Albrecht en Isabella en de Nederlanden, een bestuur in het teken van de restauratie. Een gesprek met professor Luc Duerloo.

Toen Filips II tegen het einde van de zestiende eeuw inzag dat hij de oorlog tegen de protestantse rebellen in de Nederlanden toch niet kon winnen, besloot hij de zaak anders aan te pakken. Hoe men ook moge denken over de man en zijn politiek, “Filips II was een vorst, die een visie op de staat probeerde te realiseren, met keuzes waar coherentie achter zat.” Dat zegt professor LucDuerloo, die geschiedenis doceert aan de Economische Hogeschool Sint-Aloysius (EHSAL) in Brussel. Hij is nu commissaris van de prestigieuze tentoonstelling Albrecht en Isabella. 1598-1621, die op 17 september begint.

“Het doel dat hij voor ogen had, toen hij zijn dochter en schoonzoon als vorsten naar Brussel stuurde, was het behoud van het Habsburgse Huis bij het bestuur van de Nederlanden. Een dynastie was een familiebedrijf, dat met alle middelen in stand moest worden gehouden. Vandaar ook de vele huwelijken tussen leden van de familie. Aan het eind van zijn leven had Karel V zijn immense rijk in stukken verdeeld. Er waren nu Habsburgse hoven in Madrid, Praag, Graz en Innsbrück. Met de komst van Albrecht en Isabella naar Brussel kwam er een vijfde hof bij.”

“Isabella (1566-1633) en haar zusje Catherina waren de kinderen van Filips uit zijn derde huwelijk met de Franse Elisabeth de Valois. De beide kinderen werden als het ware opgevoed in het bureau van hun vader. Zo kwam Isabella al heel vlug in contact met belangrijke bezoekers, want Filips had de bedoeling haar tot koningin op te leiden. Oorspronkelijk zou zij trouwen met Don Sebastian, de jonge koning van Portugal, haar eigen neef, maar die verdween in Marokko tijdens een gevecht met de Moren.”

“Andere namen circuleerden en uiteindelijk viel de keuze op een andere neef, Ernst, een jongere broer van keizer Rudolf II. Ernst werd eerst als landvoogd naar de Nederlanden gestuurd met de belofte dat hij later met Isabella mocht trouwen. Maar in 1595 stierf hij en het plan viel in duigen. Andere verwanten waren te jong en dan bleef er maar één kandidaat-bruidegom over, Albrecht. Maar daar zat het probleem, de jonge man was voorbestemd voor een andere taak. Albrecht (1559-1621) was in Wiener Neustadt geboren als zoon van keizer Maximiliaan II en Maria, de zus van Filips II. Dat koppel kreeg zestien kinderen en daarom stelde Filips voor om een paar van de jongens aan het Spaanse hof op te voeden. Albrecht was tien jaar toen hij met zijn broertje Wenzel in Spanje aankwam. Filips’ eigen zoon, Don Carlos, die waarschijnlijk zwaar gehandicapt was en die wegens zijn opstandige gedrag in de gevangenis terechtkwam, was daar in 1568 gestorven.”

“Filips zag wel iets in Albrecht. Voor zijn achttiende verjaardag kreeg de jonge man de kardinaalshoed aangeboden. Hij werd ook benoemd tot aartsbisschop van Toledo, toen het rijkste dioscees van heel de katholieke kerk. Albrecht was duidelijk voorbestemd om een belangrijke politieke rol te spelen als raadsman van de koning. Ook al was hij aartsbisschop, toch was hij niet tot priester gewijd. Hij droeg wel de tonsuur (geschoren kruin). Na de dood van zijn broer werd Albrecht de nieuwe landvoogd van de Nederlanden. In 1598 legde hij in de basiliek van Halle plechtig zijn kardinaalsklederen af en omgordde het zwaard als teken van zijn nieuwe waardigheid. En hij trouwde met Isabella. Het vorstelijk paar kreeg de Nederlanden eigenlijk als bruidsschat, onder voorwaarde evenwel dat, als zij kinderloos stierven, het gebied terug onder Spaans bestuur kwam.”

