschoppen om de vijf jaar moeten afleggen. Daar bespreken ze een rapport over de toestand van hun bisdom met de paus en zijn voornaamste medewerkers. In de praktijk ontmoet de paus elk jaar 500 à 600 bisschoppen. Die bezoeken nemen veel tijd in beslag, maar ze maken van de paus een zeer goed geïnformeerd man en daardoor eigenlijk ook een machtig man. Zeer uitzonderlijk kan hij immers ook een bisschop afzetten of verplaatsen wanneer dat echt nodig is. Die bevoegdheid wordt echter zelden gebruikt. Vergeten we daarbij ook niet dat de pauselijke bevoegdheid al aanvangt bij de benoeming van een bisschop.

Daar wordt de keuze klein.

DE FLEURQUIN: Dat is juist. Waar zal de Kerk in de nabije en verdere toekomst goede bisschoppen vinden? Er zijn in het Westen maar weinig priesters meer. De keuze is dus beperkt. Dat heeft trouwens soms ook nog andere verrassende gevolgen. Er zijn niet voldoende priesters meer voor alle parochies, zodat parochies een federatie vormen met aan het hoofd een coördinator, benoemd door de bisschop. Dat kan een diaken zijn, het kan ook een vrouw zijn. Je moet priester zijn om pastoor te worden, maar voor de functie van coördinator hoeft men in bepaalde bisdommen geen priester te zijn.

Er is veel kritiek op deze paus. Sommige mensen roepen op de Kerk te verlaten.

DE FLEURQUIN: Dat lijkt mij een overhaaste emotionele reactie. Geloof in God en de gehechtheid aan de Kerk mogen niet afhangen van een verkiezing. De huidige paus zou trouwens de eerste zijn om dat te bevestigen. Niettemin kan een gewone gelovige wegwandelen zonder dat iemand hem of haar kan tegenhouden. Alleen blijft hij wel katholiek, tenzij hij beslist formeel de Kerk te verlaten. Dat kan op twee manieren: door lid te worden van een andere Kerk of door een verklaring te sturen naar de pastoor of de bisschop waarop je bij ‘formele act’ verklaart geen lid meer te willen zijn. Dan komt er een nota in de marge van het doopregister. Dat wordt soms foutief ontdopen genoemd, want je blijft gedoopt.

En als je later terug wilt?

DE FLEURQUIN: Dan moet je door de Kerk opnieuw aanvaard worden.

Misjoe Verleyen

‘Al in de vierde en vijfde eeuw lieten pausen duidelijk weten: ik ben de paus, ik beslis.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content