EEN CHARMANTE VROUW

Professor Duerloo is tijdens zijn onderzoek duidelijk onder de indruk gekomen van de vorsten, vooral van Isabella. “Zij was een charmante vrouw met een natuurlijke innemendheid. Zij had ook de ‘groene vingers’ geërfd van haar vader. Die had een aantal prachtige tuinen laten aanleggen, onder meer in Aranguez. Isabella kon dan ook altijd blijgemaakt worden met een nieuwe tulpenbol of een zeldzame boom. Dat was ook nog zo toen zij in Brussel woonde. Daar omringde zij zich met papegaaien, aapjes en dwergen. Zij was geliefd bij de bevolking, meer dan Albrecht. Zij kwam ook onder het volk. Zo schoot zij ooit op de wipschieting van de Zavel in Brussel de hoofdvogel af. Althans, zo wordt verteld.”

“Het bestuur van Albrecht en Isabella stond in het teken van de ‘restauratie’, zowel van de dynastie als van het katholicisme. In beide opdrachten zijn de aartshertogen geslaagd. Ze begonnen met het ‘bezetten van plekken’. Het oude paleis op de Coudenberg werd verbouwd tot hun residentie. In de zomer verbleven zij in het kasteel met park van Mariemont en in de herfst was het de beurt aan Tervuren, want ze gingen graag op jacht in het Zoniënwoud. In Laken kwamen zij ook, ook al stond daar toen nog geen kasteel. Wel werd er een miraculeus beeldje van Maria vereerd, waarschijnlijk voor zwangerschapsproblemen. De aartshertogen trokken er elke zaterdag te voet naartoe, de voorwaarde van Filips indachtig. Isabella zou ooit zwanger zijn geweest, maar die zwangerschap zette zich niet door. Waarom is niet meer te achterhalen. Het koppel was wel redelijk oud voor die tijd en de veelvuldige huwelijken binnen de familie waren ook niet bevorderlijk voor de vruchtbaarheid en de gezondheid. Het aartshertogelijke koppel deed ook herhaalde pogingen om echte ‘koningen’ te worden. De paus had daar wel oor naar, maar de Duitse keizer weigerde. En daar bleef het dan bij.”

“Want de paus en de koning van Spanje (Filips III) waren diegenen, die achter de schermen de touwtjes in handen hielden. Albrecht en Isabella waren naar de Nederlanden gekomen met uitgesproken negatieve ideeën over de ketterij en de ketters. De ketterij – van welke oorsprong ook, luthers, calvinistisch of andere – was een opstand tegen God en vooral tegen de Vorst, die precies zijn macht van God had. Geconfronteerd met de praktijk in de Nederlanden, hebben de aartshertogen wel hun harde standpunt gemilderd. Iedereen wist dat er nog protestanten in de steden en dorpen van het zuiden waren, maar zij werden met rust gelaten.”

“Zo konden enclaves als de ‘Geuzenhoek’ in Sint-Maria-Horebeke blijven bestaan. In Antwerpen waren er dan weer een aantal Portugese handelaars, die zich weliswaar voor de buitenwereld als katholieken gedroegen, maar van wie ook iedereen vermoedde dat zij hun joodse religie trouw waren gebleven. Ook zij werden met rust gelaten.”

DE WEDEROPBOUW

“Albrecht en Isabella hadden een maatschappelijk project. Zij wilden hun concepten over soevereiniteit, ‘onafhankelijkheid’, eigenheid en dynastie waarmaken. Een soort katholiek ethos, als het ware. Daarnaast hadden zij ook economische plannen, al moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen de periode van 1598 tot 1609 en daarna. Tijdens de eerste jaren van hun bewind moesten de aartshertogen voortdurend afrekenen met pogingen van de troepen van de Hollandse prins Maurits om gebieden onder de grote rivieren te veroveren of te heroveren. Den Bosch, bijvoorbeeld, of Maastricht waren nog altijd Spaans. Oostende en Duinkerken waren daarentegen Staats (de Nederlandse Staten-generaal). Omdat de Nederlanders de Scheldemonding blokkeerden, was Antwerpen haven af. Het bleef nochtans een belangrijk handelscentrum.”

“Het beleg van Oostende door de Spaanse troepen moet gezien worden als een poging om opnieuw een uitweg naar zee te krijgen. Dat beleg duurde meer dan drie jaar. Maar de stad werd vanuit zee bevoorraad door Engelse en Hollandse protestanten. In die context moet ook de ‘slag van Nieuwpoort’ gesitueerd worden, waarbij het paard van Albrecht een kogel zou opgevangen hebben die voor de aartshertog zelf bestemd was. De kosten van de oorlog en de oorlogsmoeheid deden de bevolking, zowel in het zuiden als in het noorden, naar vrede snakken. De strijd duurde tenslotte al dertig jaar. Vanaf 1607 werden moeilijke gesprekken aangeknoopt om tot een bestand te komen. Dat kwam er ten slotte in 1609 en duurde tot 1621.”

“De aartshertogen konden pas nu hun economische plannen doorvoeren. Zij zelf stopten veel geld in de wederopbouw van de steden en de infrastructuur, met onder meer de aanleg van dijken en kanalen. Vooral de landbouw werd gestimuleerd. Daarvoor werd veel moerassig land drooggelegd. Niet alleen de Hollanders hadden daar verstand van. In het krekengebied in Assenede zijn er nog altijd een Isabellapolder en een Albrechtpolder. De belangrijkste prestatie op dat vlak was toch wel het droogleggen van de Moeren in de buurt van Veurne. Niemand minder dan de bouwmeester van het Hof, Wenceslas Coebergher, had daar de leiding van.”

“Ook werden de bestuursfuncties in steden en gemeenten in ere hersteld. Daarvoor werden gemeentehuizen gebouwd zoals het complex van het stadhuis en de kasselrij (arrondissementsgebouw) van Veurne. En dan waren er natuurlijk de kerken. Want die hoorden, vanzelfsprekend in deze periode van de Contrareformatie, tot het publieke domein. Het bekendste religieuze complex is ongetwijfeld de basiliek van Scherpenheuvel. Waarschijnlijk al in de tijd van de Kelten stond daar een eik op een heuvel, een typische heidense offerplaats. De christenen hingen er een beeldje van Maria en rond 1603 kreeg dat beeldje een miraculeuze reputatie. Mirakels waren een bewijs van religieuze rechtgeaardheid. Het was dan ook niet vreemd dat er in het protestantse noorden geen mirakels gebeurden. Want die ketters zaten behoorlijk fout. De aartshertogen besloten Scherpenheuvel rijkelijk uit te bouwen tot de centrale bedevaartplaats van heel de Nederlanden. De politieke eenheid van het gebied werd daarmee nog eens bevestigd.”

DE BAROK

“Ook de sociale bekommernis van Albrecht en Isabella leidde tot belangrijke beslissingen. De lange oorlog had voor veel armoede gezorgd, vooral in de steden. De aartshertogen wilden die aanpakken, niet alleen met liefdadigheid, maar ook met een structureel beleid dat de mensen zelf mogelijkheden bood. Wie geld wilde lenen om een zaak te beginnen, moest naar de ‘Lombarden’, de lommerd. En die vroegen omstreeks 1600 een intrest van niet minder dan 32,5 procent. Wenceslas Coebergher had in Italië de ‘Bergen van Barmhartigheid’ leren kennen. Daar konden de mensen geld lenen aan ongeveer 10 procent. Overal in onze steden werden nu Bergen van Barmhartigheid opgericht. De oudste, in Brussel, bestaat nog.”

“Vorsten die zichzelf in die dagen au sérieux namen en geloofwaardig wilden overkomen bij de collega’s, waren verplicht hun hof naar internationale maatstaven in te richten. Kunstwerken en kunstenaars waren instrumenten van het beleid, zowel op politiek als op religieus gebied. Bij de aartshertogen liepen die twee trouwens hand in hand. Ook in de steden en in de kloosters was er een enorme vraag naar nieuwe kunstwerken, schilderijen en vooral beelden. Nog maar enkele decennia eerder was de beeldenstorm door onze gewesten geraasd. Massa’s religieuze werken werden toen vernield.”

“De opkomst van de Contrareformatie liep ook parallel met de komst van een nieuwe vormentaal in de kunst, de barok. Bij de aartshertogen waren een aantal schilders aan het werk, grote meesters zoals Pieter Paul Rubens, Jan Brueghel de Jongere, Otto van Veen en Theodoor van Loon. Rubens had jarenlang in Italië gewerkt. Toen zijn moeder stierf, keerde hij even naar Antwerpen terug. Hij wou daarna eigenlijk terug naar Italië, maar de aartshertogen wisten hem, waarschijnlijk met veel geld, in dienst te krijgen. Rubens heeft niet zoveel geschilderd voor zijn vorsten. Otto van Veen en Jan Brueghel werden door hen het meest geapprecieerd.”

De tentoonstelling over de aartshertogen laat de verstrengeling zien tussen hun beleid en de kunst. Er moet een totaalindruk ontstaan van beelden, literatuur en wetenschappen. “De zintuigen” vormen de structuur waarrond de expositie is opgebouwd. Dat leidt soms tot verrassende confrontaties. Bij “de tastzin” wordt zowel aandacht besteed aan minnekozende paartjes als aan wapens en oorlog. Het beleg van Oostende en de Slag van Nieuwpoort worden er opgevoerd. Ook de diplomatieke geschenken komen hier ter sprake. Bij “het gehoor” hoort uiteraard de muziek aan het hof thuis, maar ook de “harmonie in de maatschappij” met het systeem van de Bergen van Barmhartigheid. Bij “het gezicht” worden de talloze portretten geplaatst, met als hoogtepunt de twee portretten uit het Prado in Madrid.

De vorsten zelf werden gekonterfeit door Rubens, de achtergrond met de kastelen van Tervuren en Mariemont door Jan Brueghel. Ook aan bod komen de tuinen met de zeldzame dieren en de natuurkundige verzamelingen van het paleis met de schelpen en exotische voorwerpen. Bij “de smaak” horen dan weer de feesten thuis en algemener de “herbeschaving” van de bevolking na de lange oorlog. “De reuk” roept uiteraard de “geur van heiligheid” op van de aartshertogen en hun omgeving. Trouwens, na de dood van haar man in 1621 vertoonde Isabella zich enkel nog in het gewaad van de Derde Orde van Sint-Franciscus. Dat kleed is bewaard gebleven in de Karmel van Brussel, waar ook het huisaltaar uit haar privé-oratorium vandaan komt. Beide zijn in de tentoonstelling voor het eerst te zien.

TERUG NAAR SPANJE

“De regering van de aartshertogen eindigde in verwarring. Ze hadden geen kinderen en zoals voorzien kwamen de Zuidelijke Nederlanden in 1621 opnieuw in Spaanse handen. Het bestand werd niet verlengd en prins Maurits en later zijn broer Frederik Hendrik slaagden erin opnieuw gebieden onder de Grote Rivieren in handen te krijgen. Noord-Brabant en een deel van Limburg werden dan bij de Republiek der Verenigde Provincies gevoegd. De oorlog tussen Spanje en de opstandige Nederlanden eindigde ten slotte in 1648 met de Vrede van Munster. En ook dat wordt dit jaar herdacht.”

“Het calvinisme slaagde er niet meer in haar gelijk op te leggen in de nieuw veroverde gebieden onder de rivieren, zoals eerder gebeurd was in Groningen en Gelderland. Het was de verdienste van de aartshertogen, dat ze het katholicisme opnieuw stevig wortel hadden doen schieten. De religieuze tweedeling van Nederland bestaat trouwens nog altijd. Alleen daarom is een tentoonstelling over Albrecht en Isabella nog zinvol. Vanuit de geschiedenis leren de mensen zo hun eigen samenleving beter begrijpen.”

“Albrecht & Isabella”, in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in het Jubelpark in Brussel. Van 17/9 tot 17/1 1999.

Paul Dossche

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content